Adolf van Rechteren (1465-1520)


Adolf van Rechteren (ook: van Heeckeren genaamd van Rechteren) werd vermoedelijk omstreeks 1465 geboren als zoon van Otto van Heeckeren genaamd van Rechteren en Steventje van den Rutenberg. Van Rechteren huwde op 15 september 1498 te Kessel (Limburg) met Catharina de Cock van Opijnen, dochter van Jan de Cock van Opijnen en Elisabeth van Ranst (overleden 1549). Uit dit huwelijk werden ten minste zeven kinderen geboren. Hij overleed vóór 15 mei 1520.

Adolf van Rechteren was een telg uit het zeer invloedrijke en aanzienlijke riddermatige geslacht Van Rechteren. Als derde zoon waren zijn vooruitzichten op verwerving van een deel van het uitgebreide familiebezit aan leengoederen niet gunstig. Alleen de oudste zoon kon daarop rechten doen gelden. Het verbaast dan ook niet dat er aanvankelijk weinig over hem bekend is. Daarin komt pas verandering in 1496, als hij door Frederik van Baden, bisschop van Utrecht, benoemd wordt tot drost van Coevorden en Drenthe. Dat was een belangrijke functie, omdat de drost niet alleen namens de bisschop als bestuurder van Drenthe optrad en rentmeester over de bisschoppelijke goederen en andere domaniale bezittingen was, maar ook kastelein van Coevorden en beheerder van de tol aldaar. Vanuit Coevorden moest deze functionaris ook Salland beschermen en verdedigen. Daarom was voor een benoeming door de bisschop, behalve het fiat uit Drenthe, ook toestemming van de drie Overijsselse steden Deventer, Kampen en Zwolle nodig. Na zijn benoeming op 14 december 1496 volgde op 10 februari 1497 zijn formele ambtsaanvaarding.

Adolf begon direct verbeteringen in de administratie aan te brengen. Hij liet de vele losse boekjes met vonnissen van het Drentse hof, de Etstoel, in een groot deel bij elkaar brengen. De vervulling van het drostambt door Adolf van Rechteren is niet probleemloos verlopen. Het begon in 1499 met de invallen vanuit Groningen in Noord-Drenthe, waarbij onder andere het kasteel van Abeko van Ewsum te Roden werd verwoest. Alle verzoeken om hulp (onder meer aan de bisschop) waren vruchteloos. Echte problemen ontstonden in de zomer van 1504, toen er door toedoen van Roelof van Munster onregelmatigheden in Van Rechterens financiële verantwoording over het voorgaande boekjaar werden ontdekt. Zonder dat hij de kans kreeg zich behoorlijk te verweren, werd hij geschorst en begin oktober 1504 van zijn functie ontheven.

Achtergrond van deze affaire vormde de grenzeloze ambitie van Roelof van Munster, een broer van de heer van Ruinen, die zelf de macht in Drenthe in handen wilde hebben. Hij wist de bisschop zover te krijgen, dat deze hem voor de opvolging van het drostambt voordroeg, maar Adolf en met hem de Overijsselse steden - die immers hun goedkeuring aan het ontslag en opvolgende benoeming moesten geven -verzetten zich daartegen. Gedurende een halfjaar was er sprake van een patstelling, vooral omdat Adolf weigerde Coevorden te ontruimen. Pas in maart 1505 werd de impasse doorbroken, toen Adolf duidelijk werd gemaakt dat hij inderdaad hogere boetes had geïnd dan hij in zijn afrekening had verantwoord maar hem werd toegezegd dat hij zich alsnog mocht verweren. Eerst toen legde hij zich bij zijn (onvermijdelijke) ontslag neer. De financiële afwikkeling van deze affaire heeft zich nog tot in 1510 voortgesleept.

Op een ander terrein was Adolfs positie intussen in 1500 drastisch gewijzigd. Hij was in dat jaar eigenaar geworden van de twee belangrijkste pijlers van het familiebezit, de heerlijkheid Almelo en het kasteel Rechteren te Dalfsen. Deze bezittingen, die door zijn vader Otto in één hand gebracht waren, waren eerst vererfd op zijn oudste broer Frederik en na diens ongehuwde overlijden in 1490 op zijn tweede broer Johan. Toen deze op zijn beurt in 1500 kinderloos overleed, werd Adolf (als derde broer) ermee beleend. Als heer van Almelo kwam hij in 1508 tot een akkoord met schepenen en burgers van Almelo over enkele slepende kwesties, waaronder de privileges van het stadje en de wederzijdse financiële verplichtingen.

Zijn kennelijk niet zo gunstige financiële situatie bracht Adolf er toe in 1512 de heerlijkheid Almelo tot zekerheid voor een geldschuld af te staan aan Adriaan van Rheede. Waarschijnlijk stond deze geldlening in verband met Adolfs hernieuwde politieke activiteiten. Weer was het drostambt van Drenthe daarbij in het geding. Roelof van Munster had door zijn voortdurende machtsmisbruik en oorlogspolitiek het laatste restje goodwill verspeeld en werd na veel geharrewar in augustus 1512 gedwongen zijn functie op te geven. Voor zijn opvolging kandideerde Adolf van Rechteren en op 30 september 1512 werd hij voor de tweede maal tot drost benoemd, waarmee zijn rehabilitatie compleet was. Maar ook ditmaal zat het hem niet mee: de verdreven drost Roelof van Munster wist in de nacht van 14 op 15 oktober 1512 Coevorden weer in handen te krijgen. Adolf zelf was afwezig - hij was in Vollenhove op de kamerklaring bij de bisschop - maar al zijn dienaren werden gedood. Pas midden december 1512 slaagde Adolf erin met de hulp van zeshonderd Drentse boeren en wat ruiters en voetknechten uit het Nedersticht Coevorden te heroveren.

Deze militaire actie heeft Adolf vermoedelijk zoveel geld gekost, dat hij een deel van zijn bezittingen tot zekerheid van aangegane schulden moest verbinden. In 1516 was de schuld al weer afbetaald en werd Adolf opnieuw met Almelo beleend. Het ligt voor de hand dat Adolf nu zijn buik vol had van Drentse avonturen; kort na de herovering van Coevorden legt hij zijn ambt neer. Voorzover valt na te gaan, heeft hij over zijn kortstondige tweede beheer nooit verantwoording aan de bisschop afgelegd. Dat feit heeft zijn positie in Overijssel echter in genen dele nadelig beïnvloed. Vanaf 1512/1513 trad hij tenminste geregeld op als lid van de ridderschap van Salland en als raad van de bisschop. Zo was hij een van de zegelaars namens het Oversticht bij het verbond dat in 1519 met de nieuwe bisschop van Utrecht werd gesloten. Ook bij andere gelegenheden trad hij op de voorgrond.

Auteur: F. Keverling Buisman

Uit: Overijsselse biografieën
Geboren:   circa 1465
Overleden:   circa 1520
Vader:   Otto van Heeckeren genaamd van Rechteren
Moeder:   Steventje van den Rutenberg
Echtgeno(o)t(e):   Catharina de Cock van Opijnen
Publicaties:   RAO. Archief van het huis Almelo C. A. van Kalveen, Het bestuur van bisschop en Staten in het Nedersticht, Oversticht en Drenthe, 1483-1520, Groningen 1974, hoofdstuk VII L. A.F.H. van Heeckeren, 'Genealogie van de geslachten Van Voorst, Van Heeckeren, Van Rechteren', in: Heraldieke Bibliotheek 1876, 1-104
Laatst bijgewerkt op:   15-04-2014