Carel Bel (1903-1981)


Carel Bel werd op 29 mei 1903 te Ambt Doetinchem (later Doetinchem geheten) geboren als zoon van kleermaker Herman Bel en Willemina Grada Dierssen. Hij overleed op 19 mei 1981 te Enschede. Hij was klompenmaker van beroep, had het vak van Hendrik Ebbers uit Doetinchem geleerd.
Op 2e Pinksterdag 1927, ging hij op de fiets met zijn broer Evert erop uit, om een geschikte locatie te vinden voor een eigen klompenmakerij. Zo kwam hij met zijn broer via Borculo en Haaksbergen in Boekelo terecht, waar nog geen klompenmakerij gevestigd was. Hij bouwde daar een werkplaats aan de Windmolenweg 51, tegenover de toenmalige melkfabriek te Boekelo. Op 2 oktober 1928 vestigde hij zich officieel met zijn klompenmakerij in Boekelo. De eerste twee decennia maakte hij de klompen nog puur met de hand: gemiddeld vijf paar per dag.


Bel trouwde op 4 maart 1932 met Grada Ebbers, ze hadden elkaar leren kennen op de zangvereniging. Na hun huwelijk gingen zij aan de overzijde van de werkplaats wonen aan de Windmolenweg 34. Ze kregen hier vier kinderen: Harry, Willemien, Ben en Carel die ook in Boekelo opgroeiden.


In de oorlogsjaren zat Bel in het verzet, was lid van de Binnenlandse Strijdkrachten (groepscommandant, niet strijdend gedeelte) en de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Bel heeft overigens nooit deelgenomen aan gewapende verzetsacties.
Hij had al vroeg in de oorlog nauwe contacten met Gerhard Hannink, een aannemer uit Usselo, die op zijn beurt weer in contact stond met de verzetsgroep rond dominee Leendert Overduin.


In het begin van de oorlog kreeg Bel contact met Duits-Joodse vluchtelingen die sinds 1934 en vooral eind 1938, na de Kristallnacht, bij Enschede de grens waren overgekomen. Zij waren gehuisvest in een villa in Twekkelo (Haimers's Esch aan de toenmalige Strootsweg, waar van 1938 tot 1942 het opleidingsinstituut “Hachsjara” was gevestigd). Het ging om een groep van veertig tot zestig jonge mensen (Palestinapioniers).


Na de razzia van 13 en 14 september 1941 in Enschede als gevolg van een sabotageactie, werd steeds duidelijker wat de ware beweegredenen van de Duitse bezetter waren. De 105 opgepakte mensen (merendeels Joden) werden naar Mauthausen gedeporteerd, waarvan al vrij snel de eerste overlijdensberichten werden ontvangen. Deze gebeurtenissen waren een belangrijke factor voor het ontstaan van de verzetsgroep rond dominee Leendert Overduin.


Vanaf de tweede helft van 1942 werd de vervolging van de Joden door de Duitsers opgeschroefd. De jonge mannen, die bij landbouwers in de buurt werkten, kochten regelmatig klompen bij Carel Bel, Bel was op de hoogte van het feit dat ze ondergedoken zaten in de bossen van Boekelo: als klompenmaker fietste hij regelmatig in de omgeving op zoek naar geschikte bomen voor zijn klompen (wilgen en populieren) en kende daarom de omgeving op zijn duimpje.


Ook zat in huize Bel sinds december 1942 een jong Joods meisje van drie jaar oud, Carry - Carolientje - de Vries uit Neede, ondergedoken. Ze was zogenaamd een dochter van familie van Bel uit Rotterdam, waarvan het huis was gebombardeerd.


Toen de Duitsers lucht kregen van de schuilplaatsen van de Joodse mannen in de bossen en vaker gingen patrouilleren, werd het te gevaarlijk voor ze om daar te blijven. Vier van deze Duits-Joodse Palestinapioniers: Max Flaksbaum, Alfred Heijmann, Siegfried Lehmann en Abraham Bernhard Winzelberg, vonden eind 1942, begin 1943 een onderduikadres op de zolder van de werkplaats van Bel.


Door verraad werd Bel samen met de vier jongens van begin twintig, op woensdagochtend 10 november 1943 om iets voor acht uur opgepakt. Die ochtend kwam de beruchte Jodenjager - Jan van Limburg, alias ‘Jan met de Kappen’ - het huis van Bel binnen. Carry kon door de kinderen van Bel verstopt worden onder de dekens op één van de slaapkamers en werd niet ontdekt.


Carry werd intussen via de achtertuin ondergebracht bij de buren, waarna ze nog dezelfde dag achter op de fiets door Dinie Hannink, toen 15 jaar oud, naar Lida Kempkes in Haaksbergen werd gebracht. Kort daarna is ze naar de familie Weldink in de Esstraat in Enschede gebracht. Daar heeft ze het restant van de oorlog doorgebracht, waarbij ze later op dat adres herenigd werd met haar tweelingzusje Mary. 


De vier jongens werden allen door de Duitsers vermoord, onder andere in Flossenbürg en Auschwitz. Het Joodse meisje Carry overleefde de oorlog, evenals haar familie. Bel bleek verraden door een jachtopziener (Klaas Albertus Johannes Buring) uit Driene. Hij was eerder op 9 september 1943 door Jan van Limburg gearresteerd, hij noemde de naam van Bel als onderduikadres, met als tegenprestatie het terugontvangen van een in beslag genomen jachtgeweer en een radio.


Bel heeft uiteindelijk 6 maanden in kamp Amersfoort (onder kampnummer P.D.A. 3226) gedetineerd gezeten. Op 15 mei 1944 kwam hij weer vrij, was ernstig verzwakt, kaalgeschoren en ziek als gevolg van hongeroedeem. Het feit dat Bel vrijgelaten werd, was een kwestie van willekeur. Wellicht vond men dat zijn straf erop zat of had men andere beweegredenen: vele gevangenen werden namelijk gedeporteerd. Zelf zei hij hierover dat hij altijd zo min mogelijk probeerde op te vallen.


Bel en zijn vrouw Grada hadden hier niets van geleerd. Al tijdens het verblijf van Carel in het kamp, waren er weer onderduikers (Henk ? uit Velp en Gerrit Meerdink uit Rotterdam) die de tewerkstelling in Duitsland ontvluchtten in huize Bel. Ook was er in de zomer van 1944 een koerierster in huis, Bep Snabel, uit Arnhem. Zij onderhield contacten tussen de verschillende onderduikgroepen rondom Enschede. De laatste oorlogswinter 1944/45 vond een Joods echtpaar, Simon van der Horst en korte tijd later ook zijn vrouw uit Steenwijk, onderdak bij de familie Bel op de zolder.


Eind januari 1945, werd de Canadese piloot Milton "Milt" Eardley Jowsey (geboren 21 mei 1922) uit Ontario, neergeschoten vlak over de Duitse grens. Milton was op zijn vlucht voor de Duitsers terechtgekomen bij een zomerhuisje in Buurse, waar een Duitse vrouw bleek te wonen (Emmy Baaker). Hier verbleef hij enkele dagen. Emmy Baaker wist dat Bel te vertrouwen was vanwege zijn gevangenschap in Kamp Amersfoort en vroeg hem om hulp. Omdat de Duitsers lucht kregen van de schuilplaats van de piloot, is Bel met twee fietsen naar Buurse gefietst en samen met de piloot zijn ze naar Boekelo gefietst. Milton, die nog nooit had gefietst, heeft ook hele stukken van de tocht gerend. Hij werd ondergebracht bij de familie (Gerard) Kamp, een bedrijf in bouwmaterialen dat achter de klompenmakerij was gevestigd. Dankzij de dochter Jo, die Engels op school had geleerd, konden ze communiceren met de piloot.


Richting het einde van de oorlog, hielp Bel bij een wapendropping door geallieerde vliegtuigen in de buurt, bij het verstoppen van die wapens in Boekelo, o.a. bij Kamp en in eigen huis. Milton Jowsey zat tot de bevrijding van Boekelo op 1 april ondergedoken bij de familie Kamp en heeft (samen met zijn vrouw Mary) nog lang contact gehouden met de families Bel en Kamp.


Carel en Grada Bel braken na de bevrijding van Boekelo op 1 april 1945 vrij snel met de “zogenaamde verzetsmensen”. Het ontdoen van haren bij jonge vrouwen die omgang hadden met Duitse soldaten, was voor hen een stap te ver, net als het feit dat sommige (zelfbenoemde) verzetsmensen zich al snel te buiten ging door ‘spullen’ van andere 'verdachte' mensen (sommigen waren onschuldig) af te nemen voor eigen gebruik en voor eigen rechter speelden. Carel Bel is na de oorlog nog getuige geweest in het strafproces van Jan van Limburg.


Bel en zijn vrouw Grada zijn altijd zeer bescheiden geweest over hun bijdrage aan het verzet. Ze vonden het – net als vele verzetsmensen – vanuit hun (religieuze) overtuiging vanzelfsprekend om 'het juiste te doen'. Pas sinds het begin 21ste eeuw kwam er voor een breder publiek meer licht op hun bijdrage aan het verzet en werd hier meer ruchtbaarheid aan gegeven, niet in de laatste plaats doordat getuigenissen van de laatste nog levende getuigen gedeeld werden.


In 1948 ging Carel Bel over op mechanisering van zijn klompenmakerij. Hierdoor ging de productie van het eigen model klomp omhoog. Voor aanvullende verkoop betrok Bel jarenlang beschilderde klompen van de firmanten Ebbers (Lammert) en Wassink (Bertus), uit Doetinchem. Voor de boekhouding, was Bel daarentegen wars van enige vorm van mechanisatie: de boekhouding stond al die jaren bij hem op een lei.


Grada Bel overleed op 31 juli 1953 op jonge leeftijd aan de gevolgen van leukemie. Carel hertrouwde op 21 december 1957, met Hermina (Mina) ten Hoopen, weduwe van Gerrit Jan Molenveld.


Bel bleef tot in 1977 klompen maken. Hij was in de wijde omgeving bekend vanwege zijn kunde om klompen op maat te maken. Dat Bel zijn vak verstond, blijkt ook wel uit de vele prijzen die hij met wedstrijden won. Vanwege een ernstig ongeluk, waarbij hij een deel van zijn hand afzaagde, kwam er voor hem in 1977 een einde aan het klompenmaken: "Ik geleuf dat 't nig meer geet". De verkoop van de klompen ging over naar de fa. Sachse te Boekelo. Carel overleed niet lang daarna, op 19 mei 1981. In 2006 werd er een straat naar Carel Bel genoemd, in de nieuwe wijk 'de Blekerij' in Boekelo.
In december 2022, kregen Carel en Grada Bel een postume erkenning van Yad Vashem als Rechtvaardigen Onder de Volkeren. 


tekst: Martin Bel

Geboren:   29-05-1903 Ambt Doetinchem
Overleden:   19-05-1981 Enschede
Vader:   Herman Bel
Moeder:   Willemina Grada Dierssen
Echtgeno(o)t(e):   Grada Ebbers
Tweede echtgeno(o)t(e):   Hermina ten Hoopen
Publicaties:   

Bronnen:

https://www.historische-kring-boekelo.nl/wp-content/uploads/2020/05/2020-0018-Bevrijding-Boekelo-75-jaar-LR.pdf

L.F. van Zuilen, Palestinapioniers in Twente, 1933-1945; Een vergeten hoofdstuk (Enschede 1995; ISBN|90-74064-07-8)

https://www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-bel-dierssen/I244.php

https://www.secondworldwar.nl/enschede/

A. Bekkenkamp, Leendert Overduin. Het levensverhaal van een pastor Pimpernel 1900-1976 (Enschede 2001, ISBN 90-5512-111-8)

Coen Hilbrink, De Illegalen, illegaliteit in Twente & het aangrenzende Salland 1940-1945 (Oldenzaal 1989, ISBN 90-12-06126-1)

Marjolein J. Schenkel, De Twentse Paradox. De lotgevallen van de Joodse bevolking van Hengelo en Enschede tijdens de Tweede Wereldoorlog (Uitgeverij Walburg Pers, Zutphen 2003, ISBN 90.5730.246.2)

T. Wiegman, Enschede 1940-1945 (Enschede 1985, ISBN 90-70986-06)

G. von Frijtag Drabbe Künzel, Kamp Amersfoort (Amsterdam 2003, ISBN 90-5330-367-7)

https://www.historische-kring-boekelo.nl/wp-content/uploads/2020/12/Afink1.pdf

https://www.historische-kring-boekelo.nl/media/tweelingzusjesonderduikcarelbel/

https://www.youtube.com/watch?v=qTpksjEtXNo

https://www.blondepiet.nl/jodenjagers/

Laatst bijgewerkt op:   19-12-2022