Aleida Greve (1670-1742)


Aleida Greve werd op 21 april 1670 te Zwolle gedoopt. Zij was één van de zes kinderen die uit het huwelijk van Geurt Greven en Lamberta Holt geboren werden. Voor haar huwelijk met Geurt Greve in 1665 was Lamberta Holt eerder getrouwd geweest met Herman van Marle. Uit dit eerste huwelijk had Lamberta een dochter, Cornelia van Marle (1661-1698). Aleida overleed te Zwolle op 4 februari 1742.

Aleida verloor op jonge leeftijd haar vader, die de functie van controleur der konvooien en licenten (in- en uitgaande rechten) te Zwolle uitoefende. Zijn overlijden moet gedateerd worden voor 18 februari 1680; op die dag verzocht mr. Willem van Laer het stadsbestuur de overleden Greve als controleur te mogen opvolgen.

Ook van moederszijde stamde Aleida uit een regentengeslacht. Na het overlijden van haar moeder in het begin van 1691 bleef Aleida met haar twee nog levende zusters Henrica (overleden 1707) en Judith (overleden 1714) in het ouderlijke huis wonen. Het is waarschijnlijk dat tante Geertruid Greve en hun halfzuster Cornelia van Marie zich intensief bezighielden met de verdere vorming van de drie ouderloze regentendochters tot aantrekkelijke huwelijkskandidaten. Tot een huwelijk kwam het echter bij geen van de dames Greve.

De activiteiten waarmee zij hun tijd doorbrachten zijn helaas slechts ten dele bekend. In elk geval beschikte Aleida over artistieke talenten. Met haar nichten Sophia en Cornelia Holt en haar halfzuster vormde zij een schildersclubje. Een aantal van de door hen vervaardigde portretten en landschappen is bewaard gebleven. Tot hun leermeester mag ongetwijfeld Willem Beurs gerekend worden, die in 1692 in Zwolle een leerboekje uitgaf, getiteld De groote werelt in 't klein Beschildert, dat hij speciaal aan de vier dames opdroeg. Het is evenzeer mogelijk dat andere schilders, die te zelfder tijd in Zwolle werkten - Hendrik ten Oever, Johan Grasdorp en Roelof Koets - de schilderessen van advies hebben gediend. Wellicht dat het werk van de Ter Borchs en met name dat van de eveneens ongehuwde Gesina Ter Borch, die immers uit hetzelfde milieu afkomstig was, ook van invloed is geweest.

Aleida leefde met haar zusters en halfzuster niet onbemiddeld. Het huishoudelijke werk konden zij aan twee a drie dienstboden overlaten. Het familiekapitaal beheerden zij op verstandige wijze. In 1706 kochten de drie zusters het huis Melkmarkt 53 van de erven van kameraar Pieter Soury en zijn vrouw Aleida Wolfsen. Ook deze laatste had het penseel gehanteerd. Samen met tante Geertruid gingen ze in het huis wonen. In 1710 werden Aleida en Judith Greve door de provincie beleend met de halve Herxer tiende en het halve Wayers erve te Ittersum. Hun gezamenlijke vermogen werd in 1711 op 40.000 gulden getaxeerd. Na het overlijden van Judith in 1714 beschikte Aleida alleen over het familiekapitaal.

Als enig overgebleven gezinslid vond Aleida 'overdenkende de zekerheid des doods ende de onzekerheid der ure vandien' de tijd gekomen een regeling te treffen voor haar nalatenschap. Duidelijk na overleg met een terzake kundige (mogelijk haar neefjoan Golts, stadssecretaris) maakte ze op 2 oktober 1719 haar testament op. Het testament is zeer uitvoerig en geeft duidelijk aan wat haar bewogen heeft een vrouwenhuis te stichten. Terwijl zij zelf als vrouw van bijna vijftig jaar financieel onafhankelijk was, zag zij om zich heen de armoede van vrouwen die door ouderdom, ziekte, verlies van echtgenoot of andere 'ongemakken' behoeftig waren geworden. Als goed christen vond Aleida dat zij daar iets aan moest doen. De in 1639 gestichte Emmanuelshuizen, bestemd voor arme, bejaarde katholieke vrouwen, hebben misschien tot voorbeeld gediend.

Aleida bepaalde dat na haar dood haar huis aan de Melkmarkt verbouwd moest worden om onderdak te bieden aan circa vijftien 'oude vrouwen en vrijsters', die hervormd, niet jonger dan vijftig jaar en van onbesproken gedrag moesten zijn. De bewoonsters zouden ieder een eigen kamertje krijgen en moesten voor zichzelf zorgen. Daartoe werd maandelijks een kleine toelage, deels in natura, verstrekt. Uit oogpunt van brandpreventie was koken en stoken in de eigen kamer verboden. In de grote keuken was een gemeenschappelijke haard. De daartoe meest capabele bewoonster werd belast met de dagelijkse leiding. Van de vrouwen werd uitdrukkelijk gevraagd verdraagzaam ten opzichte van elkaar te zijn, vooral tijdens het koken. Vier maal per jaar werden zij getrakteerd op gebraden spijzen, wittebrood, een kan dik bier en een gulden. Na het overlijden van een bewoonster verviel de nalatenschap aan het huis.

De controle van de boeken diende een maal per jaar plaats te vinden in de 'geschilderde kamer', die voor altijd intact moest blijven. Ze stelde secretaris Golts aan als executeur-testamentair. Hij zou daartoe de beschikking krijgen over haar archief, waarvan helaas nauwelijks iets is overgeleverd. Het zou nog twintig jaar duren voor de stichting van het Vrouwenhuis een feit werd. Ondertussen nam het vermogen van Aleida Greve gestaag toe. In 1738 behoorde ze tot de tien rijkste inwoners van Zwolle met een getaxeerd vermogen van 38.500 gulden. Dit bedrag moet in werkelijkheid veel hoger hebben gelegen. Begin 1742 werd Aleida ziek en maakte zij een nieuw testament maar de stichting van het Vrouwenhuis bleef gehandhaafd. Op 12 februari werd zij in de Grote Kerk begraven. De directie van het Vrouwenhuis werd opgedragen aan dr. G. W. Golts, een zoon van de secretaris. Het huis aan de Melkmarkt werd verbouwd en in hetzelfde jaar nog deed de eerste bewoonster haar intrede. Boven de hoofdingang bracht men de tekst aan Praestant aeterna caducis: het eeuwige gaat boven het vergankelijke. In de gevel bevindt zich een steen met familiewapen en een opschrift dat de stichting van het Vrouwenhuis door Aleida Greve memoreert. Het huis werd instandgehouden uit de opbrengsten van een tiental huizen in de stad en circa vijfendertig morgen land in Mastenbroek.

De moderne voorzieningen voor bejaarden hebben er in de jaren zeventig van onze eeuw toe geleid dat het Vrouwenhuis geleidelijk zijn functie verloor. Het bestuur heeft echter gemeend in de geest van de stichteres te handelen door het huis na verbouwing weer voor bewoning geschikt te maken; nu niet voor oude, maar voor jonge vrouwen.

Auteur: W.A. Huijsmans

Uit: Overijsselse Biografieën

Geboren:   circa 1670 Zwolle
Overleden:   circa 1742 Zwolle
Vader:   Geurt Greven
Moeder:   Lamberta Holt
Publicaties:   -GA Zwolle, Stadsarchief Archief Vrouwenhuis te Zwolle -J. Verbeek, 'De beeldende kunst in Overijssel', in: B.H. Slicher van Bath (red.), De Geschiedenis van Overijssel, Zwolle 1979, 338 e.v.
Laatst bijgewerkt op:   05-03-2014