Johannes Auping (1837-1907)


Van Smedenstraat naar Stromarkt
Johannes Auping vestigt zich in 1868 als zelfstandig smid in de Smedenstraat te Deventer, waar hij kachels en fornuizen maakt. Via een pand in de Nieuwstraat, dat door overbelasting door graanopslag van een boven in het pand gevestigde firma volledig instort, waarbij het gezin Auping ternauwernood overleeft, verhuist het bedrijf naar Stromarkt 12.

Een belangrijke bestelling uit Amsterdam en een uitvinding
In 1885 mag Auping voor het nieuw te bouwen St. Geertruiden Gasthuis aan de Singel in Deventer ledikanten leveren. De bedden zijn van massief, vierkant ijzer van tweeënhalve centimeter doorsnee, voorzien van ijzeren onderleggers en ronde spijlen bekleed met hout. Bij de opening in 1887 van het gasthuis trekken de bedden van Auping de aandacht van dr. A.WC. Berns, de geneesheer-directeur van het nieuw te bouwen Burgerziekenhuis in Amsterdam. Hij vraagt of Auping hem ook een partij bedden kan leveren. Maar dan wel andere: Berns wil een verende en ventilerende ondergrond. Dat is niet alleen geriefelijker voor de patiënten, maar ook goed voor de hygiëne en voorkomt doorliggen. Berns wil er veertig hebben. Auping neemt de opdracht aan, maar heeft op dat moment nog geen idee hoe hij deze matrassen moet maken.
Weliswaar bestaan er dan al bedden met een verende ondergrond, maar Auping zoekt een eigen oplossing. In zijn winkel van huishoudelijke artikelen verkoopt hij ook snijbonenmolens. Dat apparaat, hij fabriceerde de molens waarschijnlijk zelf, brengt hem op een lumineus idee. Het lukt hem, met gebruik van de wormas in het mechaniek van deze molens, dunne staaldraden zodanig door de molen te leiden dat deze een spiraalvorm krijgen. Door die vervolgens handmatig in elkaar te vlechten en op een stalen raam te klinken, verkrijgt hij een verende en toch stevige bedbodem. Een voordeel is dat hij kan produceren vanuit de mogelijkheden van de eigen smederij. Zo is hij dus de uitvinder geworden van een totaal andere, nieuwe oplossing voor bedbodems: de spiraal - een in elkaar gedraaid netwerk van staaldraad. Met geleend geld investeert Auping in een weefmachine voor bedspiralen. Hiermee produceert Auping in de navolgende jaren maar liefst 82 bedden: 40 voor het Amsterdamse ziekenhuis en 42 voor andere, onbekende klanten.
Auping beseft dat er voor zijn nieuwe product een interessante markt is. Niet alleen die van ziekenhuizen, die eind negentiende eeuw in heel Nederland overgaan tot nieuwbouw, maar ook die van de particuliere consument. Dat in de laatste decennia van de negentiende eeuw de Hygiënistische Beweging het slapen in aparte, goed geventileerde slaapkamers propageert, komt voor Auping natuurlijk op een goed moment. De Woningwet van 1901 legt deze opvattingen als norm bij nieuw te bouwen huizen vast.

Bedden voor het Paleis op de Dam
Voor de afzet van de bedden gaat Auping over tot het inzetten van iets dat hem en de fabriek in latere jaren, minstens zo bijzonder zal maken als de uitvinding van de spiraalbodem: reclame. Auping is ervan overtuigd dat de onderneming pas kan slagen als er flink aan de weg getimmerd wordt. Hij laat circulaires drukken, die hij via tussenpersonen bij mogelijke klanten laat bezorgen. Zo weet hij de ledikanten bij particulieren af te zetten. Tevens ontdekt hij de kracht van dagbladreclame.
In het laatste decennium van de negentiende eeuw verwerft Auping op tentoonstellingen diverse onderscheidingen en zo breekt de Eerste Nederlandsche Fabriek van Stalen Gezondheidsmatrassen aldus definitief door. Auping is een merknaam die er voortaan toe doet. Onder zijn klanten bevindt zich zelfs het Koninklijk Huis. Zo krijgt de Deventer matrassen fabriek in 1898 ter gelegenheid van de kroning van koningin Wilhelmina de order om bedden te leveren aan het Paleis op de Dam.
Als gevolg van het succes wordt het pand aan de Stromarkt te krap. Gegroeid van twee naar acht knechten, kan Auping hier de orders niet langer verwerken. Hij wijkt uit naar een verbouwd pakhuis aan de Diefsteeg 69 (nu Bruynssteeg), alwaar in feite voor het eerst sprake is van een echte fabriek. In 1906 wordt een sterk vergrote fabriek gevestigd in het Deventer Bergkwartier, in drie doorgebroken panden aan de Menstraat 15-17 en de Bergstraat 18.
In 1897 treedt Aupings jongste zoon Wilhelmus Johannes Wernerus (Willem, 1880-1958) in dienst bij zijn vader. Hij wordt belast met administratieve taken. In 1903 wordt hij medefirmant. Hij zal na de dood van Auping sr. in 1907 de zaak overnemen en verder ontwikkelen. In 1912 - als de mogelijkheid tot een nog ruimere vestiging in de Deventer binnenstad niet meer mogelijk blijkt - bouwt Willem Auping een moderne fabriek in het nabijgelegen Diepenveen. De fabriek staat daar nog steeds. En nog altijd wordt er gewerkt aan het Bed van de Toekomst met als bodem - zij het technisch verder ontwikkeld - de spiraal van Johannes Albertus.


Auteur: Redactie van deze website


Bron: Sam de Visser. Johannes Auping  In: Nederlandse ondernemers 1850-1950. Deel 3. Zutphen, 2011


 

Geboren:   05-09-1837 Zwolle
Overleden:   05-01-1907 Deventer
Vader:   Ernst Hendrik Auping, banketbakker
Moeder:   Gerhardina van Santen
Echtgeno(o)t(e):   Wilhelmina Harmanna Kemper (1837-1915)
Publicaties:   - W.J.W. Auping, Beknopte geschiedenis van Auping Deventer (Deventer 1951)
- H.J.C. Bekenkamp, Een eeuw Auping (Groningen 1990)
- I. Montijn, Tussen stro en veren - Het bed in het Nederlands interieur (Wormer 2006)
- S. de Visser en R.F. Berends, Auping - Het Bed van de Toekomst is nooit af (Deventer 2008)
- Clemens van Heck – Deventer de plek (Deventer 2011)
Laatst bijgewerkt op:   07-03-2014