A.L. van Schelven (1913-2013)
Arnout Lodewijk (Noud) van Schelven werd op 26 december 1913 geboren in Rotterdam, afkomstig uit een patriciërsgeslacht van advocaten en predikanten, was het voor Nout van Schelven niet vanzelfsprekend, dat zijn loopbaan zich grotendeels zou afspelen in Twente in de textielindustrie. Na een studie geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam werd hij in september 1942 voor een jaar aangesteld als leraar aardrijkskunde op de Rijks- en Christelijke HBS in Dordrecht. Na de Tweede Wereldoorlog, een voor hem ingrijpende periode, kuurde hij vanwege een TBC-aandoening een jaar lang in Zwitserland. Toen hij in 1946 weer terugkwam in Nederland vroeg zijn broer Bas hem om naar het Weldam bij Goor te komen. Hij werkte daar als rentmeester. Zo kon hij nog een maandje acclimatiseren. Jaren daarvoor had hij al eens een paar dagen in Carelshaven bij Delden gelogeerd. Het verblijf op Weldam was desondanks zijn eerste échte kennismaking met Twente.
Van Schelven keerde terug naar Rotterdam. Hij werd directeur van het Instituut voor de Rijpere Jeugd, een instantie die zich bezig hield met de Rotterdamse probleemjeugd van toen. Voor een historicus misschien een betrekking die niet voor de hand lag, maar kort daarvoor was hij getrouwd en een vaste baan was onontbeerlijk.
Het werk vroeg nogal veel van Van Schelven en daarnaast had hij ook nog een academische promotie in het vooruitzicht: De titel van het boekje luidde: 'Philips van Almonde, admiraal van de gecombineerde vloot 1644-1711'. Het kostte in de naoorlogse tijd nogal wat moeite het gedrukt te krijgen, maar het lukte zelfs er een handelseditie van te maken.
Stichting Aanzien Textielvak
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de sociale, economische en technologische aspecten van de Twentse textiel moeizaam vooruit. Het op gang krijgen van de productie was immers de eerste prioriteit. Desondanks ontstond al snel de behoefte om tot doorontwikkeling te komen. Dat was dan ook de reden dat hij gevraagd werd om directeur van de Stichting Aanzien Textielvak te worden. Voor Van Schelven en zijn vrouw Carla betekende dat een grote verandering in hun leven. Van Schelven in een interview: 'Ik werd benaderd door John Ledeboer van Spinnerij Oosterveld uit Enschede. Vaag kende ik hem nog uit de tijd van het verblijf op Weldam. Hij vroeg mij of ik eens wilde praten over een plan van een aantal Twentse textielfabrikanten. Op 1 juni 1950 kwam ik definitief richting Twente.'
Op dat moment was het lastig om voldoende én goed geschoolde arbeidskrachten te vinden. Dat was dan ook het eerste doel van de stichting: een organisatie opzetten om het tekort aan arbeidskrachten, waarmee de regionale textielindustrie in de naoorlogse jaren worstelde, structureel aan te pakken. Ook speelde de textielaversie bij dit alles een rol, een gevolg van de vooroorlogse arbeidsverhoudingen en de langdurige stakingen in het begin van de jaren dertig.
Toen de fabrieken in de jaren 50 weer volop draaiden, nam de internationale concurrentie toe. Er was niet alleen concurrentie vanuit het buitenland, ook waren de lonen in de textielindustrie relatief hoog. Voor de oorlog stelde econoom Jan Wisselink al: de productiecapaciteit in Europa is te groot. De Organisatie voor Europese Economische Samenwerking herhaalde dat nog eens na de oorlog. Textielfabrieken waren te groot, moesten inkrimpen of juist innoveren. In de Wederopbouwtijd werd dat nauwelijks gezien.
In de achttien jaar dat Van Schelven directeur was van Stichting Aanzien Textielvak veranderde de textielindustrie ingrijpend. Er werd steeds meer aandacht gevraagd en gegeven voor zaken als voorlichting in het bedrijf, opleiding van arbeiders en bazen en voor bedrijfsorganisatorische begrippen als human relations.
In 1951 kwam er een huis beschikbaar aan de Grundelweg 4 in Hengelo. Zijn vrouw en kinderen, die bij gebrek aan fatsoenlijke huisvesting in Rotterdam waren achtergebleven, kwamen spoedig over. Het eerste halfjaar werkte hij voor Stichting Textielvak nog vanuit huis. In 1952 kwam er kantoorruimte beschikbaar bij drukkerij Smit, eveneens in Hengelo. Zij drukten ook het tijdschrift Spil en Spoel, dat door Stichting Textielvak werd uitgegeven en waarvan Van Schelven de redactie overnam.
Daar bleef het voor Van Schelven niet bij. In 1951 werd hij tevens benoemd tot leraar aan de Hogere Textielschool (HTS) en ook aan de bazencursus van de Textielavondschool. Zijn opdracht was lessen te geven in personeelsbeleid, in feite een mengelmoes van bedrijfspsychologie, arbeidssociologie en boerenverstand. Dat werd hem niet door alle fabrikanten in dank afgenomen. Een van de fabrikanten reageerde eens richting hem: "U moet de arbeiders niet teveel cajoleren [naar de mond praten]". Niet iedereen kon even goed wennen aan de veranderende sociale verhoudingen.
Hengelo en Enschede
Beroepsmatig hield Van Schelven zich vooral bezig met de toekomst van de textielindustrie.
Zijn achtergrond als historicus verloochende hij desondanks niet. Van Schelven verdiepte zich in de geschiedenis van Hengelo en Twente. In 1966 publiceerde hij het boek Hengeler Wind, over de ontwikkeling van het industrieel klimaat van Hengelo.
Het verschil tussen Hengelo en Enschede werd Van Schelven langzaam maar zeker duidelijk. In een interview zei hij hierover: 'De standsverschillen in de metaalindustrie waren kleiner. Daar waren meer hoger opgeleiden, b.v. ingenieurs. Bij Van Heek & Co. had in totaal misschien maar drie of vier man gestudeerd. Fabrikanten hadden in Enschede andere gevoelens en gedachten over arbeiders dan in Hengelo. Als Enschedeërs vroeger naar het westen gingen, deden ze de pet af bij de binnenkomst in Hengelo. Nadat men de stad uitging, ging de pet weer op. Desondanks heeft Enschede altijd de grote broer van Hengelo gespeeld. Ik was een groot voorstander van de Twentestad, nu wat minder, maar er kan in ieder geval veel meer samengewerkt worden dan er nu gebeurt.'
Stichting Textielgeschiedenis
Voor de Twentedag in 1952 vroeg Adriaan Buter hem een lezing te houden over de Twentse textiel. Hij constateerde in die lezing dat de Twentse textielgeschiedenis na 1873 op dat moment een witte vlek was in de Twentse geschiedschrijving. De hierop volgende discussie leidde ertoe dat men een Werkgroep Textielgeschiedenis oprichtte, die al spoedig in een stichting werd omgezet. Dick Jordaan en Bernard Sluyk waren jarenlang voorzitter respectievelijk secretaris; Van Schelven was tweede voorzitter. Kort daarna verscheen de eerste uitgave van Textielhistorische Bijdragen. Inmiddels (2013) zijn er 52 jaarboeken verschenen.
Het Twents-Achterhoeks textielmuseum, geopend in 1965, was ook door de Stichting Textielgeschiedenis geïnitieerd. Eerst was het gevestigd in de Blijdenstein-villa aan de Boulevard 1945 in Enschede, later verhuisde men naar het gerenoveerde fabrieksgebouw van Spinnerij Gebrs. Jannink. Van Schelven: 'De leiding van het museum en in haar gevolg ook het bestuur, voerde een geheel eigen beleid, waarbij het textielaspect steeds meer naar de achtergrond werd gedrukt. Misschien hing dit samen met de feit dat het officiële Enschede nog niet in het reine is gekomen met zijn textielverleden en het daarom bij voorkeur negeert.' Van Schelven is net zo duidelijk over de sluiting van Museum Jannink: 'Ze hebben niet opgelet bij TwentseWelle. Daar is zowat niets van de textiel terug te vinden.'
Technische Hogeschool Twente
Van Schelven bleef tot 1968 werkzaam voor de Stichting Textielvak. Op het moment, waarin het voortbestaan van bedrijven en de werkgelegenheid van velen op het spel stonden, kon niet volstaan worden met louter public-relations activiteiten.
Van Schelven vond een nieuwe werkkring. Hij werd benaderd vanuit de Technische
Hogeschool Twente (THT) om er geschiedenisonderwijs te verzorgen. Het ging daarbij in het bijzonder om onderwijs en onderzoek in de geschiedenis van de techniek, vooral met de bedoeling het historisch besef van de toekomstige ingenieurs te bevorderen. Ook hier had prof. Van Schelven een nieuw vakgebied om grotendeels zelf naar eigen inzicht in te richten. (In 1980 werden de lectoren ook hoogleraren, naar de letter was Van Schelven dus nooit hoogleraar of prof). Geschiedenis van de techniek was in Nederland een vrijwel onbekend begrip; onder historici helemaal. Een enkele ingenieur of wiskundige had zich beziggehouden met de geschiedenis van zijn vak, maar die nauwelijks in een ruimer historisch kader geplaatst. Ruim tien jaar bleef Van Schelven bij de THT werkzaam. Hem werd per 1 oktober 1979 eervol ontslag verleend (in 1972 werd hij per KB benoemd).
In het koetshuis van Zonnebeek
Na zijn afscheid bij de THT logeerden de Van Schelvens op uitnodiging een week op Zonnebeek, het landgoed van de Edwina van Heek Stichting. Bij de liquidatie van Van Heek & Co werd het plan opgevat om te komen tot een integrale geschiedschrijving van het bedrijf sinds de oprichting in 1859 tot de liquidatie. Aan Van Schelven werd (in 1979) gevraagd het werk op zich te nemen en hij ging graag op dat verzoek in. Het betekende weer werken in het vak aan een nauw omschreven project van beperkte duur; ideaal voor een gepensioneerde. Van Schelven kreeg kantoorruimte in het koetshuis op landgoed Zonnebeek. Ondersteund door Bernard van Heek, voorzitter van de Stichting Edwina van Heek, werd het bedrijfsarchief stukje bij beetje ontsloten. In 1984 mondde het uit in het boek 'Onderneming & Familisme'.
Zo'n dertig jaar later blijkt Van Schelven in een interview nog goed enkele stereotype eigenschappen van de verschillende families te kunnen aangeven: 'Dat familiegevoel hadden de Van Heeks wel heel sterk. Desondanks was de tweedeling Van Heek & Co. versus Schuttersveld duidelijk merkbaar. Een Ledeboer zei eens tegen mij: "Die Van Heeks van Van Heek & Co. zijn anders dan die van Schuttersveld, wat boerser." In die van Schuttersveld, daar zit Ter Kuile bloed in.'
Emeritaat
Na het afronden van zijn werkzaamheden voor de Stichting Edwina van Heek richtte A.L. van Schelven zich weer op andere activiteiten. Door Bernard van Heek werd hij binnengehaald bij de Stichting Twickel. Van Schelven's belangrijkste werk daar was de inventarisatie van het archief van Twickel. Dit werk was in 1993 gereed. Daarnaast wijdde hij zich aan een genealogie van de familie Van Twickelo. Na zijn levensverhaal geschreven te hebben in 'Weefsel van herinneringen' bracht Van Schelven nog een boekje uit over de Hengelose wijk
Grundel waar hij en zijn vrouw meer dan vijftig jaar hebben gewoond. Op hoge leeftijd verhuisden zij naar Serviceflat het Lindenhof in Enschede. Daar werkte hij aan een artikel in 'n Sliepsteen over de geschiedenis van dat stukje grond, via steenbakkerij, en restaurant naar serviceflat. Je moetje immers verdiepen in de omgeving waar je terecht komt. A.L. van Schelven overleed op 5 april 2013, 99 jaar oud, te Enschede.
Auteur: Robert Kemper Alferink
Geboren: | 26-12-1913 Rotterdam | |
Overleden: | 05-04-2013 Enschede | |
Vader: | Arnout Jacob van Schelven, kantonrechter | |
Moeder: | Anna van Löben Sels | |
Echtgeno(o)t(e): | Carla Adrienne van Nierop | |
Publicaties: |
Belangrijkste publicaties van Van Schelven: Zie ook Bibliotheek Textielmuseum | |
Laatst bijgewerkt op: | 02-10-2024 |