Isaac van Deen (1805-1869)


Isaac van Deen werd op 24 maart 1805 te Burgsteinfurt geboren uit Deens-Joodse ouders. Hij huwde in 1835 met de Deense Auguste Melchior (1810-1858). Het echtpaar had drie dochters, alle drie te Zwolle geboren. Van Deen overleed op 1 november 1869 te Groningen.

Isaac Abrahamsen, die bij zijn komst naar Nederland de achternaam Van Deen koos, studeerde aan de universiteiten van Kopenhagen en Leiden. In laatstgenoemde stad promoveerde hij in 1834 tot doctor medicinae. Tijdens zijn studie raakte hij bevriend met H.C.H. Thorbecke, een broer van de staatsman, en vermoedelijk is het aan deze relatie te danken dat hij zich in 1834 in Zwolle vestigde als arts.

De provinciehoofdstad was op sociaal-medisch gebied in die tijd weinig vooruitstrevend. Herhaaldelijk klaagde Van Deen over de onwil en onkunde van zijn vakbroeders. De enige collega met wie hij op een gelijkwaardig niveau kon samenwerken, de veelbelovende dr. M. Hertzveld, stierf in 1848 op negenentwintig]arige leeftijd. Totale machteloosheid overviel hem bij de steeds terugkerende cholera, die onder meer in 1834 in Dalfsen en in 1849 in Zwolle huishield. Ook Van Deen kende de eigenlijke oorzaak van de ziekte niet. Hij sloot zich aan bij de theorie, dat cholera ontstond 'door een tot nu toe niet ontdekt specifiek nocens (vergift), hetwelk in de atmospheer, die overigens in hare normale zamenstelling onveranderd is, gemengd is. Dit nocens doordringt ook het bovenste gedeelte van het water, en wordt dientengevolge door de waterwegen vooral spoedig verspreid'. Enig vermoeden van een verband tussen het onstaan van cholera en besmet drinkwater had men dus wel. Toch bewogen de medische verklaringen en de aanbevolen methoden van bestrijding zich nog dicht bij de middeleeuwse opvattingen over 'verpeste lucht'. Met goede voeding kon heel wat worden voorkomen, oordeelde ook Van Deen. Hij werd daarmee voorvechter van de leer der diëtetiek, waarover hij in Zwolle populaire voordrachten hield.

Mede als gevolg van de vóór 1865 bestaande scheiding tussen in- en uitwendige geneeskunde werden vaak volstrekt zinloze handelingen verricht. Een schrijnend voorbeeld uit Van Deens praktijk vormde de tweeëndertigjarige Hermina J., die begin 1838 bezweek aan een maagperforatie. De aard van de kwaal werd pas duidelijk bij de door Van Deen uitgevoerde sectie. Zijn regelrecht uit de antieke artsenij stammende clysma's en aderlatingen, het zetten van bloedzuigers en het toedienen van wonderolie en opium hadden natuurlijk geen enkel effect gesorteerd. Wel merkte hij in zijn rapportage op dat het meisje 'zeer dikwerf in eene treurige stemming' verkeerde wegens een tien jaar eerder door verkrachting veroorzaakte zwangerschap.

De voor ons zo simpele psychosomatische verklaring - een maagzweer - lag in de negentiende eeuw echter niet voor de hand. Toch was Van Deen binnen de mogelijkheden van zijn tijd een moderne arts; geen goochelende, potjeslatijn prevelende 'Kokadorus' maar een vertrouwenwekkende verschijning op wie zieken hun hoop hadden gevestigd. Ondanks zijn zware praktijk vond Van Deen nog tijd voor wetenschappelijk onderzoek. In zijn huis in de Kamperstraat had hij een klein fysiologisch laboratorium ingericht waar hij experimenten uitvoerde met kikkers en konijnen.

Over zijn bevindingen correspondeerde hij met talloze collega's in Nederland en daarbuiten, onder wie zijn vrienden en mede-fysiologen F.C. Donders en Jacob Moleschott. Veel buitenlandse literatuur werd door Van Deen voor Nederland bewerkt. Zijn onbegrensde belezenheid bleek in het bijzonder uit het Nieuw Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang, dat onder zijn redactie van 1846 tot 1851 bij Tjeenk Willink te Zwolle verscheen.

Naast het verbreiden van nieuwe medische inzichten stelde Van Deen zich echter nog andere doeleinden, zoals openbaarheid, herziening van de verouderde wetgeving en drastische verbetering van de medische opleiding. Mede door zijn toedoen werden vanaf 1846 de verslagen en adviezen van de Provinciale Geneeskundige Commissie gepubliceerd en werd op landelijk niveau de wettelijke openbaarheid van de medische examens in 1850 een feit.

In de staatscommissie (1841) tot herziening van de geneeskundige wetten van 1818 nam Van Deen samen met J.P. Heije en P. Hendriksz ten aanzien van de opleiding een radicaal standpunt in. Het drietal wenste één centrale, op moderne leest geschoeide, medische faculteit. De bevindingen van de commissie leidden niet tot nieuwe wetgeving. Voor de medici vormde dat de aanleiding tot oprichting, in 1849, van een vakorganisatie: de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Opnieuw was Van Deen één van de mannen van het eerste uur.

Van Deen heeft zijn Zwolse praktijk steeds als iets tijdelijks beschouwd. Al vlak na zijn promotie dong hij, gesteund door J. R. Thorbecke, naar een universitaire betrekking. Het zou zeventien jaar duren voor zijn wetenschappelijke streven in dit opzicht werd beloond. Anti-joodse sentimenten speelden in deze kwestie zeker een rol. Het is tamelijk wrang sporen ervan aan te treffen in Thorbeckes aanbevelingsbrief aan de referendaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in 1834, al moet men er rekening mee houden dat hij de hoge ambtenaar naar de mond praatte: 'Ik ben anders geen voorstander van de jooden. Doch deze onderscheidt zich op eene eervolle wijs, door knapheid zoowel als door bescheidenheid, en heeft reeds, ten tijde der cholera, belangrijke diensten gedaan'. Die persoonlijke bewondering was in ieder geval oprecht, en het zal Thorbecke zeker genoegen hebben gedaan als minister van Binnenlandse Zaken op 24 augustus 1851 zijn handtekening te kunnen zetten onder Van Deens benoeming tot hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tot Van Deens dood in 1869 onderhielden de staatsman en Van Deen een regelmatige correspondentie.

F.D. Zeiler

Uit: Overijsselse Biografieën

Geboren:   24-03-1805 Burgsteinfurt
Overleden:   01-11-1869 Groningen
Echtgeno(o)t(e):   Auguste Melchior (1810-1858)
Publicaties:   M. A. van Herwerden, 'Een vriendschap tusschen drie physiologen', in: De Gids 78 (1914), 448-498 C.C. Delprat e.a., Gedenkboek der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, z.pl. 1924 E. Sluiter, 'Isaac van Deen', in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 91 (i947), 946-951 De briefwisseling van J. R. Thorbecke (G.]. Hooykaas red.), II: 1833-1836, 's-Gravenhage 1979 Hindle S. Hes, Jewish physicians in the Netherlands 1600-1940, Assen 1980
Laatst bijgewerkt op:   27-02-2014