Abraham Rutgers (1883-1942)


Er is een mooie typering van Abraham Rutgers in omloop. 'Wanneer in Twente de naam Rutgers valt, dan wordt de stille Twentenaar plotseling welbespraakt; wanneer in Rotterdam die naam wordt uitgesproken dan wordt de welbespraakte Rotterdam plotseling stil. ' Zijn biograaf Bekkenkamp kan het beamen. 'De naam Rutgers' , zegt hij, 'heeft een beladen betekenis. Hij was een bijzonder mens. Iedereen kent die foto van de Chinese student die 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede de tanks trotseerde. Daarmee kun je Abraham Rutgers het best vergelijken.' Een fel levend, rechtlijnig mens, die altijd voor zijn overtuiging stond en van zijn hart geen moordkuil maakte. Ook niet tegenover de bezetter. Rutgers profileerde zich als pacifist, maar zwoer zijn geweldloosheid af toen hij merkte hoe de nationaal-socialisten in Duitsland hun mensonterende praktijken uitvoerden. Zijn geweld uitte zich als verbale weerstand. Hij slingerde de overweldiger zijn eigen mening recht in het gezicht. Tot in het concentratiekamp, waar hij zich opwierp als steunpilaar voor de gevangenen. Hij heeft het met de dood moeten bekopen. Op 2 april 1942 werd hij in Dachau doodgemarteld. 'Ze hebben hem als een vlieg tegen de wand dood geklapt', zegt Bekkenkamp.

Zijn houding in de oorlog moet Rutgers deels in Twente gevormd hebben. Want ruim twintig jaar van zijn leven bracht hij in Oost-Nederland door. Als predikant in Tubbergen, Lochem en Usselo. En hij heeft het er niet gemakkelijk gehad, of liever hij heeft het zich er niet gemakkelijk gemaakt, wat weer alles met zijn rechtlijnige karakter te maken had. Maar hij maakte een onuitwisbare indruk. Tubbergen was Rutgers' eerste Twentse statie. In 1910, hij was 26 jaar oud en net getrouwd, trok hij dit roomse bolwerk en ook nog eens de geboorteplaats van de aanvoerder van de katholieke emancipatie, dr. Schaepman, binnen als hervormd predikant. Zijn gevoel voor rechtvaardigheid bracht hij meteen in de praktijk. Hij schafte de tot dan vanzelfsprekende verhuur van de kerkbanken, waarmee de rijkste kerkgangers zich de beste plekken in de kerk konden kopen, af en ging over op het systeem van hoofdelijke omslag. Opdat 'het Huis des Gebeds voor de arme zowel als de rijke gelijkelijk plaats biedt'. Maar Rutgers beperkte zich niet tot kerkelijke aangelegenheden. Hij hield zich ook met wereldse zaken bezig. De slechte bereikbaarheid van Tubbergen bijvoorbeeld was hem een doom in het oog. Een eerder niet aangeslagen initiatief om een tramweg aan te leggen tussen Denekamp- Ootmarsum- Tubbergen-Almelo blies hij nieuw leven in. Hij overtuigde de kerkvoogdij van het belang ervan en kreeg gedaan dat de kerk voor 600 gulden een aandeel in de moderne verbinding nam. Geheel van eigen belang ontbloot was die actie niet, zoals Rutgers zelf erkende. 'Omdat ook het belang van het predikantsgezin ten zeerste gemoeid is met een goedkopere verbinding met Almelo.

Was de relatie tussen katholieken en protestanten in het Tubbergen aan het begin van de vorige eeuw af en toe gespannen, de komst van Rutgers leidde tot werkelijke confrontaties. Want het karakter van 'de dominee met de baard' liet ook toen al weinig compromissen toe. Een voorbeeld is een geval rond een protestantse weduwe die katholiek wilde worden om met een boerenarbeider te kunnen trouwen. De pastoor had hem over dit voornemen niet bericht, hetgeen Rutgers verleidde tot een schriftelijke uitspatting waarin hij rept over 'een blijk van de geest van verachting en vertreding, welke zo vaak de Roomsche kerk pleegt te kenmerken in haar optreden tegenover andere kerkelijke gezindten'.

Ruzie met de katholieken was ook de basis voor' de affaire rond het hek'. Niets heeft Rutgers zo geënerveerd als deze zaak, met een voor onze begrippen hoog Don Camillo-gehalte. Het ging om een hek waarmee de dominee het door Jan en alleman gebruikte kerkpad wilde afsluiten, maar dat door de dorpelingen telkens werd verwijderd. Zelfs het gemeentebestuur bemoeide zich ermee en dat liep op een goede dag uit de hand. De veldwachter had met wat kornuiten op last van de burgemeester het hek in een sloot geworpen. Rutgers zette het prompt weer op zijn plaats. Maar een dag later lag het opnieuw in de sloot. De dominee liet zich niet uit het veld slaan en zette het hek weer neer, nu met prikkeldraad eromheen. Vergeefs, hij vond het hele geval met draad en al in de greppel terug. Dan maar een bord 'Verboden Toegang' erbij gezet. Ook zinloos, want de volgende dag lagen hek én bord in de sloot. Rutgers werd zo boos dat hij een rechtszaak aanspande tegen dit gewelddadig optreden van gemeentebestuur en roomse gemeente-ambtenaren, 'wijl blijkens dagelijkse ervaringen van de roomse inwoners dezer gemeente niets anders is te verwachten dan onbeschaamde meedogenloosheid ten opzichte van de billijke eisen en rechten van de Hervormde Kerk'. De zaak sleepte zich zo lang voort dat hij al in Lochem werkte toen de rechter hem alsnog in het gelijk stelde. Samen met wat andere akkefietjes maakte dit voorval zijn gevoelens voor deze Twentse plaats er niet beter op. Zelf zei hij Tubbergen aanvankelijk als een paradijs te hebben ervaren, maar er zich na anderhalf jaar als een balling in de woestijn te hebben gevoeld. 'Het is hier prachtig, maar het wordt door de mensen bedorven.'

In 1914 hield Rutgers het in Tubbergen voor gezien en verhuisde tot 1919 naar Lochem. Maar ook daar vond hij zijn rust niet. Hij stapte zelfs twee jaar geheel uit het ambt en ging in de handel. Maar de drang tot prediking liet hem niet los en in 1921 stond hij weer op de kansel dit keer in Usselo. Het werd zijn langste verblijf in Twente. Tot 1932 werkte hij er met passie en op een zeer persoonlijke manier, twaalf jaren die de oudste bewoners van het dorp die hem als dominee hebben meegemaakt nog helder voor de geest staan. Zo ging hij een avond lang met een glas ranja in het plaatselijke café zitten toen hij vernomen had dat twee rivaliserende groepen jongeren met elkaar op de vuist wilden. Er gebeurde niets. En hij klom tot in de top van een bouwsteiger om gezellig met de bouwvakkers koffie te drinken nadat één van hen, toen hij voorbij fietste, had geroepen: 'Daar gaat Jezus'.

In Usselo verliep de relatie tussen Rutgers en de katholieken al evenmin vlekkeloos. Hij wendde zich zelfs persoonlijk tot de minister van Financiën De Geer en CHU-topman Slotemaker de Bruïne, toen bleek dat de al even dominante pastoor Schneider rijkssubsidie kreeg voor de bouw van een katholieke kerk in Boekelo, waar hijzelf al jaren vergeefs had gepoogd in dat dorp een hervormd kerklokaal te krijgen. 'Dit terwijl Boekelo overigens geheel Nederlands Hervormd is'. Ondanks zijn rechtlijnigheid en uiterst serieuze benadering van kerk en wereld - één van zijn kinderen zei ooit: 'Ik geloof dat het wel eens goed voor mij zou zijn als ik een poos moest omgaan met atheïsten' - had hij een groot gevoel voor humor. Toen zijn dochter eindexamen voor de HBS moest doen had hij er weinig vertrouwen in dat ze zou slagen. Hij kondigde aan een meter hoog te zullen springen als zij het diploma zou halen. Ze slaagde. Rutgers hield woord, spande naast de pastorie een touw op exact een meter hoogte en sprong er in zijn driedelig zwarte pak overheen.

Na zijn vertrek naar Rotterdam in 1932 begon de zware periode in de wereldgeschiedenis die Rutgers - helaas, zou je moeten zeggen - tot een bekende Nederlander maakte. In de herinnering van velen leefde Rutgers voort als een sterke persoonlijkheid die niets uit de weg ging als de rechtvaardigheid in het geding was. Niets voor niets prijkt op de schoorsteenmantel van menige huiskamer nog een portret van 'de dominee met de baard'. Ook in Twente.

Auteur: Gerard Vaanholt

Eerder gepubliceerd in de Twentsche Courant Tubantia op 9 april 1997

Geboren:   06-09-1883 's Gravenhage
Overleden:   02-04-1942 Dachau
Vader:   Abraham Rutger Rutgers, aannemer
Moeder:   Trijntje van der Vlugt
Echtgeno(o)t(e):   Josephine Louise Veenhuyzen
Publicaties:   Arnold Bekkenkamp. Rutgers met de baard; Het levensverhaal van een pastor intrepidus, 1883-1942. Enschede : Van de Berg, 1997. 316 p.
Laatst bijgewerkt op:   15-04-2014