Petrus Immink (1776-1841)


Petrus Immink is geboortig uit een predikantengeslacht. Hij was de vierde predikant in lijn, ook twee van zijn zonen werden predikant. Zijn ouders waren Warnerus Immink en Allagonda Roessingh. Behalve predikant was zijn vader ook rector van de Latijnse school in Enschede, waar hij zijn vader Jacobus Immink was opgevolgd. Petrus kreeg zijn opleiding van Albertus Weddelink, die vanaf 1757 proponent (kandidaat-predikant) was en vanaf 1780 rector van de Latijnse school in Enschede. Van 1793 tot 1796 studeerde Petrus aan het Athenaeum in Deventer, waarna hij zich in 1796 te Utrecht als student liet inschrijven. In 1799 werd hij proponent, terwijl hij in 1801 beroepen werd als predikant te Ootmarsum en twee jaar later al werd benoemd tot rector der Latijnse school aldaar. In 1805 huwde hij met Aleida van Laer uit Ommen, die hem in haar korte leven (ze werd 45 jaar) negen kinderen schonk.

Immink toont zich in zijn leerredenen een diepgelovig, overtuigd Calvinist en een gevoelig mens. Hij wordt ook beschreven als gemoedelijk, verstandig en verdraagzaam. Als rector van de Latijnse school had hij veelvuldig te maken met jongens van rooms-katholieke huize en leidde ze zelfs op om naar het seminarie in Vreden of ’s Heerenberg te kunnen gaan. Toch greep de overgang van een Hervormde plaatsgenoot tot de R.K. kerk hem zeer aan. Het ging om B. Berends, lid van de kerkenraad en een goede bekende van Immink, die in 1825 bekend maakte dat hij zou overstappen naar het rooms-katholieke geloof. In zijn werkje ‘De redenen van mijnen overgang tot de R.K. kerk…’ zette hij uiteen waarom. Immink reageerde ‘vlammend’ in zijn ‘Brief van Petrus Immink… (op) De redenen van mijn overgang…’. Zijn tweede werk was ‘Lijkrede … ter viering der nagedachtenis van … Aleida van Laer’ (1830). Deze leerrede, uitgesproken bij de dood van zijn vrouw, schreef hij voor zijn kinderen. Hij schetst zijn vrouw als ‘in een deftig huis opgevoed’, en als ‘eene Vrouw van van een opregt godsdienstig bestaan, hetwelk van geen zinneloos dweepen of farizeeuwsch huichelen weet’ en met ‘eene verlichte en redelijke Godsdienstkennis’.

Geheel anders is Immink’s derde geschrift ‘Leerrede ter aanwijzing der belangrijke voorregten, welke Noord-Nederland, in deze dagen boven Zuid-Nederland, mag genieten’ (1831). Dit geschrift moet uiteraard geplaatst worden binnen de hevige golf van nationalisme, die ten tijde van de Belgische opstand door Nederland waarde. In 1835 schreef hij: ‘De Nagedachtenis van den voortreffelijken jongeling Coenraad Reinier Hattink…’. Deze leerling van de Latijnse school stond vlak voor zijn eindexamen toen hij op bezoek ging bij een medeleerling. Deze was in de tuin aan het spelen met een geweer en richtte het, denkend dat het ongeladen was, op Coenraad Reinier Hattink en haalde de trekker over. De jonge student, zoon van predikant H.J. Hattink uit Rijssen, overleed aan de gevolgen van zijn verwondingen.

Petrus Immink’s grootste verdienste was de uitnemende wijze waarop hij zijn taak als rector van de Latijnse school opvatte. De rapporten van de inspecteur van het Latijnse onderwijs waren jarenlang zeer positief t.a.v. van het onderwijs in Ootmarsum. In 1820 vermeldt het rapport, dat het onderwijs in Ootmarsum in zeer goede handen is. De rector behandelt het Grieks en Latijn met een zestiental leerlingen, waarvan er verscheidene in de kost zijn, grondig en met smaak, terwijl de geschiedenis en aardrijkskunde in grote en algemene trekken behandeld wordt. Voor toekomstige protestantse geestelijken voegt hij er Hebreeuws bij. De avonduren besteedt de rector aan de Franse, Engelse en Duitse talen en letterkunde, en ook wiskunde, zodat de leerlingen in Ootmarsum een volledige opleiding ontvangen. In 1833 vermeldt het rapport: ‘Rector Immink werkt nog steeds als een paard’. Later vermindert het aantal leerlingen, omdat veel katholieke leerlingen niet meer kiezen voor de Latijnse school met een protestant als rector. De laatste paar jaar moet Immink taken overdragen, geplaagd als hij wordt door jicht.

Na bijna veertig jaar de gemeente van Ootmarsum bediend te hebben ging hij op 28 juni 1840 met emeritaat, waarbij zijn zoon Warnerus de afscheidsrede moest uitspreken wegens ziekte van zijn vader. Op 14 april 1841 overleed hij, ‘de naam achterlatend van een ijverig en milddadig man, uitmuntend door meer dan gewone bekwaamheid’.

Bewerking van: G.T. Hartong. Ds. Petrus Immink (1776-1841) In: OostOogst, uitgave van de Provinciale Bibliotheekcentrale Overijssel-Oost, 1984.


Geboren:   02-01-1776 Enschede
Overleden:   14-04-1841 Ootmarsum
Vader:   Warnerus Immink, predikant en rector
Moeder:   Allagonda Roessingh
Echtgeno(o)t(e):   Aleida van Laer
Laatst bijgewerkt op:   12-03-2014