J. ter Pelkwijk (1769-1834)
Johannes (Jan) ter Pelkwijk werd op 26 augustus 1769 geboren te Heino als zoon van Abraham ter Pelkwijk en Catharina Malecotius. Zijn vader was predikant. Al op zijn zevende jaar ging hij naar de Franse school te Barneveld, waar hij de vakken geschiedenis, natuurkunde, wiskunde en aardrijkskunde volgde. Vier jaar later bezocht hij de Latijnse school te Zwolle. Op zestienjarige leeftijd vertrok hij naar Deventer, waar hij aan het Athenaeum vooral wiskunde studeerde om tenslotte op 21-jarige leeftijd in Harderwijk te promoveren tot meester in de vrije kunsten en doctor in de rechten en filosofie. In Harderwijk leerde hij zichzelf ook nog Duits door getrouw de opvoeringen van Duitse toneelspelers bij te wonen. Vervolgens bracht hij vijf jaar thuis door in Heino zonder een beroep uit te oefenen. Des te meer tijd was er voorhanden om zich verder te bekwamen in de wetenschap. Hij had vooral belangstelling voor praktische kennis die betrekking had op ambachten, fabrieken en de landbouw. Zo paste hij wiskunde toe op praktische zaken, zoals bij de constructie van een molen. Praktische onderwerpen kenmerken ook zijn publikaties.
Omdat hij de Franse taal goed beheerste, werd hij betrokken bij inkwartiering van Franse soldaten in Heino. Zo begon zijn politieke loopbaan. Ter Pelkwijk, die achter de Bataafse Revolutie van 19 januari 1795 stond, waarbij veel patriotten tot het bestuur toetraden, werd al snel afgevaardigde namens Heino bij de Provinciale Landschapsvergadering te Deventer. In 1798 al werd hij, als opvolger van Gerhard Dumbar, griffier (secretaris) der Staten van Overijssel. Deze functie bekleedde hij tot 1800. Hij ging toen in Zwolle wonen in een eenvoudige bovenwoning aan de Diezerstraat, vanwaar hij nooit meer zou verhuizen. Vanaf 1801 was hij lid van de Proviniale Rekenkamer en iets later van de provinciale Raad van Financiën. In 1807 werd hij assessor van de landdrost van Overijssel en buitengewoon lid van de Staatsraad in Den Haag, in 1811 lid van de Raad der Prefectuur en in 1813 prefect ad interim. Vanaf 1810 vervulde hij zijn functies met tegenzin, aangezien hij de totale inlijving bij het Franse keizerrijk sterk veroordeelde. Maar het lukte hem niet zich aan zijn taken te onttrekken, ook niet aan de hem toegewezen opdracht de loting uit te voeren voor de leden van de gardes d’honneur, een elite-korps uit gegoede kringen dat in Frankrijk werd gelegerd. Na de loting vluchtte hij tijdelijk uit Zwolle om confrontaties met families van de getroffenen te voorkomen. Na de omwenteling in 1814 zette hij zijn politieke carrière voort. Vanaf 1814 tot aan zijn dood in 1834 was Ter Pelkwijk namens Zwolle lid van de Provinciale Staten en meerdere perioden lid van Gedeputeerde Staten. Tenslotte was hij in 1830-1831 gouverneur van Overijssel.
Naast zijn bestuurlijke functies was hij zeer actief in het onderwijs. Hij bezat alle kenmerken van een ‘echte’ onderwijzer. Al tijdens zijn Heinose periode stelde hij zijn kennis graag ter beschikking van anderen, hij doceerde graag. In 1800 was hij mede-oprichter van de Zwolse Nutsschool. Hij gaf huisonderwijs aan jongens met bijzondere talenten – Johan Rudolf Thorbecke was een van hen. Op zijn naam staan een aantal schoolboeken. Met o.a. Rhijnvis Feith had hij zitting in het Collegie van Curatoren van de Latijnse school. Hij hield graag verhandelingen voor een groot publiek over allerlei onderwerpen, waarbij iedere natuurkundige voordracht eindigde in een lofzang op Gods doelmatige schepping. De rampzalige overstroming van 1825, die tientallen slachtoffers kostte en zeer veel schade aanrichtte in Noordwest Overijssel, paste niet in dit beeld. In zijn bekende Beschrijving van Overijsselsch watersnood in februarij 1825, nog in hetzelfde jaar uitgebracht moest hij met een lijdend gemoed toegeven dat hij de oorzaak niet kon verklaren. In Zwolle was Ter Pelkwijk bij vele zaken betrokken: hij was honorair lid van het bestuur van de Stadsarmeninrichting. Hij was mede-stichter van een bewaarschool en van een opleiding van matressen (schooljuffrouwen).
J.C. Streng noemt in zijn Zwols Biografisch Woordenboek Ter Pelkwijk in zijn tijd overschat. Wel te verklaren, want onderwijs was een belangrijk item in deze periode. Zijn begrafenis in november 1834 was een grote gebeurtenis, die vrijwel de gehele burgerij op de been bracht. Op de begraafplaats zongen schoolkinderen een treurzang. De bijeenkomst was niet zonder diepere betekenis, aldus J.C. Streng, want ‘deze plechtigheid gaf nog een nuttigen wenk, hoe ouden en jongen, rijken en behoeftigen, aanzienlijken en geringen, zich behooren te vereenigen om eene gemeenschappelijke hulde aan groote bevorderaars van nuttige instellingen toe te brengen’. Het was tevens een subtiel verpakt pleidooi voor het in stand houden van de bestaande hiërarchische standenmaatschappij (J.C. Streng). Het huldebetoon aan Ter Pelkwijk bleef nog een tijdje doorgaan. Stadssecretaris Gerrit Luttenberg schreef nog binnen een jaar na het overlijden een Levensberigt van J. ter Pelkwijk van liefst 89 pagina’s. Het Zwolse gemeentebestuur eerde hem met een monument. Op de verjaardag van Koning Willem I kwam opnieuw een grote menigte bijeen op de begraafplaats aan de Meppelerstraatweg om getuige te zijn van de plechtige onthulling van het gedenkteken. Tenslotte werd op initiatief van de Stadsarmenkamer door de kunstenaar D.J. Sluiter nog een kopergravure gemaakt, zodat iedereen die dat wilde nog een prent kon bemachtigen ‘van den uitmuntenden en voortreffelijken Ter Pelkwijk’. Later werden in Zwolle nog een straat en een plein naar Ter Pelkwijk vernoemd.
Tekst: Redactie van deze website
Zie ook Biografisch Portaal
Geboren: | 26-08-1769 Heino | |
Overleden: | 22-11-1834 Zwolle | |
Vader: | Abraham ter Pelkwijk, predikant | |
Moeder: | Catharina Malecotius | |
Publicaties: | Bronnen: J.C. Streng. Zwols Biografisch Woordenboek. Hilversum, Verloren, 2004 J.C. Streng Het is thans zeer briljant: Aspecten van het Zwolse culturele leven tijdens de overgang van ancien régime naar moderne tijd. Hilversum, Verloren, 1999. G. Luttenberg. Levensberigt van J. ter Pelkwijk. Zwolle, Tijl, 1835. | |
Laatst bijgewerkt op: | 10-04-2014 |