Berend Hendrik Bentinck tot Buckhorst (1753-1830)


Berend Hendrik was de jongste telg van Berend Bentinck en Bonne du Terrre. Hij is op 16 november 1753 geboren op Schoonheten. Omdat Berend niet kon rekenen op een havezate, nam hij evenals zijn broer Carel dienst in het Nederlandse leger. Met genoegen zullen zijn ouders kennis hebben genomen van Berends benoeming tot page van prins Willem V. Zijn gehele militaire loopbaan heeft hij vervuld bij het ruiterregiment Stavenisse Pous waarvan hij in oktober 1771 rot ritmeester werd benoemd, nog geen 18 jaar oud.

In Den Haag heeft Berend begin jaren zeventig van de 18de eeuw de vijf jaar jongere Carolina Medioburgensis van Borssele ontmoet, dochter van Johan van Borssele, heer van Borssele en Anna Margaretha Elisabeth Coninck, vrouwe van Ritthem. De familie van Carolina is van oorsprong van Zeeuwse adel en het gezin woonde in Den Haag waar haar vader namens Zeeland lid was van de Staten-Generaal. Berend en Carolina zijn nog erg jong als zij in oktober 1775 in het huwelijksbootje stappen. Berend is bijna 22 en Carolina is nog maar 17 jaar.
De eerste jaren van het huwelijk zullen zij nog hebben doorgebracht in Den Haag bij de ouders van Carolina. Na twaalf jaar huwelijk werd op 24 april 1787 hun eerste kind Jan Hendrik Coninck geboren, terwijl zij verbleven in Zutphen, waar Berend in garnizoen ligt. Hun tweede kind Hennette Rudolphina, genoemd naar haar oom en tante Bentinck van Haersolte, is in Zwolle geboren en op 13 april 1790, tien maanden oud aldaar overleden en werd drie dagen later te Zalk bijgezet in de familiegrafkelder.
Het vermogen dat Carolina in het huwelijk meebracht, stelde Berend in de gelegenheid een havezate te kopen. Van Anna Benrinck, gehuwd met Willem Anna van Spaen la Lecq, koopt hij in 1779 de havazate Buckhorst en de heerlijkheid Zalk en Veecaten. Hierdoor werd hij ook toegelaten tot de Riddrschap van Overijssel. Veel tijd zal het echtpaar niet op Buckhorst hebben doorgebracht. Als Berend tot commandant van Zwolle wordt benoemd, betrekken zij daar een woning aan de Koestraat en wonen daar tot aan hun beider overlijden.

In januari 1785 werd hij benoemd tot kolonel tegelijk met zijn benoeming tot kwartiermeester-generaal bij de cavalerie. Hij nam deel aan de zijde van de prinsgezinden aan de veldtocht van 1787. Daarna, in oktober 1787 werd hij benoemd tot majoor-commandant in Zwolle en twee jaar later werd hij gepromoveerd tot kolonel-commandant.
Met de inval van de Franse troepen eind 1794 kwam er een einde aan de Republiek der Verenigde Nederlanden en werden de stedelijke en gewestelijke besturen vervangen door patriotse "provisionele" representanten van het volk. Dit betekende voor Berend het einde van zijn militaire loopbaan. In 1795 legde hij bij het begin van de Bataafse Republiek zijn functie neer en nam hij samen met prins Willem V de wijk naar Engeland. Van hieruit nam hij deel aan het Oranjerassemblement om de Republiek met behulp van Engelse en Russische troepen te bevrijden, hetgeen mislukte.
In 1801 keerde hij terug naar Zwolle en leefde daar als ambteloos burger. In 1813 werd hij in Amsterdam door de Fransen ingesloten op verdenking, niet ten onrechte, van geheime samenspanning met de Oranjes, maar kort daarna werd hij na bemiddeling van Rutger Jan Schimmelpenninck weer vrijgelaten. Voor zijn militaire verdiensten is hij benoemd tot commandeur in de Militaire Willemsorde.

Toen Overijssel in november 1813 door de kozakken onder aanvoering van kolonel prins Naritshin van de Fransen werd bevrijd, brak voor Berend een nieuwe tijd aan. Op 17 november 1813 hadden Van Hogendorp, Van der Duyn en Van Limburg Stirum het bestuur over de Nederlanden, in naam van de toen nog in Engeland verblijvende prins van Oranje, van de Fransen overgenomen.
Naritschin heeft intussen Berend Hendrik Bentinck, inmiddels zestig jaar oud, aangesteld als provisioneel gouverneur van Overijssel. Zijn taak was het herstel van de normale bestuurlijke verhoudingen, maar voorlopig had hij zijn handen vol aan het verdrijven van de Franse troepen en het in toom houden van Kozakse ruiters. Hij vaardigde direct een proclamatie uit, dat de bestaande wetgeveing en administratie voorlopig zou blijven bestaan. Dit niet om zijn instemming met het vorige bewind te onderstrepen, maar om de ontstane onrust met wettige middelen te kunnen weerstaan.
Bentinck trad echter al op 17 december af, wegens zijn benoeming tot commissaris-generaal van Oorlog onder het genoemde Haagse driemanschap. In zijn plaats werden op 13 december Adolf Warner baron van Pallandt van Eerde en zijn bloedverwant Willem Hendrik baron Van Hambroick tot Weleveld tot gouverneur van Overijssel benoemd. Dit tweehoofdige bestuur werd in mei 1814 weer afgeschaft en vervangen door één gouverneur. Dit werd Berend Hendrik Bentinck, wiens benoeming tot commissaris generaal van Oorlog geen succes bleek te zijn. In hetzelfde jaar werd Bentinck verheven in de adelstand en mocht hij de titel jonkheer voeren, in 1819 kreeg hij de adellijke titel van baron.

De man met de grootste macht in het provinciaal bestuur was tot 1850 de gouverneur. Deze was echter geheel afhankelijk van de koning en niet van de Staten uit zijn gewest. De macht van de Provinciale Staten werd niet alleen bestuurlijk maar ook financieel beknot, omdat alle belastingen door het rijk werden geïnd en de provincie dus geen onafhankelijke bron van inkomsten had.
Het is dus niet zo verwonderlijk dat Berend, als eerste gouverneur van Overijssel, niet zulke geweldige resultaten heeft kunnen bereiken op het gebied van de ontwikkeling van de provincie. Bovendien moet opgemerkt worden dat hij niet zozeer politicus was als wel militair. Dat hij echter door de koning werd aangesteld als gouverneur is niet te verwonderen, want hij was altijd een van diens vurigste aanhangers geweest.
Hij bleek echter wel de behoeften van zijn gewest te hebben gekend en heeft geprobeerd in het belang van zijn provincie te handelen. Vanaf 1823 kreeg hij het toezicht op het innen der belastingen en accijnzen. Tijdens zijn goeverneurschap kreeg Bentinck te maken met het ongenoegen van de (kleine) steden in Twente, die het niet eens waren met de verdeling van de bestuursfuncties in het gewest, waarvan zij zelf grotendeels waren uitgesloten.
Maar de escalatie van dit conflict in 1930 maakte hij niet meer mee. In hetzelfde jaar op 24 september overleed Berend Bentinck in Zwolle. Hij werd op de 29ste in zijn eigen heerlijkheid Zalk begraven.

Tekst: Redactie van deze website
Geboren:   19-11-1753 Schoonheten
Overleden:   24-09-1830 Zwolle
Vader:   Berend Bentinck
Moeder:   Bonne Elisabeth Juriana du Tertre
Echtgeno(o)t(e):   Carolina Medioburgensis van Borssele
Publicaties:   Literatuur: Wim Hoogeland. Schoonheten en de Bentincks. Zwolle, Waanders, 2006 Caspar van Heel. 400 jaar gedeputeerde staten van Overijssel. 1993.
Laatst bijgewerkt op:   27-02-2014