Georg Schenck van Toutenburg (1480-1540)


Duitse afkomst
Georg Schenck werd in 1480 geboren in Bamberg, Duitsland. Zijn familie is afkomstig van het landgoed Tautenburg, een kasteel dat bovenop een rots was gelegen. Het was een baronie, en was gelegen bij Jena in Saksen. Als verste voorouders in rechte lijn worden kort na het jaar 1000 de heren van Vargula genoemd, die een burcht hadden bij het huidige dorp Grosz Vargula. Het was een grote eer voor een adellijke familie benoemd te worden in het ambt van schenker, in het duits Mundschenck of kortweg Schenck. In 1178 blijkt Rudolf 1 van Vargula de Schenck te zijn van de toenmalige landgraaf. Omstreeks 1400 was de tak Schenck von Vargula uitgestorven. Zijtakken van deze familie hadden intussen de erfelijke titel van Schenck naar elders mogen meedragen. Een van die zijtakken had omstreeks 1230 het kasteel Tautenburg ten noordoosten van Jena verworven en dat betekende dat zij zich voortaan Schenck von Tautenburg noemde. Bij deze en andere families is de titel Schenck al lang tot een eretitel geworden, waar de familie van Georg nog aan toe mag voegen dat ze Freiherr von Tautenburg zijn. Georg had als titel baron van Tautenburg.

Vader van Georg was Wilhelm Schenck de Oude, vrijheer van Tautenburgh (1456-1520), Windisch en Eschenbach, zijn moeder Kunigonde van Tettauw. Grootvader Ludwig Schenck had na een erfeniskwestie, waarbij het slot aan zijn neus voorbijging, de Tautenburg moeten verlaten. Vermoedelijk verwierf Wilhelm een functie of ambt in Bamberg, want in die stad is Georg Schenck von Tautenburg geboren. Hij was een van de drie zonen uit het huwelijk van Wilhelm en Kunigunde, die bovendien ook nog drie dochters hadden. Het is opmerkelijk, dat deze drie zonen alle drie een rol gespeeld hebben in onze vaderlandse geschiedenis, al was de rol van de een groter dan van de ander. Vermoedelijk kwamen zij vanuit Zuid-Duitsland naar onze streken door toedoen van Georg.

Naar Nederland

Georg Schenck heeft zijn vorming samen met andere jongens van adellijke afkomst ontvangen aan het hof van Frederik, de keurvorst van de Opper-Pfalz in Beieren. Georg Schenck hoorde bij het gevolg van Frederin IV van Baden, toenmalige bisschop van Utrecht bij diens inwijding op 13 mei 1496 als opvolger van David van Bourgondië. Dat was een kleurrijk evenement waarbij o.a. de aartsbisschop van Trier (oom), de markgraaf Christoffel van Baden (broer) en ook Jan van Nassau, de grootvader van Willem van Oranje, en vele andere edelen en ridders aanwezig waren met een gevolg van 700 ruiters. Frederik van Baden benoemde Georg Schenck in 1502 tot Schout van Vollenhove en kastelein der Heerlijkheid Kuinre, het kasteel dat de bisschop in 1407 had gekocht. Als borg traden op Geert Mulert, rentmeester van Salland, Barthold van der Eeze, en Hendrik en Herman Hagen.

Georg Schenck is voor de eerste keer getrouwd met Jonkvrouw Anna de Vos van Steenwijk in of voor 1496. Anna de Vos kreeg als erfenis van haar vader Coenraad, die zonder zonen stierf in 1481, grote stukken grond in Overijssel, waaronder het huis Batinge, dat dus ook in bezit kwam van Georg Schenck. Hij verscheen voor het eerst als riddermatige op de Overijsselse landdagen van de Ridderschap in 1504. Uit erkentelijkheid voor zijn verdiensten als drost jegens de stad Vollenhove kreeg Georg in 1511 van het stadsbestuur een perceel land ten zuiden van de stadsgracht buiten de Bentpoort. Het was tot dan het oefenterrein van de schutterij: de doelen. In 1503 werd in Wijk bij Duurstede zoon Frederik (1503-1580) geboren, vermoedelijk genoemd naar Georgs beschermheer Frederik, de bisschop. Zij kregen later nog een zoon, Lodewijk (1505-1526), en een dochter, Maria (1510-1552).

Na de dood van bisschop Frederik van Baden in 1517 trad Georg Schenck af als drost en ging voor Karel V, sinds 1515 keizer, strijden tegen diens opponent Karel van Gelre. Keizer Karel V benoemde hem in maart 1521 tot stadhouder van Friesland als opvolger van de zwakke Oostenrijkse graaf Willem van Roggendorf. De Toutenburg Georg Schenck bouwde in Vollenhove een kasteel, omdat hij zich blijvend in de streek wilde vestigen hoewel hij in de tijd als schout of drost ook op het bisschoppelijk kasteel Oldehuis mocht wonen. Kasteel Toutenburg, genoemd naar het landgoed van zijn voorouders, bouwde hij vanaf 1524 tot 1531. Het slot werd gebouwd op een stuk gekregen en gekochte grond, op dat van de boerderij van Johan Redinx en bij of tussen lappen grond van de nonnen van Clarenbergh aan de zuidkant van Vollenhove (buiten de stadsgracht).

Strijd tegen Gelre

Voor keizer Karel V, in de Nederlanden vertegenwoordigd door Margaretha, de landvoogdes, streed hij vooral tegen Gelre, om te beginnen in Friesland. Het lukte hem de Geldersen onder Christoffel, graaf van Meurs, terug te dringen. Ook de Friese vrijheidsstrijder Jancko Douwma kwam met hem in conflict, maar verloor. Schenck veroverde Dokkum, en tenslotte Sloten en Lemmer. In 1522 verloor hij de slag om Genemuiden van de Gelderse Casper van Merwick, en daarmee ook Coevorden en Diepenheim. Hij raakte er door een schot met een musket zodanig gewond, dat hij er in 1540 alsnog aan zou overlijden (toen omschreven als een 'fistele an sijn been'). Workum werd veroverd in 1523, waarbij het kasteel Dwang-van-Workum (later Inthiemahuis) werd afgebrand.

In 1525 liet Schenck, vanwege zijn functie als stadhouder van Friesland, ook een slot bouwen in Zwartewegsend bij Tietjerk, ca. 8 km ten oosten van Leeuwarden. Dit slot, ook Toutenburg genoemd, werd gesloopt in 1856. De naam wordt nog steeds gebruikt voor de plaats waar sinds jaar en dag woningen voor bejaarden staan bij de wegkruising tussen Tietjerk en Rijperkerk. Al tijdens de bouw van de Toutenburg in Vollenhove ging Schenck er wonen. In 1526 overleed er zijn vrouw Anna, en hij hertrouwde direct daarna - op 17 november 1526 - met Johanna, dochter van Johan, graaf van Egmond. Vermeldenswaard is dat haar zuster Walburga (overleden in 1529) in 1506 was getrouwd met graaf Wilhelm I van Nassau, de vader van Willem van Oranje via zijn tweede vrouw Juliana van Stolberg. Georg en Johanna kregen drie zonen: Carel, Jurriaan (Georg) en Johan. In datzelfde jaar 1526 stierf in het verre Spanje Ludwig/Lodewijk, de tweede zoon uit zijn eerste huwelijk. Intussen waren zijn broers Ernst (1488-1527) en Willem (1491-1531) ook naar de Nederlanden gekomen, beiden als militair. In juni 1527 sneuvelde zijn broer Ernst, met wie hij samen Hattem probeerde te veroveren. Hij werd begraven in de Sint Michaëlskerk te Zwolle. Bij de bestorming van Hattem was ook aanwezig hun broer Wilhelm of Willem, die enige tijd commandant van Steenwijk was. Deze was getrouwd met de Duitse Margrethe, gravin van Ebersreuth en vertrok weer naar het oude vaderland, waar hij in 1531 stierf. Zijn kinderen (vooral dochter Anna) kregen later weer met de Nederlanden te maken wegens de nalatenschap van hun oom Georg.

De stadhouder had in de eerste plaats een militaire functie. Schenck heroverde bijvoorbeeld Diepenheim dat als uitvalsbasis door de Geldersen werd gebruikt en hield, tot Gelre bij de Nederlanden kwam, de veldheer Maarten van Rossum in de gaten. Hij versloeg de wederdopers bij Bloemkamp, en veroverde ook Groningen (1536), waar hij eveneens stadhouder werd. Georg Schenck kreeg nu al gauw meer titels van de keizer Karel V na de overdracht van de wereldlijke heerschappij over Overijssel en Drenthe door de bisschop van Utrecht, Philips van Bourgondië, aan de keizer in 1528. Georg Schenck werd in 1528 stadhouder van Overijssel en Groningen. Op 21 maart 1528 werd hij in Kampen ingehuldigd. Het slot Toutenburg was in 1531 uiteindelijk pas echt klaar. Het was een slot geworden dat zijn weerga in de noordelijke Nederlanden ternauwernood kende.

Het Gulden Vlies
In 1531 werd Georg Schenck in Tournai ridder in de orde van het Gulden Vlies (het 20e hoofdstuk in het huis Habsburg), temidden van een illuster gezelschap hoge heren. De orde werd in 1430 opgericht door Filips de Goede, hertog van Bourgondië en heerser over de meeste Belgische gewesten. De orde van het Gulden Vlies was een soort van tegenhanger van de Engelse orde van de Kousenband. Zij moest de gelijkwaardigheid van Filips met de andere Europese vorsten beklemtonen. Zij bestond uit 30 ridders (50 vanaf 1516) en 4 officieren: een schatbewaarder, een wapenmeester, een kanselier en een griffier. De orde was dus een selecte club om de beste medewerkers en buitenlandse bondgenoten van de hertog te eren. Het ereteken van de orde was een ram. Het dier verwees naar de Griekse legende van de Argonauten en het moest suggereren, dat de Bourgondische dynastie afstamde van de Trojanen. Met het sieraad van de orde is hij in het jaar van zijn overlijden (1540) afgebeeld op een schilderij, toegeschreven aan de Kamper schilder Ernst Maeler.

Rol in Noord-Nederland
Georg Schenck was van grote economische betekenis voor het noorden, o.a. door het aanleggen van de Zwarteweg van Leeuwarden naar Tietjerksteradeel, dwars door moerassig gebied. Hij was het die na de jarenlange oorlog tegen Karel van Gelre de gewesten Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel wist in te lijven in het Bourgondische Rijk. Keizer Karel V had oog voor de noden van de armsten onder zijn onderdanen, die juist tijdens zijn bewind de gevolgen van door rampen en oorlog veroorzaakte hongersnoden bijna om de tien jaar ondervonden. Er kwam een regeling om de prijzen van levensmiddelen te beheersen, regels om bedelarij en landloperij aan banden te leggen en om minderjarigen te beschermen. Zelfs werden er richtlijnen uitgevaardigd voor weeshuizen en voor het afwikkelen van faillissementen. Veel stadsbesturen zagen deze maatregelen als een aantasting van hun vrijheden en een bedreiging van hun schatkist. Elke stad of streek zorgde immers voor zichzelf. Karel V stelde in al zijn gewesten dezelfde bestuursvorm in; een bestuur onder een stadhouder met hof en rekenkamer.

Het belangrijkste jaartal uit de geschiedenis van de Friese waterschappen is 1533. In dat jaar kwam de stadhouder Georg Schenck van Fryslân met het zogenaamde Groot Arbitrament, waarmee de basis gelegd werd voor de oprichting van de eerste Friese waterschappen. Deze regeling was het gevolg van jarenlange conflicten over de onderhoudsplicht van de dijken. Door herovering van het kasteel Coevorden op de Gelderse hopman Selbach in 1536 werd hij drost en opperrechter van Drenthe, en stadhouder van Groningen. Verder hij kreeg het Heerlijkheid Wedde en Westwoldingerland als leen. Het Huis te Wedde, ook wel De Burcht genoemd, was een eeuwenoude versterkte plaats. Na de verovering in 1530 door de troepen van de Hertog van Gelre werd deze versterkt, blijkbaar zonder succes. Na 1536 werd de verbouwing doorgezet door Georg Schenck, die zijn wapen in de muur van de toren liet inmetselen. Ook nu nog prijkt zijn blazoen op een gebeeldhouwde steen boven de ingangspoort van het slot.

Overlijden in 1540
De titels van Georg Schenck waren toen hij op 2 februari 1540 overleed aan de eerder genoemde schotwond, opgelopen in het beleg van Genemuiden: Stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel, Ridder van het Guldenvlies, Rijkskamerling, Schout en Drost van Vollenhove en Coevorden, Kastelein der Heerlijkheid Kuinre, Opperbevelhebber van Genemuiden en Heer van Wedde, Westwoldingerland en Bellingwolde. Hij kreeg al deze titels door zijn moed en zijn daden, zoals het veroveren van vele steden voor de Keizer. Hij werd op 17 maart 1540 bijgezet naast zijn eerste vrouw in de grafkelder van Toutenburg midden onder het hoge koor van de Grote Kerk van Vollenhove, in het bijzijn van veel edelen uit Overijssel en afgevaardigden van de drie steden. Als stadhouder van Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland werd hij opgevolgd door Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren die het ambt slechts 8 jaar bekleedde. Vervolgens werd Jean de Ligne, graaf van Aremberg de stadhouder. De afwikkeling van de erfenis van Georg Schenck zou nog vele jaren in beslag nemen.

Auteur: Henk van Heerde

Voor een uitgebreidere versie van deze biografie zie de website van Henk van Heerde.
Geboren:   01-01-1480 Windischen Eschenbach (Dld)
Overleden:   02-02-1540 Vollenhove
Vader:   Wilhelm Schenck de Oude
Moeder:   Kunigonde van Tettauw
Echtgeno(o)t(e):   Anna de Vos van Steenwijk
Tweede echtgeno(o)t(e):   Johanna van Egmond
Laatst bijgewerkt op:   16-04-2014