Klaas Annink (Huttenkloas) 1710-1775


Klaas Annink werd geboren op De Haar, een stuk land bij Bentelo aan de Hagmolenbeek bij de Hagmolenbrug. Over zijn leven is weinig bekend. Hij heeft waarschijnlijk de kost verdiend als dagloner, die moest rondkomen van het beetje geld dat hij verdiende op de dagen dat een boer werk voor hem had. Omdat hij ook wel Klaas Coenderink werd genoemd is het waarschijnlijk dat hij een tijd in een hut op het erve Coenderink bij Hengevelde (in de omgeving van de huidige Wethouder Gosselinkstraat) heeft gewoond. Hij trouwde in 1734 met Aarne Spanjer. Zij kregen vijf zonen, waarvan er twee kort na de geboorte overleden.
De oudste zoon, Jan Berent, vestigde zich op het (toenmalige) eiland Wieringen, waar hij in 1793 overleed. Klaas en zijn zoon Jannes pleegden kleine diefstallen, meest hout en voedsel, om het schamele inkomen aan te vullen. Zij waren niet de enige dagloners die uit stelen gingen. Om in leven te blijven was er soms geen andere uitweg.

Bij Klaas Annink ging het echter van kwaad tot erger. Het zou uiteindelijk op moord uitdraaien. Zijn arrestatie, proces en openbare executie zouden zijn naam onsterfelijk maken. Zijn bijnaam Huttenkloas is meer dan 200 jaar later nog steeds een begrip in Twente. De eerste moord vond plaats in 1774. Bij het gezin Annink woonde een halve neef van Klaas in, genaamd Harmen. Pompen Harmen, zoals zijn bijnaam luidde, wist van de diefstallen die gepleegd werden.
Uit vrees dat Harmen zijn mond voorbij zou praten, besloten Klaas en zoon Jannes hem van kant te maken. Op zekere avond bonden zij hem vast op een stoel en sloegen hem met een bijl in twee slagen dood. Aarne en Jannes ontkleedden het slachtoffer, bonden hem een touw om de hals en sleepten hem naar een kuil achter op hun land. Daar werd hij begraven. De kleding van het slachtoffer konden de daders goed gebruiken.

De tweede moord pleegden vader en zoon Annink een jaar later, in maart 1775.
De marskramer Willem Stint, afkomstig uit Werelte (Müsterland) kwam een paar keer per jaar langs het huis van de Anninks en logeerde er wel eens. Deze keer was hij bijna 'leegverkocht', en moest dus aardig wat geld bij zich hebben. Aarne, de vrouw van Klaas had hem koffie en een boterham gegeven, maar toen Klaas en Jannes thuiskwamen, ging zij naar buiten om de wacht te houden. Intussen vermoordden de mannen Willem met een bijl.
Toen Aarne weer binnenkwam, maakten zij de vloer schoon, kleedden hun slachtoffer uit en begroeven hem 's avonds in een bouwland vlak bij hun huis. De buit omvatte de kleding van Stint en vijftig gulden. De vader van Willem Stint ging op zoek naar zijn zoon toen deze niet terugkeerde. Hij kende de vaste route en kwam zo ook in Hengevelde waar mensen hem vertelden dat Willem voor het laatst gezien was bij Huttenkloas. Ook vertelden ze dat Huttenkloas en zijn vrouw kleren droegen en een plunjezak hadden die niet van hen waren. De vader stapte naar de rechter in Delden en deed aangifte, waarop Huttenkloas en Jannes werden gearresteerd, later ook Aarne en de jongste zoon Gerrit.

De vier gezinsleden werden opgesloten in de kelder van het stadhuis van Oldenzaal, waar het drostengericht gevestigd was. Klaas Annink zou ten tijde van zijn hechtenis vastgebonden zijn op de beroemde 'stoel van Huttenkloas', die te zien is in Museum 't Palthehuis, maar dat is niet zeker. De drost van Twente was de officiële aanklager, maar zoals te doen gebruikelijk liet hij zich vervangen door een jurist, Mr. J.W. Cramer, rechter te Delden.
Cramer nam de verhoren af aan de afzonderlijke verdachten en werd daarbij bijgestaan door twee assessoren, de Oldenzaalse burgemeesters Benjamin Nagel en Jan Palthe. De Anninks probeerden elkaar de schuld in de schoenen te schuiven, maar eenmaal in de martelkamer op de pijnbank gelegd vertelde Aarne hoe alles gegaan was.

De processtukken zijn bewaard gebleven en in 1993 uitgegeven door Rob Küpers ('Het proces Huttenkloas'). Op 22 augustus 1775 formuleerde Cramer zijn eis: Klaas, Aarne en Jannes verdienden wegens moord op Pompen Harmen en Willen Stint de allerzwaarste doodstraf. Het vonnis tegen de drie werd enige dagen later uitgesproken.
Dat had zoals gebruikelijk de vorm van een advies van drie juristen aan de drost van Twente. Deze drie 'referenten', Paulus Putman, Everhard Putman en Rudolf Jordens, allen te Deventer, formuleerden dit vonnis op basis van de hun toegezonden stukken en stuurden dit vervolgens naar de landdrost van Twente, Sigismund van Heiden Hompesch. Deze mocht de uitspraak voorlezen, waarmee het vonnis definitief werd. De drost bepaalde zelf wat er met de jongste zoon Gerrit (17 jaar) gebeuren moest: hij werd op een schip gezet naar 'de Oost- of West Indien met excommandatie, om hem aldaar te houden'. Op 13 september werd de doodstraf voltrokken. Volgens de Oprechte Haarlemse Courant - de gebeurtenis trok landelijk de aandacht - hadden zich 20.000 mensen vanuit de verre omtrek verzameld op het Oldenzaalse galgenveld om de terechtstelling te aanschouwen.

De executie werd uitgevoerd zoals in het vonnis precies omschreven was. Eerst werd Aarne gewurgd aan de wurgpaal - zij had zelf niet gemoord, maar was wel bij de moorden betrokken geweest -, daarna werd het vonnis voltrokken aan eerst de zoon en daarna de vader. Hen viel een minder milde straf ten deel: ze werden op de grond gelegd op een paar balken, waarna de beul met een rad of wiel op het lichaam begon te beuken, beginnende bij de benen, totdat bijna alle botten waren gebroken. Tot slot werd beiden met dezelfde bijl waarmee ze de moorden gepleegd hadden het hoofd ingeslagen.
Vervolgens werden ze met een touw om de hals naar een rad gesleept en daarop tentoongesteld, waarbij de bijl aan het rad werd vastgeklonken. De lijken bleven nog geruime tijd hangen en werden tenslotte op het galgenveld begraven.

De Anninks behoorden tot de laatsten die op een dergelijke manier terechtgesteld werden. Niet alle rechters zouden in die tijd zo'n barbaarse straf hebben opgelegd. De Verlichting, die ook relatieve vrijheid en tolerantie bepleitte, begon door te breken, maar de drost van Twente had geen boodschap aan de nieuwe tijdgeest. De gebeurtenis maakte zoveel indruk, dat deze niet vergeten werd.
Het werd doorverteld 'bi-j losse veur', waarbij het aantal moorden door Huttenkloas gepleegd gestaag toenam en er verschenen regelmatig boeken en artikelen over Huttenkloas, van uitgaven van de complete processtukken tot zwaar geromantiseerde verhalen over Huttenkloas. Ook recent nog is er over gepubliceerd.

Tekst: Redactie van deze website.

Zie ook Canon van Oldenzaal

Zie ook Canon van Hof van Twente

Geboren:   18-06-1710 Bentelo
Overleden:   13-10-1775 Oldenzaal
Vader:   Joannes Annink
Moeder:   Gertrudis Stuiters
Echtgeno(o)t(e):   Aarne Spanjer
Publicaties:   

Bronnen: Paul Brood. Oldenzaal: de stoel van Huttenkloas, een legende die blijft leven. In: Overijssel, plaatsen van herinnering. 2011. p. 302-315 R.A. Olde Dubbelink. Huttenkloas, het proces van de eeuw. 2006. 38 p. Overige literatuur (selectie): Rob Küpers. Het proces Huttenclaas. 1993. 256 p. Willy Ahlers, Gerard Nijhuis, Jos Oude Essink Nijhuis. De overgebleven zonen van Huttenkloas. In Jaarboek Twente 2004. p. 115-120 P.H.F. Esders en J.A.M.M. ten Heggeler. In hoeverre is de overlevering waarheidsgetrouw? ('Huttenkloas - Exponent van zijn tijd - '). Referaat Volkskunde Groningen, 1981. F.W.W.H. van Coeverden. Huttenkloas. Geromantiseerd historisch verhaal. Verschenen als feuilleton in 1934. Uitgegeven in 1957. Herdukt in 1971 en 1982.

Laatst bijgewerkt op:   19-06-2018