Bert Boom


Albertus Hendricus Boom woont al sinds 1962 in Enter, maar hij is niet geboren en getogen in klompendorp. In Herike, de buurtschap tussen Markelo, Goor en Rijssen, kwam de latere wereldkampioen op 6 mei 1938 ter wereld. Hij was de oudste zoon van het gezin, had twee oudere en twee jongere zussen en twee broers. De broers zijn stukken jonger, het zijn nakomertjes. Als Henk geboren wordt, is Bert al zestien. Toen Hans geboren werd, was hij 21 jaar. Booms vader was smid, elektricien, fietsenmaker, installateur op het gebied van gas, water en stroom. De jonge Bert moest regelmatig de handen uit de mouw steken. Hij besloeg paarden, repareerde fietsen en deed andere klussen voor zijn vader.

Dat Bert als tiener veel belangstelling had voor motorcross, is niet onlogisch. Dichtbij zijn ouderlijk huis ligt het circuit waar jaarlijks nationale en internationale wedstrijden worden gehouden, maar hij zou min of meer toevallig wielrenner worden. Een vriend, Mas Zandjans, neemt deel aan een wilde wedstrijd om het kampioenschap van Neede. Onderweg vraagt hij Bert mee te doen: ‘Dan kun je me mooi helpen.’ Boom twijfelt: ‘Wat kost dat wel niet?’ Hij gaat overstag als Zandjans belooft z’n inschrijfgeld te betalen. Die toezegging had Mas beter niet kunnen doen. Bert fietst op een standaardfiets en in gewone kleding meteen weg alsof de duivel hem op de hielen zit en blijft de hele wedstrijd voorop. Hij weet niet dat het belgerinkel de laatste ronde inluidt. De wedstrijdleiding springt na de finish voor z’n fiets, want ze vermoeden dat den gek oet Maarkel nooit meer zal stoppen. Bert besluit te remmen, zoals hij dicht bij huis - op het circuit van de Herikerberg - zo vaak motorcrossers door een bocht heeft zien slippen. Maar z’n achterwiel glijdt door een grote waterplas en een agent raakt van top tot teen onder de smurrie. Hij maakt zich snel uit de voeten om niet op z’n donder van die diender te krijgen. Kort daarop hoort hij z’n naam omroepen, voor de huldiging. Bert draalt, maar haalt z’n speldje toch maar op. ’t Is ook niet niks: z’n eerste wedstrijd, en meteen een zege.

Thuis in Herike zaagt Bert direct het stuur van z’n fiets en last het in vaders smederij andersom vast. Zo hard mogelijk fietsen, dat ligt hem goed. Elke dag rijdt hij naar de ambachtsschool aan de Tuindorpstraat in Hengelo. Hij wil monteur worden, is helemaal motorgek en zou het liefst gaan motorcrossen. Maar dat zit er niet in, zeker toen bekend werd dat twee jongens na een wedstrijd in Friesland zijn verongelukt. Dan maar wielrennen. Hij heeft er veel voor over en moet allerhande capriolen voor uithalen om bijvoorbeeld in het verre Brabant een wedstrijd te kunnen rijden. Hij gaat er op de fiets naar toe. Een auto heeft hij immers niet. Met een paar verdiende centen op zak rijdt Bert net zover terug tot het donker is en stapt dan op de trein naar Goor. Via achterafweggetjes gaat-ie dan naar Herike. Boom achter de bomen langs. Anders heeft hij zo een bekeuring te pakken, zonder verlichting. In de keuken thuis roert ma in een pan. Dan kan hij snel nog even iets eten.

Boom wordt op de weg een gevreesd amateur-renner, al zit de echte top er net niet in. Maar hij nam twee keer deel aan de ronde van Oost-Duitsland, aan de rondes van Tunesië en Marokko. Dat soort buitenlandse koersen waren bijzonder in die tijd. Olympia’s Tour door Nederland reed hij vijf keer. In de Ronde van Overijssel werd hij in 1970 derde. De regionale wedstrijden en de bekende rondjes om de kerk in Twente en omstreken heeft hij allemaal wel meerdere keren gewonnen. De ronde van Delden wint hij destijds liefst vijf keer. Ook wordt hij diverse keren Overijssels kampioen. Hij kan zelfs prof in Frankrijk worden, maar vindt het geen goed idee om voor een hongerloontje de hele dag de kopman uit de wind te houden. Daar is hij net weer te nuchter voor en ook heeft hij een gezin te onderhouden. Hij was inmiddels in 1967 getrouwd met Truus Wolters uit Enter, het dorp waar hij sinds 1962 woonde.

Het hoogtepunt van Booms wielerloopbaan vindt plaats op een woensdagavond in augustus van het jaar 1969, bij het wereldkampioenschap stayeren in het Tsjechische Brno. Een paar jaar daarvoor zegt een kennis: ‘Jij moet gaan stayeren, je bent snel en sterk.’ Het gaat ’m redelijk af, achter de dernymotor met een rolbeugel, met een gemiddelde snelheid van over de tachtig kilometer per uur. Hij wordt in 1968 derde op het NK. Maar naar het WK in Rome mag hij niet van de bobo’s. Boom gaat toch, op eigen risico, slaapt eerst in de auto van gangmaker Noppie Koch en wordt dan alsnog aangesteld als mecanicien. Want de KNWU had slechts één materiaalman meegestuurd. Zo kwam hij zijdelings alsnog in actie op het WK. Een jaar later eindigt de 31-jarige Enternaar opnieuw als derde bij het NK. Wel met moeite, want hij is kort daarvoor gevallen. Bij de bond zitten ze niet te springen om die Boom naar het WK in Brno te sturen. Maar iemand van de sportcommissie oppert om hem toch maar mee te nemen. Hij zal toch niet in de finale komen en dan kan hij mooi meehelpen bij het afstellen van de fietsen. Er is immers een volledige afvaardiging aanwezig in het niet-olympische jaar, met slechts één mecanicien.

Echter, via de herkansing gaat Boom wél naar de finale. Hij begint via de loting op kop en staat die positie niet meer af. Met de grote favoriet, landgenoot Cees Stam, is de afspraak gemaakt dat ze niet tegen elkaar gaan fietsen. 'Toch deed z’n gangmaker Joop Stakenburg daar niet aan mee. Zij begonnen op de tweede plek, maar stopten aanvallende concurrenten niet af. Die moest ik dan weer afslaan. Ik reed het hele zootje op de knieën, totdat Stakenburg en Stam pech kregen. Mijn gangmaker Bruno Walrave minderde gas, zodat zij weer konden bijkomen. Toen gingen ze me, acht minuten voor het einde, nota bene nog aanvallen! Nou, dan ben je bij Bert Boom aan het verkeerde adres. Ik ging versnellen en Stam moest definitief lossen', vertelde hij in 2006 nog eens aan de Twentsche Courant Tubantia. Hij verkeert die hele dag al in een roes. ‘Ik moest me concentreren op die wedstrijd, zodat ik alleen oog zou hebben voor m’n gangmaker. Maar hoe doe je dat? Ik ging in de catacomben van dat stadion in Brno een half uur staren naar een lichtknop. Ik dacht alleen nog aan die lichtknop, was verder helemaal weg. In trance. Daarna dacht ik: laat ze nu maar komen. Toen kwam de wedstrijd en kon ik me op m’n gangmaker richten. Ik keek alleen naar z’n rug. Het was afgelopen en ik zag op het scorebord staan: 1. Boomska, Hollanski. Op de binnenbaan stonden ze allemaal te springen. En ik dacht: goeiendag, wat heb ik nu toch uitgespookt? Toen besefte ik dat het buitenbeentje uit Enter wereldkampioen stayeren was geworden. Daarvoor wist ik wel dat ik aan de leiding reed, maar had eigenlijk nooit het gevoel dat het om de regenboogtrui ging. Dan was ik misschien ook veel te nerveus geworden.’

De commissaris van de koningin stuurt een brief: ‘Gefeliciteerd met het welverdiende wereldkampioenschap, behaald te Borne...’ Thuis in het klompendorp wacht een enorme mensenmassa voor de huldiging. Maar de heuglijke happening eindigde in een anti-climax. Te midden van de drukte stort het balkon in van de familie Ten Berge aan de Van Uitertstraat tegenover het huis van de familie Boom. Veertien mensen stonden erop te kijken en te applaudisseren voor de wereldkampioen. Eén vrouw raakt ernstig gewond, een aantal had botbreuken. De kranten stonden er vol van, de televisie was er druk mee. Enter ging de hele wereld over. Het ingestorte balkon was ineens groter nieuws dan de huldiging van de wereldkampioen. De aannemer kreeg een proces aan de broek en moest later alle balkons van speciale stutten voorzien.

Boom is overigens zelf trotser op het in 1977 behaalde wereldkampioenschap op de weg bij de veteranen, acht maanden nadat bij hem een hersentumor is weggehaald. In 1980 stopte hij na 180 zeges als wegrenner en 75 als baanrenner. Tot aan z’n pensionering in 2003 werkt hij in de fietsenbranche, waaronder zo’n twee decennia als pr-medewerker voor de Japanse fietsonderdelenfabrikant Shimano. Henk en Hans, de broers van Bert Boom, hebben ook succes als wielrenner. Zelf heeft hij een dochter en twee zoons. Een van hen – Bart – zou ook een goede wielrenner worden.

Auteur: Gijs Eijsink

Geboren:   06-05-1938 Herike (Markelo)
Echtgeno(o)t(e):   Truus Wolters
Publicaties:   Bronnen o.a.: artikelen uit de Twentsche Courant Tubantia
Laatst bijgewerkt op:   27-02-2014