Jo Koster (1868-1943)


Op 16 april 1868 werd Johanna Petronella Catharina Antoinette, roepnaam Jo, dochter van Johannes Petrus Koster en Catharina Antoinetta van Veen in Kampen geboren. Het gezin Koster telde acht kinderen. Een jaar na haar geboorte werd vader Koster, militair van beroep overgeplaatst naar Groningen. Jo was een intelligent meisje met een creatieve aanleg, waardoor zij het uiteindelijk zou brengen tot een verdienstelijk kunstenares. Door een promotie werd het hoofd van het gezin in 1876 naar Nieuwer Amstel overgeplaatst, waar Jo lager onderwijs volgde. Vader Koster werd uiteindelijk na de nodige omzwervingen benoemd tot luitenant-kolonel in Dordrecht, waar Jo de MMS ging volgen. Ze kreeg les in moderne talen, geschiedenis, aardrijkskunde, muziek, tekenen en handwerken. De laatste drie vakken waren voor haar zeer aantrekkelijk.

Ze leerde Roeland Larij ( 1855-1932) kennen, een belangrijke kunstenaar in Dordrecht. Hij gaf lessen in tekenen en kunstbeschouwing bij het Teekengenootschap Pictura. Het was een stimulerend omgeving voor Jo Koster. De contacten met de in Dordrecht verblijvende collega-schilders zoals Johan Barteld Jongkind, Theophile de Bock, de gebroeders Maris en Willem Witsen zullen haar ongetwijfeld mede gevormd hebben. In die jaren ging men er –vooral voor meisjes uit de betere kringen - vanuit dat haar taak binnenshuis zou komen te liggen. De ouders van Jo echter vonden dat ze zelf mocht bepalen hoe ze zich haar toekomst voorstelde. Ze waren dan ook niet verbaasd dat ze koos voor de opleiding tekenleraar in Amsterdam aan de Rijksnormaalschool.

Ze verbleef van 1885-1888 in de hoofdstad, waar ze haar diploma tekenlerares ontving. Hoewel Amsterdam in die jaren op cultureel gebied een bruisende stad was vertrok ze toch naar Rotterdam om zich verder te bekwamen aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen onder leiding van de bekende tekenmeester Jan Striening (1827-1903). Gezien haar talent en al voltooide opleiding in Amsterdam werd Jo Koster gevraagd zelf les aan de Academie te geven.

Al na korte tijd voelde ze dat het lesgeven haar belemmerde in haar creativiteit en besluit ze in 1894 Nederland te verlaten om zich in Parijs te vestigen. Het was een openbaring voor haar omdat in die tijd belangrijke vernieuwingen zoals het neo-impressionisme ontwikkeld werden door o.a. kunstenaars als Seurat en Signac. Ook aan het postimpressionisme van Cézanne, Gauguin en van Gogh besteedde ze aandacht. Ze koos voor een cursus op het bekende atelier Filippo Colarossi, waar ook Breitner gewerkt had. Toen ze echter via vrienden hoorde dat op het atelier van de portretschilder Ernest Blanc-Garin in Brussel op een meer vrije manier werd lesgegeven verliet ze Parijs.

Ze vestigde zich in Brussel om daar lessen te volgen bij het bekende atelier Blanc-Garin en daar leerde ze de fijne kneepjes van het portretschilderen, evenals een brede toepassing van materialen en technieken. Brussel was evenals Parijs een ontwikkeld kunstcentrum geworden, met talrijke kunstenaarsverenigingen. Koster werd lid van Le Cercle des Vingts (Les XX), waar ook Jan Toorop, Auguste Rodin, James Ensor en Henri van de Velde lid waren. Ze nam deel aan hun groepstentoonstellingen.

In 1897 was er een eind aan haar leerperiode gekomen en vestigde ze zich in Den Haag, waar ze introk bij haar moeder. Het zwerven in haar jeugd van plaats tot plaats weliswaar binnen Nederland zat ook Jo kennelijk in het bloed. Inmiddels had ze naam gemaakt als portretschilderes. Ze kreeg opdrachten en lovende kritieken over haar werk, dat getoond werd op exposities in Leiden, Rotterdam en Dordrecht. Ze was enige tijd verloofd, maar besloot uiteindelijk af te zien van een huwelijk, vanwege een zeer persoonlijke reden. Ook in Den Haag bleef ze niet lang wonen en de volgende woonplaats was Laren, waar ze zich te midden van de vele kunstenaars op haar gemak voelde. Ze was lid van de kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae en St.Lucas in Amsterdam, en participeerde in de jaarlijkse groepsexposities.

In 1902 besloot ze naar Overijssel te verhuizen, waar ze al eerder het karakteristieke dorp Staphorst had ontdekt met zijn kleurrijke boerderijen en folkloristische klederdracht. Gedurende acht jaar bleef ze in Zwolle wonen en gaf les aan de plaatselijke Kunstkring. In Den Haag had ze de bekende kunstkenner H.P.Bremmer (1871-1956) leren kennen, waarmee ze bevriend raakte en die haar regelmatig van adviezen voorzag, ook volgde ze zijn kunstbeschouwinglessen. Bremmer zag haar als zijn leerling, maar Jo koos onafhankelijk als ze was, haar eigen weg.

Jos de Gruyter, een bekende kunstcriticus uit die tijd schreef ……….’zij dankt haar vooruitgang aan haar eigen levensbelangstelling, aan haar pit, schranderheid en doortastendheid.’ In 1910 werd begonnen met de bouw van haar huis in Hattem, geheel naar eigen ontwerp. Het huis kreeg de naam Honk, toepasselijk voor een eigenaar met een zwervend bestaan! In het oude stadje was ze tevreden en de IJsselstreek vormde een rijke bron van inspiratie. Ze zou hier, afgewisseld met de talrijke buitenlandse reizen, vaak terugkeren. In het ruime huis met atelier kon ze haar vriendinnen en collega’s ontvangen en concerten organiseren voor kleine gezelschappen. De rust deed haar goed en erkenning voor haar werk bleef dan ook niet uit, vooral nadat mevrouw Hélène Kröller-Müller een stilleven van haar had gekocht. Ze ging ook weer artikelen schrijven o.a. voor Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, die ook een aantal van haar reisverhalen publiceerde.

Toch liet ze zich in 1924 uitschrijven in Hattem, het huis hield ze aan, maar gaandeweg werden de banden met Hattem en haar geliefde Staphorst minder. Ze maakte na de eerste Wereldoorlog langdurige reizen naar Italië en verbleef in het kunstenaarsdorp Positano en in het middeleeuwse dorp San Gimignano. Later reisde ze nog naar Bretagne en Majorca, waar ook bijzondere - veelal expressionistische - werken ontstonden. Het werk van Jo Koster is bekend geworden door het neo-impressionisme ook wel stippeltjestechniek genoemd. Hoewel er een sterk realisme in de andere schilderijen schuilt, zou ze ook als post-impressionst of expressionist gekenschetst kunnen worden.

In 1939 verkocht ze haar huis in Hattem en koos wederom Den Haag als verblijfplaats. Ze werd lid van Pulchri, de Haagse kunstenaarsvereniging, waarmee ze tot de Tweede Wereldoorlog exposeerde. Jo Koster weigerde voor de Cultuurkamer te tekenen. In dezelfde periode werd de straat waar ze woonde door de Duitse bezetter gevorderd en moest er–noodzakelijkelerwijs weer verkast worden, ditmaal naar vrienden in Zaltbommel. Ondanks haar slechte gezondheid bleef ze schilderen totdat ze op 15 april 1943 overleed en haar penselen voorgoed rust gegund werden.

Auteur: Drs. Roel H. Smit-Muller, kunsthistorica

Geboren:   16-04-1868 Kampen
Overleden:   15-04-1943 Zaltbommel
Vader:   Johannes Petrus Koster 1830-1886, beroepsofficier
Moeder:   Catharina Antoinetta van Veen 1840-1921
Publicaties:   Literatuur: Klaas Roodenburg, Renske van der Linden en Onno Maurer, Jo Koster, een zwervend bestaan, Zwolle 2002. Roel H. Smit-Muller, Staphorst verbeeld, toen en nu, Zwolle 2000. Werk van Jo Koster in musea: Stedelijk Museum Zwolle Drents Museum Assen Voerman Museum Hattem
Laatst bijgewerkt op:   19-03-2014