Klaas Vos (1930-1999)


Op 3 april 1952 reisde een bijna 22-jarige jongeman met een zware koffer van het station Heerenveen naar zijn nieuwe woonplaats Deventer. Zijn naam luidde Klaas Vos. Vos, als kleermakerszoon op 22 april 1930 geboren in het Friese Aengwirden (later aangeduid als Tjalleberd) was na de u.l.o. en een combinatie van een journalistenopleiding met praktische werkzaamheid als leerlingverslaggever te Groningen, toe aan een nieuwe functie. Als sportjournalist kwam hij naar het toenmalige Kluwers Courantenbedrijf, onder meer uitgeefster van het Deventer Dagblad. Weldra identificeerde hij zich zodanig met zijn nieuwe woonplaats dat hij zich Deventenaar met de Deventenaren voelde. De jonge verslaggever ontwikkelde zich in verschillende richtingen met de breedheid die een goede krantenman kenmerken: aanvankelijk in zijn eigenlijke vak, spoedig ook in de politiek, later tevens in het hoger onderwijs. Op al die gebieden bracht hij de gave mee, snel en trefzeker in woord en geschrift te formuleren. Bij de krant klom hij via de functie van chef regioredactie op tot redactiechef en waarnemend hoofdredacteur. Ook had Vos een groot aandeel in het organiseren van stadsfeesten, bijvoorbeeld rond de lustra van de bevrijding en de opening van de nieuwe spoorbrug (1982). Bij deze laatste gelegenheid was hij een van de initiatiefnemers voor het oprichten van de sociëteit van de Bergenvaarders. Op de openingsavond trad hij in harnas gekleed op. De voorpret (op zaterdagochtend in het bovenzaaltje van ‘Moeke Leerink’ op de Brink) en de gezelligheid bij dergelijke evenementen zag hij als bijdragen aan het opbouwen van een goede naam voor de stad.

Om het gemeentelijk bestel te kunnen doorgronden volgde Vos in zijn vrije tijd als toehoorder de driejarige klassieke ambtenarenstudie Gemeente-Administratie I. Omdat hij praktijkervaring ontbeerde, mocht hij het afsluitend examen niet afleggen. Een getuigschrift van de opleiding verklaarde niettemin, dat zijn theoretische kennis hem het diploma ruimschoots waardig zou hebben gemaakt. Hij was belijdend lid van de Doopsgezinde Broederschap (die hij in Deventer ook in bestuurlijke zin zou dienen) en als gematigd man van het midden en vanuit waardering voor goede tradities, voelde Vos zich aangetrokken tot de Christelijk Historische Unie (CHU). Deze vormde in de Deventer gemeenteraad één 'Protestants-Christelijke fractie' met de Anti Revolutionaire Partij (ARP). Het was een samengaan dat Vos, later een van de grondleggers van het CDA te Deventer, aansprak. Gedurende de (lange) periode van 1958 tot en met 1985 had hij in de raad zitting, van 1973 tot en met 1978 tevens als wethouder. In deze laatste functie behoorden tot zijn portefeuille (zij het niet allemaal gelijktijdig) financiën (in een voor de stad op dat terrein zeer moeilijke periode), personeelszaken (langdurig zieke ambtenaren konden hem per bromfiets op ziekenbezoek verwachten), economische zaken (voor afspraken met onverwachte gasten uit het bedrijfsleven moesten ambtelijke verplichtingen onmiddellijk wijken) en sociale voorzieningen (mensen met problemen moedigde hij aan om eerst met hem te komen praten en niet direct een bezwaarschrift in te dienen). Het meest tot de verbeelding sprak echter zijn functie als 'wethouder filmzaken' tijdens de opnamen van Een brug te ver. Hij genoot ervan en hij hield er, samen met de toenmalige minister drs. Tjerk Westerterp, de 'Kletskoek'-onderscheiding van de Stichting Stedelijk Carnaval Deventer aan over. Als wethouder typte hij eigenhandig menige tekst op de kleine koffermachine die steeds op zijn kamer gereed stond.

Groot was het aantal nevenfuncties dat uit het lidmaatschap van raad en college voortvloeide: van bestuurder van het P.W. Janssen Verpleeghuis (toen nog te Almen) tot het ambt van loco-burgemeester. Veel waarde hechtte Vos aan de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand, die hij met charme en groot inlevingsvermogen vervulde. Het voorzitterschap van een raadscommissie op de elfde van de elfde viel hem echter moeilijk. Hij had zijn dochter immers beloofd, met haar die avond uit te gaan. In rokkostuum verscheen hij ter vergadering, waar hij op begrip kon rekenen: al voor negenen kon hij naar het feest.

Het einde van Vos' wethouderschap kwam abrupt, toen de Partij van de Arbeid na de verkiezingen van 31 mei 1978 de coalitie veranderde door het CDA in te ruilen voor de VVD. Vos legde (zonder dat zijn naam op de titelpagina prijkt) die geschiedenis vast in een scherpe rapportage Zetels en netels. Maar hij nam zijn verlies en bleef nog zeven jaar raadslid. Bij zijn afscheid liet hij zich in het Deventer Dagblad weinig vleiend over het toenmalige college uit: 'Luiheid, moeheid en middelmatigheid regeren Deventer.' Zijn eigen uitgangspunt verwoordde hij als: 'Politiek is niet de kunst van de machtsuitoefening. Waar het om gaat is: hoe kun je het beste met elkaar samenleven.' Zijn eigen inzet voor de samenleving vond een bekroning door de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Inmiddels had Vos in 1982 voor het CDA zijn intrede gedaan in de Provinciale Staten van Overijssel. Hij legde zich toe op het toen betrekkelijk nieuwe beleidsterrein van milieu en landbouw en toonde zijn interesse in streekcultuur. Het voorzitterschap van de Stichting Natuur en Milieu Overijssel en het bestuurslidmaatschap van het Provinciaal Anjerfonds boden mogelijkheden, die interessegebieden verder uit te diepen.

Na het onverwacht beëindigen van het wethouderschap gaf Vos tijdelijk leiding aan achtereenvolgens de VVV en de Athenaeumbibliotheek. Toen zocht de Rijksacademie Nieuw Rollecate voor de recent begonnen studierichting milieukunde een docent bestuurskunde. De sollicitatiecommissie had even moeite met hem als praktijkman. Ervaring in het openbaar bestuur en in de milieuwereld gaven toch de doorslag voor de keuze van een leraar wiens politieke kleur, leeftijd en kleding scherp contrasteerden met de toenmalige geitenwollensokkencultuur op de opleiding. De twijfels bleken weldra op vooroordelen te berusten. De nieuwe docent (in functie van 1983 tot en met 1994) begeleidde als een soort vaderfiguur zijn studenten in lessen, stages en velerlei zaken die buiten en na hun studietijd vielen.

Ondanks het afscheid van de krant bij het aanvaarden van het wethouderschap bleef Vos journalist: als redacteur van De Mars (maandblad voor Overijssel) en De Nederlandse Gemeente (weekblad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten), als auteur van enkele Overijsselse Jaarboeken en van twee uitgaven over Deventer in bezettingstijd. Zijn goede vriend de Kamper journalist Hans Wiersma was bij veel van dit werk betrokken.

Klaas Vos was gesteld op gezelligheid (redactievergaderingen van boeken plachten te eindigen in een café, waar hij de aanwezigen trakteerde op een keuze uit de talloze anekdoten die hij paraat had), maar hij was niet altijd gemakkelijk: niet voor zichzelf en niet voor anderen. Hij was een temperamentvolle man, hanteerde een soms uitdagende vorm van humor en kon confronterend optreden. Zo iemand past niet in ieder team. De vervulling van sommige van zijn nevenfuncties riep dan ook controversen op. Enkele malen vertrok hij na een conflict, dat hem zelf minstens zo dwars kon zitten dan dat het andere betrokkenen deed. Dat waren teleurstellingen, maar hij zette zich eroverheen. Zijn langgekoesterde plan, een boek te schrijven over de na-oorlogse geschiedenis van Deventer kwam niet tot werkelijkheid. Ook dat speet hem.

Toen hij op dreef begon te raken haalde een venijnige ziekte hem in. Vanaf dat moment kon hij niet meer in Arnsberg de vriendschapsbanden van die stad met Deventer stimuleren, niet meer in Maastricht genieten van de zuidelijke levenssfeer, niet meer wandelen en fietsen in zijn geliefde Holten, niet meer koken voor zijn gezin in zijn stijlvolle huis aan de Bergstraat. Klaas Vos bereidde zich voor op wat hij beschouwde als zijn gang naar zijn blijvende huis, gemarkeerd door een stijlvolle uitvaart, vormgegeven rond de tekst die hij een halve eeuw eerder voor zijn belijdenis had gekozen: '( ... ) Met mij God spring ik over een muur' (2 Samuël 22, 30). Op aarde had hij zijn sporen nagelaten. Eén daarvan was een geschenk bij zijn afscheid als voorzitter van de Stichting Natuur en Milieu Overijssel. Hij kreeg toen twee bevers, Klaasje en Hendrikje genaamd, die werden uitgezet in het in het reservaat De Weerribben, tussen Tjallebert en Deventer.

Auteur: dr. C.M. Hogenstijn

Eerder gepubliceerd in Deventer Jaarboek 2000
Geboren:   22-04-1930 Tjalleberd (Fr.)
Overleden:   31-10-1999 Deventer
Publicaties:   o.a.: Klakkende laarzen aan de IJssel : Deventer en zijn inwoners in de Tweede Wereldoorlog / K.H. Vos ; met medew. van C. Hilbrink. Nieuwegein : Arko, 1995. 160 p. De lakens uitdelen in Overijssel : over burgers en bestuurders / door K.H. Vos en Th.G. Verlaan ; onder red. van Hans Wiersma ; met foto's van G. Dekkers e.a. Zwolle : Waanders, 1987. 144 p.
Laatst bijgewerkt op:   24-04-2014