Gooitzen de Jong (1932-2004)
Hij was de eerste en enige stadsbeeldhouwer van Enschede en eigenlijk ook de eerste beeldhouwer in Twente. Zijn werk droeg het klassieke stempel van de Rijksacademie in Amsterdam, waar hij het vak leerde. In een periode waarin experiment en steeds nieuwe richtingen centraal stonden was dat een handicap. Pas kort voor zijn dood kwam de herwaardering op gang. Ook de tekeningen, waarmee hij in besloten kring altijd al bewondering oogstte, en de na zijn pensionering ontstane schilderijen krijgen nu de verdiende aandacht.
Gooitzen de Jong kwam ter wereld in het gezin van kleine middenstanders in Enschede. Vader was huisschilder, moeder beheerde de verfwinkel. “Het is toch fantastisch dat er in ons iets zit dat groter is dan wijzelf” heeft hij eens gezegd. Kennelijk voelde hij zich op zeer jonge leeftijd al kunstenaar. Hoewel zijn schoolopleiding te wensen overliet (Montessori-onderwijs in oorlogstijd en daarna avondschool ULO), waren zijn vaardigheden op het gebied van de tekenkunst meer dan voldoende. Al op zeer jonge leeftijd behaalde hij het diploma tekenleraar lager onderwijs (staatsexamen af te leggen in Den Haag !), vervolgens bezocht hij de kersverse Academie voor Kunst en Industrie in Enschede, waar hij op grond van zijn vorderingen in de beeldhouwkunst van docent Henk Zweerus het advies kreeg over te stappen naar de Rijksacademie. Het was 1952, Gooitzen was 20 jaar oud. In Amsterdam raakt hij ondergedompeld in een breed cultureel programma: muziek, kunstgeschiedenis, literatuur, film. Onder leiding van professor Piet Esser raakt hij vertrouwd met de klassiek Europese beeldhouwkunst en doorkneed in de diverse technieken. Het vrouwelijk lichaam is voor hem gedurende zijn hele loopbaan een onuitputtelijke bron van mogelijkheden gebleven. Hij legt zich toe op de vervaardiging van bronzen beelden, hoewel niet uitsluitend. Daarnaast blijft hij, waar het maar even kan, tekenen.
Zijn loopbaan start voorbeeldig. In 1956 wint hij de Geraert ter Borchprijs, de kunstprijs van de provincie Overijssel. Het jaar daarop wint hij de zilveren medaille bij de Prix de Rome, twee jaar later wint hij goud. Deze onderscheidingen stellen hem in staat reizen naar Italie en Frankrijk te maken en zo de hoogtepunten van 2000 jaar beeldhouwkunst in Europa met eigen ogen te aanschouwen. Opdrachten en deelname aan diverse tentoonstellingen wachten hem. In 1961 komt de verrassende uitnodiging van burgemeester Thomassen van Enschede het stadsbeeldhouwerschap op zich te nemen. Dit was een volstrekt onbekende functie, alleen Amsterdam had in de persoon van Hildo Krop een dergelijk ambt gekend. Het zal gaan om opdrachten en adviezen en er zal een atelierwoning komen aan de Van Heeksbleekweg 57. “Zo jong en dan zo’n buitenkans!” Menig kunstbroeder ziet het met afgunst aan.
Een aantal opdrachten volgt: in Enschede, maar ook daarbuiten. In de openbare ruimte staan ondermeer De vier Heemskinderen (1960) in Utrecht en Amstelveen, Harmonicaspeler (1961) in Amersfoort, Portret van ir. Gijsbert Friedhoff (1962) in het stadhuis van Enschede, Pegasus (1964) in Schiedam, Niels Holgerson (1965) in Enschede, Judith (1966) in Tweede Kamer der Staten Generaal, Den Haag, De Tamboer (1967) in Hoogeveen. In de jaren zeventig volgen Judith in Lelystad, Leda en de zwaan in Enschede en Boerderij in Borne.
In de jaren zeventig verandert het kunstklimaat ingrijpend. Op alle fronten moet de oude garde plaats maken voor alles wat vernieuwing preekt. Iedereen is kunstenaar, vakmanschap geldt als ouderwets. Nieuwe stromingen buitelen over elkaar. Gooitzen beeindigt in 1976 zijn stadsbeeldhouwerschap; hij blijft nog wel advieswerk doen. Hoewel hij zeker niet de enige kunstenaar is die in die jaren de belangstelling voor zijn werk plotseling sterk heeft zien afnemen, raakt het hem diep. Om bij een stagnerende opdrachtenpraktijk in zijn onderhoud te voorzien zal hij de volgende jaren veel lesgeven. Hij is docent aan de avondopleiding van de Technische Hogeschool Twente, de avondopleiding van de AKI, de beeldhouwafdeling van Academie Minerva in Groningen en na zijn pensioen tekenen en schilderen aan het Creatief Centrum in Enschede. Allengs wordt ook aan de buitenwereld duidelijk dat de man die zij in de eerste plaats als beeldhouwer kennen tevens een voortreffelijk tekenaar en schilder is.
Erkenning komt in 1985 met de toekenning van de Charlotte van Pallandtprijs voor zijn gehele oeuvre. Het feit dat het Rijksprentenkabinet in Amsterdam, zonder meer de belangrijkste tekeningenverzameling in Nederland van 5 eeuwen tekenkunst, kort voor zijn dood in 2004 in samenspraak met Gooitzen een ruime selectie van diens tekeningen aan zijn collecties toevoegt, heeft hem ongetwijfeld goed gedaan. Andere openbare collecties waar zijn werk te vinden is zijn Museum Beelden aan Zee in Scheveningen, Museum Henriette Polak in Zutphen, Museum Kemperland, Museum de Buitenplaats in Eelde en Museum de Fundatie in Zwolle.
Zijn nalatenschap wordt beheerd door de Stichting Gooitzen de Jong in Enschede. Aangezien het bij bronzen beelden gebruikelijk is meerdere afgietsels te maken (tot een door de kunstenaar bepaalde oplage), is met het overlijden van de beeldhouwer zijn werk nog niet voltooid. De stichting zorgt voor voortgang.
Auteur: Drs. M.H.(Peggie)Breitbarth- van der Stok
Zie ook Biografisch Portaal
Geboren: | 25-06-1932 Enschede | |
Overleden: | 14-08-2004 Enschede | |
Vader: | Jan de Jong, huisschilder, middenstander | |
Moeder: | Froukje Wissema | |
Echtgeno(o)t(e): | Jeltje Roelofsen | |
Publicaties: | Gooitzen de Jong : beeldhouwer, schilder, tekenaar. Zwolle : Waanders, cop. 2009. 207 p. | |
Laatst bijgewerkt op: | 13-03-2014 |