B.A.A. Engelbertink (1902-1971)


Bernardus Albertus Antonius (Bernard,Ben) Engelbertink werd geboren op 26 juli 1902 op erve Maatman in Lemselo, gemeente Weerselo. Hij overleed op 18 april 1971 in Oldenzaal. Als oudste zoon was Bernard Engelbertink voorbestemd om op de boerderij te blijven, maar hij wilde studeren. Al op 14-jarige leeftijd vertrok hij naar Hilversum, waar hij de ondewijzersakte aan de RK Kweekschool Sint Ludgerus behaalde, en kort daarop de akte land- en tuinbouwkunde en de hoofdakte. Binnen zeven jaar wisselde hij als onderwijzer vier keer van werkplek: Hilversum, Wageningen, Bornerbroek en Oldenzaal. In 1927 werd hij benoemd tot hoofdonderwijzer in Groot Agelo. In 1930 opende hij de nieuwe RK Lagere Landbouwschool in Oldenzaal, waarvan hij directeur werd. In veel Twentse plaatsen heeft hij in die tijd landbouwcursussen gegeven.

In de jaren dertig publiceerde hij twee schoolboeken voor het land- en tuinbouwonderwijs. Intussen behaalde hij de diploma’s MO Staatshuishoudkunde en Statistiek en MO Staatsinrichting en werd in 1941 leraar staatswetenschappen aan de RK MTS te Enschede. In 1942-1943 zat hij achttien maanden in de gijzelaarskampen Haren en St. Michielsgestel. Na zijn vrijlating in 1943 aanvaardde hij een baan als leraar aan de RK Middelbare Landbouwschool te Oldenzaal. In 1945 schreef hij de opmerkelijke brochure ‘Onze oostgrens’, waarin hij een pleidooi hield voor annexatie van Duits grondgebied, als schadeloosstelling en als oplossing voor het tekort aan grond voor Nederlandse boeren.

Als onderwijsman interesseerde hem het jeugdwerk, en via de jeugdbeweging was hij in aanraking gekomen met de politiek. Hij richtte voor 1940 een jongerenafdeling van de Katholieke Volkspartij (KVP) in Oldenzaal op. In 1946 stond hij op de kieslijst van de KVP voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer, te laag om rechtstreeks verkozen te worden maar in oktober van hetzelfde jaar nam hij al de plaats in van een vertrekkend KVP-lid. Vier maanden eerder, in juni 1946 was hij gekozen in de Provinciale Staten van Overijssel.

In de Tweede Kamer werd hij woordvoerder landbouw, maar hield hij zich ook bezig met onderwerpen als onderwijs (o.a. Mammoetwet), waterstaat (o.a. inpoldering IJsselmeer, ontwikkeling Noordoostpolder) en binnenlands bestuur. Hij kwam op voor de belangen van de boerenstand en streefde naar uitbreiding van het Rooms-katholieke onderwijs, waarbij hij op beide terreinen successen wist te boeken. Zoals in een artikel van zijn hand in Jaarboek Twente (1965), getiteld ‘De actuele ontwikkeling van het platteland in Twente’ naar voren komt, was hij goed op de hoogte van de alledaagse boerenpraktijk. Ondanks dat hij lid was van de Nederlandse Beweging van Europese Federalisten was hij het niet altijd eens met de ‘Europees’ denkende PvdA voorman op landbouwgebied Sicco Mansholt.

In de Provinciale Staten was Engelbertink lange tijd fractievoorzitter voor de KVP. In ‘De Mars’, Overijssels maandblad, werd het functioneren van Engelbertink in de Provinciale Staten als volgt beschreven: ‘Vertrouwd was in de statenzaal het beeld van de heer Engelbertink als fractievoorzitter, die, gezeten op de achterste bank, het toneel overzag, jongere fractiegenoten naar voren stuurde, adviseerde en, waar nodig, een helpende hand bood’.

Het katholieke geloof had een belangrijke plaats in het leven van Engelbertink. In een toespraak voor jonge boeren komt dit tot uiting. Samengevat: De grote steden vormen een poel van anti-christelijkheid. De jonge boeren moeten als leken-apostelen strijden voor het christendom. Het is nu of nooit anders vallen we ten prooi aan het communisme. In het te krappe Nederland is emigratie voor een aantal boeren onvermijdelijk, maar heeft ook een voordeel: het versterken van het christendom in de landen van bestemming.

Van jongs af aan is er zijn voorliefde voor de Twentse geschiedenis, folklore, natuur en landbouw. Met zijn leerlingen trok hij soms naar buiten om midden in de natuur les te geven.

Engelbertink was een zeer harde werker. Zijn motto: ‘A’j t drok hebt, mö’j practisch volgens de agenda wearkn en strabaant wezn vuur oezölf’ (in eigen kring sprak hij Twents). Zonder zijn werklust en discipline zou het onmogelijk zijn geweest al zijn functies te vervullen. Het hielp overigens dat er geen kinderen waren, zijn vrouw was zijn onbetaalde secretaresse. Een ander motto was: ‘Deen de leu’: wees dienstbaar aan de mensen, aan de achterban. Dat hij dit motto in praktijk bracht blijkt ook uit de vele organisaties en instellingen, waaraan hij bestuurlijk verbonden was: voorzitter Katholieke Sociale Academie Enschede, voorzitter RK-HTS Hengelo, voorzitter Nederlandse Bond van Besturen van Katholieke scholen voor beroepsonderwijs, secretaris ABTB (Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond), voorzitter Grondkamer te Overijssel, lid Commissie van Overleg voor de wegen, voorzitter Curatorium van het Bonifatius Instituut in Twente, lid actiecomité Technische Hogeschool Twente etc.

B.A.A. Engelbertink maakte zijn 25-jarig lidmaatschap van zowel de Tweede Kamer als de Provinciale Staten net niet mee. Om gezondheidsredenen moest hij in augustus 1970 van beide politieke organen afscheid nemen. In april 1971 overleed hij op 68-jarige leeftijd. Hij was Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw en Ridder in de orde van de H. Gregorius de Grote. In Oldenzaal is een straat naar hem vernoemd.

Auteur: Tonny Peters 

Geboren:   26-07-1902 Lemselo
Overleden:   18-04-1971 Oldenzaal
Vader:   G.J. Engelbertink, landbouwer
Moeder:   M.J. Schreur
Publicaties:   Bronnen: - Kroniek Engelbertink/ door Hennie Engelbertink. Rossum, 1995. - www.parlement.com - kranten- en tijdschriftartikelen
Laatst bijgewerkt op:   02-12-2014