Abraham van Uxem (1911-1996)
Abraham van Uxem was samen met Claar Goudswaard [hyperlink] de grote stimulator van het plattelandsbibliotheekwerk in het naoorlogse Overijssel. Gedreven door idealisme, met grote vindingrijkheid en een zakelijk instinct zette hij met beperkte middelen een centrale organisatie met zo'n tachtig bibliotheekgebouwen neer in Overijssel. Dat laatste was in die tijd ongekend, het dwong bewondering af bij directies in Nederland en er was zelfs belangstelling vanuit het buitenland. Men sprak van het van Uxem model.
Abraham van Uxem, geboren op 12 mei 1911 in het Zeeuws-Vlaamse Groede overleed op 84-jarige leeftijd op 11 januari 1996 te Zwolle. Na zijn HBS tijd ging hij als zoon van een boom-/rozenkweker bij zijn vader in het bedrijf werken. Het moet zwaar zijn geweest om in de crisistijd in deze bedrijfstak je boterham te verdienen en in avonduren nog MO cursussen geschiedenis en economie te volgen, studies die hij overigens beide met goed gevolg afsloot. Deze werklust zou hem zijn verdere leven typeren.
Eind dertiger jaren werd hij secretaris van de Zeeuwsche Landbouwmaatschappij (1939-1942) en jeugdleider van de Zeeuwse Jonge Landbouwers. In deze laatste functie werd hij regelmatig uitgenodigd voor het houden van lezingen. Van 1942 tot 1945 was hij bedrijfskundig consulent bij het Landbouw Economisch Instituut in Zeeland. Na de oorlog zette van Uxem zich als voorzitter in voor het oprichten van de eerste Volkshogeschool in Zeeland. De idealen van de Volkshogeschool-beweging in het naoorlogse Zeeland waren, om jong-volwassenen om te vormen tot Nederlanders met een krachtige bezieling, een groot verantwoordelijkheidsbesef en een sterk saamhorigheidsgevoel. Men wilde dit bereiken door jonge mensen met verschillende achtergronden te verenigen in cursussen die tevens werk- en levensgemeenschappen vormden. Een jaar later verliet van Uxem zijn woonplaats Goes en koos hij voor een baan als cursusleider aan de Volkshogeschool Diependal te Markelo waar hij van 1946 tot 1948 werkte.
Een in 1947 door hem en zijn collega gehouden enquête naar de inspanningen van allerlei verenigingen op het terrein van de lectuurvoorziening gaf een onthutsend beeld te zien van versnippering en chaos. Van Uxem was ervan overtuigd dat een provinciale of regionale organisatie die de activiteiten zou coördineren tot een aanmerkelijk beter resultaat zou leiden en met meer rendement. Wel moest er in zijn visie in een dorp een "eigen" bibliotheek zijn die beheerd wordt door een "eigen" bibliotheekcommissie. Na een moeizame aanlooptijd ontstond in 1948 de Centrale Plattelandsbibliotheek voor Overijssel (CPLO) waarvan Claar Goudswaard [hyperlink] de directrice werd en Abraham van Uxem bezoldigd secretaris (parttime). Na verloop van tijd combineerde van Uxem de functie van secretaris met het penningmeesterschap en werkte hij fulltime. Met veel voortvarendheid - ondanks de bijwijlen hoge financiële nood - wisten hij en Goudswaard in 27 dorpen lokale bibliotheekcommissies op te zetten die de organisatie van de lectuurvoorziening regelden.
Van Uxem was er een groot voorstander van om in elk dorp een vast gebouw neer te zetten in plaats van bibliobussen. Zijn motto was: geen rijdende bibliotheek maar een reizende bibliotheekassistente. In korte tijd verrezen in Overijssel de karakteristieke bibliotheekgebouwen met een open voorgevel (ook wel schoenendozen genoemd) die door de eigen huisarchitect Ter Bekke waren ontworpen. De organisatie had de kenmerken van een typische pioniersorganisatie: simpel, doeltreffend, zonder overhead en met korte besluitvormingslijnen. Zo waren van Uxem en Goudswaard respectievelijk secretaris/penningmeester en directrice van alle lokale besturen en van de centrale organisatie het CPBO. Het CPBO was eigenaar van alle boeken, van alle gebouwen, werkgever voor alle personeelsleden en alle geldmiddelen werden in één hoofdrekening geadministreerd en beheerd in een centrale kas. Deze opzet bood de mogelijkheid om nieuwe gebouwen en collecties vóór te financieren en in korte tijd bezat Overijssel een dicht net van bibliotheken.
Soms was het noodzaak omdat er geen landelijke dienstverlening was maar vaak was het zijn zuinige instelling die hem deed beslissen zelf zaken ter hand te nemen omdat het op deze wijze enkele centen goedkoper kon. Zo was er op de centrale in Berkum niet alleen een eigen binderij die boeken van een stevige omslag voorzag maar ook was er een ploeg van voornamelijk meisjes die de boeken etiketteerden, plastificeerden en uitleen klaar maakten. Een andere afdeling beschreef de media en drukte eigen cataloguskaarten van een afwijkend formaat. Collega-bibliotheken namen deze producten af van de inmiddels ontstane landelijke dienstverlening en konden zich meer richten op de inhoud en de uitbouw van het bibliotheekwerk. De relatieve voorsprong die Overijssel op de overige provincies had, was omgebogen naar een achterstand.
Van Uxem was voor het personeel de autoriteit. Zijn gezag was zo groot dat hij kortweg werd aangeduid als "de baas". Een mooie illustratie hiervan is de kasafdracht die tot aan zijn pensioen iedere eerste dinsdag van de maand plaats vond. In een rij stonden de bibliothecaressen te wachten voor zijn deur, de maandontvangsten uitgeteld op een dienblad, de nodige kasbescheiden en alles keurig genoteerd in een kasschriftje. Hij informeerde naar de voortgang in de bibliotheek, vertelde soms een anekdote en de volgende was weer aan de beurt. Maar o wee als de kas niet klopte, dan werd dit tot schande van de bibliothecaresse nauwgezet uitgezocht.
Ook in zijn uiterlijk was van Uxem een opvallende verschijning, kort rechtop staand haar, in die tijd "kort amerikaans" genoemd, in de winter droeg hij een loden jas met alpinopet, reed in een groene Hillman die onder meer gebruikt werd voor het boekenvervoer tussen de centrale en de bibliotheken, rookte sigaren en achterop op de sigarenkist rekende hij de gemeentebesturen voor hoe duur voor hen de bibliotheek was. Hij was een levendige verteller en een charmante persoonlijkheid die met pretoogjes kon vertellen hoe inventief hij de Rijkssubsidie Voorwaarden interpreteerde om meer geld los te peuteren voor het. Bibliotheekwerk.
In 1964 haalde van Uxem de landelijke pers. Het boek Ik Jan Cremer was net uitgekomen en was een doorslaand succes. Terwijl vooral oudere mensen schande spraken over de inhoud werd het boek goed verkocht en had het al een oplage bereikt van 130.000 exemplaren. De Staphorster raad had net in deze periode gediscussieerd welke boeken wel of niet waren toegestaan in de bibliotheek en uiteindelijk was de subsidieaanvraag van de bibliotheek afgewezen. Een studentenvereniging had hiervan lucht gekregen en eerstejaars studenten werden naar Staphorst gestuurd om het boek van Jan Cremer aan te bieden. Zij werden opgewacht door van Uxem en burgemeester Haverkamp die hen de wind van voren gaven. Zo voegde van Uxem een student toe, die zei zelf het boek te hebben gelezen, "dan moet u nodig naar de psychiater". De studenten keken bedremmeld en vertrokken met stille trom richting Amsterdam en durfden hun spandoeken niet te ontrollen omdat zij vreesden dat de Staphorsters kwaad zouden worden en de wagen waarmee ze gekomen waren, zouden beschadigen.
In 1975 liet hij zich in zijn naaste omgeving wel eens ontvallen dat hij blij was dat hij met pensioen kon gaan. De nieuwe Bibliotheekwet met zijn vele regels en voorschriften zou hem, de pionier die vrijheid van beslissen gewend was, in een te strak keurslijf dwingen. Zijn werk was gedaan en als hij in zijn auto door de provincie reed, kon hij tevreden terugzien.
Auteur: René van der Have
Geboren: | 12-05-1911 Groede (Zeeland) | |
Overleden: | 11-01-1996 Zwolle | |
Publicaties: | - De grondslagen van de plattelandssamenleving/ door A van Uxem. Zwolle, Tjeenk Willink, 1950. 91 p. - Overijsselnummer : speciaal nummer van "De openbare bibliotheek". 1961 Over A. van Uxem: - De Van Uxem-bibliotheken: een overzicht van het bouwprogramma van 1958-1968 in West-Overijssel en de effecten daarvan / door L. Grave. Deventer, 1996. 96 p. - 2. 3. De landbouwcrisis der 80er jaren en de tegenwoordige landbouwcrisis Uxem, A. van / In: Gemeenebest; vol. 2 (1940), pag. 140-150 / 1940 4. Het landarbeidersvraagstuk Uxem, A. van / In: Gemeenebest; vol. 6 (1945-1946), pag. 170-176 / 1945-1946 | |
Laatst bijgewerkt op: | 23-04-2014 |