Hendrik Entjes (1919-2006)


In nummer 15 (2006, blz. 307-308) van Waver ’t Vjenne publiceerde Jan Bouwhuis zijn heel persoonlijke herinneringen aan zijn promoter Hendrik Entjes, die op 8 mei 2006, bijna 87 jaar oud, overleed in zijn huis in Nieuwleusen. Hier wil ik als zijn opvolger als hoogleraar Nedersaksische taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen vooral de wetenschapper Entjes eren, al is het uiteraard niet mogelijk zijn vele wetenschappelijke bijdragen, die o.a. verschenen zijn in diverse feestbundels en in Nederlandse en Duitse vaktijdschriften, naast de Driemaandelijkse Bladen o.a. Taal en Tongval, De Nieuwe Taalgids en Niederdeutsches Wort, alle te noemen, laat staan te bespreken. Ik kan hiervoor slechts wijzen op de ter gelegenheid van Entjes’ zestigste verjaardag door Fokke Veldman in de Driemaandelijkse Bladen 31 (1979) samengestelde ‘voorlopige bibliografie’, die eigenlijk nodig dient te worden aangevuld, want ook na 1979 heeft de wetenschapper Entjes niet stilgezeten. Hier gaat het mij er vooral om de grote lijnen in zijn werk te schetsen.

Hendrik Entjes is op 17 september 1919 geboren te Rheine (Westfalen). Toen hij drie jaar oud was verhuisden zijn ouders naar Vroomshoop. Hier bracht hij zijn jeugd door en werd hij later, in 1938 onderwijzer. In 1946 werd hij leraar Nederlands in Almelo; verdere bevoegdheden verwierf hij aan de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag en aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Zijn belangrijkste leermeester daar werd C.B. van Haeringen die hem, hoewel zelf geen dialectoloog, met de dialectologie in contact bracht. Van Haeringen schijnt hem ook op het spoor van de streektaal van Vriezenveen te hebben gezet. Dit was voor de verdere ontwikkeling van de jonge Entjes als wetenschapper van grote betekenis, ook al had hij aanvankelijk wel meer belangstelling voor de literatuur dan voor de taalwetenschap. Hieraan danken wij dat hij zijn hele wetenschappelijke carrière door er altijd weer op gehamerd heeft dat dialectologie en dialectliteratuur niet los van elkaar gezien kunnen worden. Hij heeft dan ook als dichter naam gemaakt, vanaf 1947 zijn, bijvoorbeeld in het Jaarboek voor Cultuur en Historie Overijssel, maar ook in allerlei andere organen van culturele aard, talrijke gedichten van zijn hand verschenen, ten dele in dialect. En zijn liefde voor de literatuur bleek ook uit zijn belangrijke en inspirerende rol bij de opzet van menig tijdschrift voor dialectliteratuur.

Zijn eerste taalkundige bijdrage schreef Entjes in 1951 voor de Driemaandelijkse Bladen: ‘De schommel in N.-O.-Overijssel’. Weldra (1954) meldde hij zich ook in de bovenregionale Bijdragen en Mededelingen der Dialectencommissie van de Kon. Nederlandse Akademie van wetenschappen te Amsterdam met een artikel over het onderwerp ‘De school tussen dialect en cultuurtaal’, een thema dat hem zijn leven lang bezig zou houden.

Een keerpunt kwam voor Hendrik Entjes in 1960 – hij was toen leraar Nederlands in Zwolle – toen William Foerste hem vroeg lector Nederlands te worden aan de universiteit van Münster. Foerste haalde hem ook over om te promoveren. Een onderwerp hoefde hij niet lang om te zoeken: het proefschrift zou over Vriezenveen gaan. Naast zijn werk als lector volgde Entjes in Münster ook colleges; vooral de taalfilosofie van Peter Hartmann sprak hem aan. In 1968 dan promoveerde Entjes aan de universiteit van Münster, summa cum laude (met de hoogste lof) op Die Mundart des Dorfes Vriezenveen in der niederländischen Provinz Overijssel. Het boek kwam in 1970 uit in Groningen. Deze structuurhistorisch opgezette dissertatie kan gezien worden als het imponerende uitwerking van zijn al eerder in een reeks artikelen uitgedragen opvattingen over de taalgeschiedenis van Oost-Nederland, waarbij hij ook historische aspecten betrok. Zo had hij in de Driemaandelijkse Bladen 1967 en 1968 twee artikelen ‘Over het ontstaan van Vriezenveen’ gepubliceerd.

Intussen was Entjes weer naar Nederland teruggekeerd. Na de dood van Jan Naarding had K.H. Heeroma, de eerste hoogleraar Nedersaksische taal- en letterkunde, hem in 1964 naar het Nedersaksisch Instituut van de Groninger universiteit gehaald, als hoofd van de lexicografische afdeling. Hij wijdde zich hier aan allerlei dialectologisch onderzoek, zo bracht hij o.a. een Woordenboek van het Vriezenveens uit (1969). Helaas bleef dit werk een torso, het kwam niet verder dan het eerste deel. Entjes wilde hierbij van een woordenboek een leesboek maken; hij ordende de woordenschat in systematische velden die hij onderbracht in een ‘verhaal’. De traditionele alfabetische aanpak zou in een uitvoerig register zijn plaats krijgen. Vriezenveen bleef hem boeien. In 1970 verscheen in Den Haag zijn Omme sonderlinge lieve toe den vene en in 1979 in Groningen Over het ontstaan van Vriezenveen. Op dialectologisch gebied dienen verder genoemd te worden: Het dialect van Winterswijk (3 delen, 1971, 1977 en 1982, samen met G.H. Deunk) en voor de 18 delen tellende reeks Nederlandse Dialectatlassen de delen Dialektatlas van Gelderland en Zuid-Overijsel (1973, samen met A.R. Hol) en Dialektatlas van Zuid-Drente en Noord-Overijsel (1982). In deze beide monumentale atlassen kon hij al zijn ervaring als veldwerker kwijt. Ze bestaan elk uit twee delen: een in een fonetisch schrift gedrukt tekstdeel dat de antwoorden op 141 korte vraagzinnen geeft en een atlas met 150 kaarten, waarop de dialectvormen per plaats ingetekend zijn. De zegslieden waren door de auteur zelf geënquêteerd. Zijn veelomvattende kennis van en zijn inzichten betreffende de dialectologie kon Entjes kwijt in zijn uiterst leesbare en ook didactisch voortreffelijk opgezette inleiding Dialecten in Nederland (Haren 1974).

In dat jaar 1974 werd Hendrik Entjes benoemd tot opvolger van Heeroma als hoogleraar Nedersaksische taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze leerstoel heeft hij tot zijn emeritering in 1982 bezet. Onder zijn leiding werd het Nedersaksisch Instituut verder uitgebouwd. Naast de afdelingen dialectgeografie, dialectlexicografie en naamkunde kwamen er nu ook afdelingen voor de volkskunde en de regionale geschiedenis. In zijn oratie Nedersaksische taal- en letterkunde (1975) bakende hij zijn leerstoel inhoudelijk en programmatisch af. Zijn belangstelling voor de volkskundige kant blijkt o.a. uit het boek Van duivels, heksen en spoken dat hij in 1976 samen met Jaap Brand uitgaf. Dat ook het studieveld ‘Nederlands als vreemde taal’ zijn aandacht bleef houden – wel een gevolg van zijn zo succesvolle tijd in Münster – tonen In Holland staat een huis. Niederländisch für Anfänger (Hilversum 1969, 1968), Bij ons in Nederland. Niederländisch für Fortgeschrittene (Hilversum 1970) en ‘Kann nit verstan’. Eine Einführung ins Niederländische (Groningen 1973, met R.A. Ebeling).

Van bijzondere betekenis, ook wetenschappelijk gezien, was Hendrik Entjes’ vriendschap met de Bentheimer dialectoloog en volkskundige Arnold Rakers. Deze was 1932 in Marburg op Die Mundarten der alten Grafschaft Bentheim gepromoveerd. De bij het proefschrift behorende en voor het gebruik daarvan onontbeerlijke ‘Mundartatlas von 142 Karten’ was evenwel, anders dan het titelblad van de in 1944 uitgekomen gedrukte uitgave doet vermoeden, nooit verschenen. Rakers had Entjes aan het eind van de jaren 50 al zijn dialectmateriaal geschonken, inclusief de manuscriptkaarten van de atlas. Deze atlas is in 1993, uitgebreid met een op basis van Rakers’ aanzetten uitgewerkt commentaar, verschenen, als resultaat van een zeer plezierige en vruchtbare samenwerking van Entjes met zijn opvolger als hoogleraar, de schrijver van deze regels. Rakers’ dissertatie was er helemaal op gericht, het bestaan van een ouder zich ver naar het westen uitstrekkend Westfaals taallandschap aan te tonen. Daarmee was Rakers een belangrijke kroongetuige van de door de stichter van het Nedersaksisch Instituut, Klaas Heeroma, uitgedragen hypothese van een ‘Westfaalse expansie’ in het Oost-Nederlandse taalgebied. De taalatlas kon dit voorgoed duidelijk maken. Hierbij passen ook zeker de resultaten van Entjes’ dissertatieonderzoek; met name de brekingsdiftongen, waarmee Vriezenveen heel duidelijk de vroegere directe talige verbinding van Twente met Westfalen laat zien, waren voor het bewijs van Rakers’ taalhistorische opvattingen van grote betekenis. Al in 1969 had Entjes zich in zijn artikel ‘Westfalisering der Overijsselse dialecten’ met deze problematiek bezig gehouden.

In de inleiding wees ik er al op: Hendrik Entjes heeft zijn leven lang het met elkaar verweven zijn van dialectologie en dialectliteratuur beklemtoond. En telkens weer heeft hij belangrijke bijdragen over de streektaalliteratuur geschreven. Zo verschenen van zijn hand omvangrijke artikelen als ‘Streektaalliteratuur in Oost-Nederland’ (1964), ‘Oostnederlandse literatuur’ (1966), ‘Gewestelijke literatuur als nevenverschijnsel’ (1970) en ‘Oostnederlandse literatuur tussen toen en nu’ (1976). In zijn latere leven heeft hij zich zelfs voornamelijk aan dit aspect gewijd. Hiervan getuigen o.a. zijn ‘Nedersaksische letterkunde onderweg’ en ‘Streektaalliteratuur in Overijssel na 1945’ (beide 1990) en ‘Heeroma als dichter’ (1998).

Auteur: Prof. Dr. Hermann Niebaum

Eerder gepubliceerd in: Waver 't Vjenne : kwartaalblad van de Vereniging Oud Vriezenveen, nr. 16 (2006), pag.331-332

Geboren:   17-09-1919 Rheine (Westfalen)
Overleden:   08-05-2006 Nieuwleusen
Publicaties:   - Woordenboek van het Vriezenveens (1969) - Bij ons in Nederland. Niederländisch für Fortgeschrittene (1970) - Die Mundart des Dorfes Vriezenveen in der niederländischen Provinz Overijssel (1970) - Omme sonderlinge lieve toe den vene. Uit de geschiedenis en het volksleven van Vriezenveen (1970) - Het dialect van Winterswijk (1971-1982) - "Kann nit verstan". Eine Einführung ins Niederländische (1973) - Dialektatlas van Gelderland en Zuid-Overijsel (1973) - Dialecten in Nederland (1974) - Nedersaksische taal- en letterkunde (1975) - Van duivels, heksen en spoken. Nederlandse volksverhalen (1976) - In Holland staat een huis. Niederländisch für anfänger (1978) - Over het ontstaan van Vriezenveen (1979) - Dialektatlas van Zuid-Drente en Noord-Overijsel (1982) Entjes publiceerde een groot aantal artikelen in tijdschriften over dialectologie en taalkunde. Over Hendrik Entjes: Hendrik Entjes / door Jan Bouwhuis In: Waver 't Vjenne, nr. 15 (2006), pag. 307-308 (bevat persoonlijke herinneringen aan Hendrik Entjes) Een leven in dienst van het dialect / door Gerard Vaanholt In: Stad & Land, deel 1. Hengelo : Broekhuis, 2002. p. 26-28 Zie ook: http://nds-nl.wikipedia.org/wiki/Hendrik_Entjes
Laatst bijgewerkt op:   04-03-2014