Leo Halle (1906-1992)


Leonard Herman Gerrit Halle werd geboren in Deventer op 26 januari 1906 als zoon van de sigarenmaker Johan Halle en Johanna Kluin. Hij overleed in dezelfde stad op 15 juni 1992. Als kleine jongen werd Leo Halle lid van Zewion (Zwart En Wit Is Onze Naam). Al gauw echter stapte hij over naar Go Ahead.

Deze Deventer vereniging, kort na de eeuwwisseling opgericht, behoorde vooral in de periode tussen de beide wereldoorlogen tot de toonaangevende clubs van het land. De jonge Halle werd keeper en kwam al gauw in het eerste elftal waarin ook zijn enkele jaren oudere broer Jan speelde, als 'spil' en aanvoerder. Jan Halle, zo beschreef de voetbalhistoricus Van Emmenes hem later, "is naar mijn smaak de beste midhalf van Nederland geweest en voor zijn club een kapitale kracht. In het Nederlands elftal kon hij echter geen vaste voet krijgen en slechts twee keer heeft hij — overigens nooit samen met Leo — in de nationale ploeg gespeeld".

Met Leo ging het anders, hoewel dat wel even duurde. Zijn kwaliteiten werden al gauw onderkend, maar de vaste doelman van het Nederlands elftal zo omstreeks 1925 was Gejus van der Meulen van het Haarlemse HFC. Maar toen Van der Meulen, die voor arts studeerde, in december 1928 voor de uitwedstrijd tegen Italië om studieredenen verhinderd was, kreeg Halle zijn kans. Met Go Ahead was hij toen ook in de nationale competitie al succesvol geweest, onder andere door een paar keer oostelijk kampioen te worden.

De toen 22-jarige Halle speelde in Milaan een schitterende wedstrijd, al kon hij niet voorkomen dat de sterke Italianen via een strafschop, kort voor tijd, met 3-2 wonnen. Het publiek echter was verrukt over Halles prestaties en tot in de late avonduren kwamen er geestdriftige Italiaanse toeschouwers naar het hotel van het Nederlandse elftal die riepen dat ze de Hollandse portiere wilden zien. Overigens maakte in dezewedstrijd ook de van ZAC Zwolle afkomstige Beb Bakhuys zijn debuut. Toch heeft Leo Halle daarna zes jaar moeten wachten voordat hij weer in aanmerking kwam. Van der Meulen bleef zeker van zijn plaats en had liefst 53 interlands op zijn naam staan, toen hij aan het eind van 1933 bedankte. Waarna de keuzecommissie van het nationale voetbalelftal met een keepersprobleem kwam te zitten. En dat in de aanloop naar het eindtoernooi om de wereldbeker van 1934.

Men wist niet echt te kiezen tussen Adri van Male van Feyenoord, de Ajacied Gerrit Keizer die ook al voor het Londense Arsenal had gespeeld en de inmiddels 28-jarige Leo Halle. Omdat Van Male had geblunderd in een oefenwedstrijd tegen Ierland en Keizer na de laatste oefenpartij tegen Frankrijk niet beschikbaar bleek te zijn, was de algemene indruk dat Halle in de (eerste) wedstrijd tegen Zwitserland in het doel zou staan. Te elfder ure werd toen echter toch weer een beroep gedaan op Van der Meulen, die nota bene al officieel afscheid had genomen van het Nederlands elftal. Deze gang van zaken viel slecht in de spelersgroep, waar nog eens bij kwam, dat Van der Meulen, inmiddels afgestudeerd arts, niet met de groep meereisde en bovendien zijn vrouw mocht meenemen. Van der Meulen stond dus in het doel, Van Male en Halle mochten samen met 7000 naar Milaan (soms zelfs per fiets) meegereisde Nederlandse supporters toekijken hoe het Nederlands elftal op die 27e mei 1934 met 3-2 verloor. Tegen alle verwachtingen in en onnodig, zoals dat heet, en daarmee kwam een abrupt einde aan de befaamd geworden 'We gaan naar Rome-stemming' die voetbalminnend Nederland zo lang had beheerst.

In de eerste 'gewone' wedstrijd die daarna op het programma stond, in november en toevallig weer tegen Zwitserland, werd wel Leo Halle aangewezen. In een van de beste vooroorlogse interlands won Nederland in Bern met 4-2 en daarmee had Halle eindelijk zijn plaats definitief verdiend. Hoewel technisch minder begaafd, ontwikkelde hij zich door zijn dappere, vaak spectaculaire optreden tot een doel-verdediger van klasse, die vaak een groot aandeel leverde in de successen van het Nederlands elftal. Die moed openbaarde zich trouwens ook op andere wijze. Halle, die zijn hele leven in Deventer heeft gewoond, werkte vanaf zijn 236 jaar als chauffeur-monteur bij de Coöperatie Ons Belang aldaar.

In de oorlogsjaren, toen het eten schaars werd, bereidde men in de vleesfabriek te Twello bouillon van botten. Deze bouillon werd in melkbussen gedaan en regelmatig door Leo Halle met zijn vrachtwagen en zonder de vereiste papieren dwars door de Duitse linies langs de IJssel naar Deventer gereden. Daar werd de bouillon dan via de winkels van de Coöperatie verspreid. Aan zijn carrière in het Nederlands elftal was toen al een einde gekomen. In totaal bracht hij 15 interlands op zijn naam, waarbij de Leeuw van Milaan uit 1928 allengs uitgroeide tot de Leeuw van Deventer. Niet in het minst doordat hij in het seizoen i935-'3ó in twee opeenvolgende interlandwed-strijden een strafschop stopte. Eerst in Dublin tegen Ierland, een kwartier voor het einde bij de stand 3-3. Zijn medespelers raakten er zo door geïnspireerd dat Nederland alsnog met 5-3 won. Enkele weken later herhaalde hij deze bijzondere prestatie in Parijs tegen Frankrijk, eindstand 6-1 voor Nederland. Die wedstrijd had voor Halle een vervelende nasleep. Hij vatte na afloop kou in de kleedkamer en belandde met een zware longontsteking in bed. Zijn ziekte gaf aanleiding tot allerlei nare geruchten, maar het sterke lichaam van de 90 kilo wegende Halle bracht hem er weer bovenop.

Intussen miste hij twee interlands en het is grappig in later gemaakte interviews te lezen dat hij die zelf eigenlijk meetelde als het ging om zijn totaal aantal wedstrijden in het Nederlands elftal. Het kwam daarna nog tot een rentree, maar het einde van zijn loopbaan kwam in zicht en op 31 oktober 1937 maakte hij tegen Frankrijk in het Olympisch Stadion te Amsterdam voor het laatst deel uit van de nationale ploeg. Het einde van zijn voetballoopbaan betekende dit echter allerminst. Go Ahead heeft nog veel gehad aan Leo Halle, de keeper met zijn imponerende gestalte en altijd goede instelling. Bovendien maakte hij zich verdienstelijk als trainer, onder meer van de zaterdagclub Excelsior '31 in Rijssen waarmee hij het landskampioenschap behaalde, SVZW (Wierden) en DES (Nijverdal), een periode waaraan hij een nieuwe erenaam overhield, die van 'kampioenenkweker'. Door ziekte geveld, moest hij ook hiermee tegen het einde van de jaren zestig stoppen. Maar hij bleef een trouw bezoeker van de wedstrijden van Go Ahead, dat de toen 8o-jarige Leo Halle in 1986 eerde door in het stadion aan de Vetstraat een nieuwe tribune naar hem te noemen. Leo Halle trouwde op 5 juli 1933 met Alberdine Steenbruggen (geboren op 14 februari 1908). Het echtpaar kreeg drie kinderen.

Auteur: Wim Hesselink ( uit Overijsselse Biografieën)

Geboren:   26-01-1906 Deventer
Overleden:   15-06-1992 Deventer
Vader:   Johan Halle (sigarenmaker)
Moeder:   Johanna Kluin
Echtgeno(o)t(e):   Alberdine Steenbruggen (14-02-1908)
Publicaties:   -A. van Emmenes, Neerlands Voetbalglorie, Amsterdam 1949 -Het Nederlands elftal - de historie van Oranje, 1905-1989 Archief Deventer Dagblad
Laatst bijgewerkt op:   06-03-2014