Gerrit Willem Dijsselhof (1866-1924)


De veelzijdige kunstenaar Gerrit Willem Dijsselhof werd op 8 februari 1866 geboren als jongste zoon van Egbert Dijsselhof en Janna van der Voort. Zijn ouders bewoonden aanvankelijk de boerderij ‘De Kroon’in de buurtschap Laag Zuthem, een deel van de (toenmalige) gemeente Zwollerkerspel en vervolgens de boerderij de ‘Aalvanger’ eveneens in Zuthem. Zij kregen in die jaren veertien kinderen, waarvan er vijf doodgeboren werden of jong stierven.

Even voor 1878 werden in Dalmsholte (gemeente Dalfsen) vijf kavels grond, de zogenaamde 'Vijf Herenlanden', voor ontginning te koop aangeboden. Deze kavels lagen aan de westkant van de Dalmsholterweg en ten noorden van het Overijssels kanaal. De tweede kavel vanaf de Dalmsholterweg is toen aangekocht door de familie Dijsselhof, die er een boerderij op liet bouwen. De eerste steenlegging vond plaats in 1878. Nog in hetzelfde jaar verhuisde het gezin met de negen kinderen naar de nieuwe woning. Zijn naam, ‘Kasteelerweerd’, ontleende de boerderij aan de familie Van den Kasteele, die het perceel (een weerd) voordien in bezit had.

Het gezin Dijsselhof leefde zeer teruggetrokken. Wel waren de ouders belezen en hadden ze een brede belangstelling voor wetenschap en cultuur. De inmiddels twaalfjarige Gerrit Willem bleek tekentalent te bezitten. In de slaapkamer heeft hij op de wanden muurtekeningen aangebracht, maar ook op een witte muur naast een trap naar de stalzolder (de hilde) heeft hij twee katten geschilderd. Deze schildering is daar nu nog aanwezig en is zijn vroegst bekende jeugdwerk.

Op de Dalmsholter school, die vlak bij de boerderij stond, was ook bovenmeester Noorman het teken- en schildertalent van zijn leerling niet ontgaan. Hij zag het belang ervan in en bracht daarom Gerrit Willem in contact met jonkheer Jacob Eduard van Heemskerck van Beest (1828-1894), die tussen 1879 en 1885 in Dalfsen woonde. Hij was oud-zeeofficier en een bekend schilder van zeegezichten. Gerrit Willem heeft één jaar les van hem gehad.

Op aanraden van de jonkheer ging Gerrit Willem in 1882, met toestemming van zijn ouders, naar Den Haag om daar een opleiding te volgen aan de Haagse Academie van Beeldende Kunst. Vervolgens heeft hij van 1884 tot 1887 in Amsterdam de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers en de Rijksschool voor Kunstnijverheid bezocht.

Al in zijn studietijd ontwikkelde Dijsselhof spontaan ideeën over kunst die omstreeks dezelfde tijd in Duitsland, Frankrijk en Engeland in zwang kwamen en daar namen kregen als Jugendstil, Art Nouveau en Arts and Crafts Movement. Wat later krijgt de Nederlandse tak van die stroming de naam Nieuwe Kunst. Dijsselhof is daar een vroege vertegenwoordiger van. Al als student probeerde hij, zij het vergeefs, bondgenoten om zich heen te verzamelen door de vereniging Ars et Labor (Kunst en Arbeid) op te richten. met als doel anderen te wijzen op de lelijkheid en zielloosheid van de machinaal vervaardigde gebruiksvoorwerpen om hen heen en hen aan te sporen door middel van ambachtelijk handwerk de alledaagse dingen weer een ziel te geven. Hij zag dit als de taak van de kunstenaar en hij heeft er dan ook een groot deel van zijn leven naar gestreefd zijn ideaal vorm te geven. Daartoe maakte hij zich nieuwe vaardigheden als houtsnijden, batikken en het ontwerpen van meubels en letters eigen. Veel van die kennis kon hij toepassen toen de arts W.van Hoorn bij het betrekken van een nieuwe woning hem de opdracht gaf de woonkamer in te richten.

Deze stijlkamer is later overgebracht naar het Haagse Gemeentemuseum, waar hij nog altijd te bezichtigen is. Het is zijn beroemdste werk geworden. Dijsselhof deelde steeds een atelier en, later, ook een werkplaats met de twee bondgenoten die hem trouw gebleven waren: Theodoor Nieuwenhuis (1866-1951) en Carel A. Lion Cachet (1864-1945).. Zij kregen gelegenheid te exposeren bij de boekhandelaar Klaas Groesbeek (1858-1936), die daarvoor een zaal boven zijn winkel inrichtte. Door een overname krijgt de firma later de naam E.J. van Wisselingh & Co met Groesbeek als directeur. Ze wordt dan gevestigd in een nieuw pand in de Kalverstraat, dat meer expositieruimte bood.

Met zijn vriend Nieuwenhuis maakte Dijsselhof in 1888 een studiereis naar Berlijn, Dresden, Praag, Wenen, München en Parijs. Ze bezochten er de belangrijkste musea. Als kunstnijveraar heeft Dijsselhof echter geen grote productie nagelaten. Het meeste bleef steken in studies, proefmodellen en schetsjes, ook al omdat zijn streven naar eerlijk handwerk vastliep op gebrek aan belangstelling van behangfabrieken, lettergieterijen en uitgeverijen.

Het meeste succes oogstte hij tijdens zijn leven met zijn tekeningen, etsen, litho’s, aquarellen en olieverfschilderijen, waaraan hij zich aan het begin en, teleurgesteld in zijn idealen, ook aan het eind van zijn carrière wijdde. Zijn voornaamste inspiratiebron waren daarbij planten en dieren, die hij trouwens ook als ornamenten voor zijn stoelen, kamerschermen en wandversieringen gebruikte. De planten waren steeds de wilde planten die hij uit zijn jeugd op het platteland kende. De dieren bestudeerde hij in Artis, dat hij frequent placht te bezoeken en waar vooral het aquarium zijn belangstelling had. Hij heeft honderden werken met palingen, schollen, ponen, koffervissen en kreeften geschilderd, maar ook allerlei vogels koos hij vaak als onderwerp. Waar hij de vissen in het water afbeeldde wist hij een heel eigen sfeer op te roepen met gedempte lichteffecten. Deze werken waren dan ook zeer geliefd bij het publiek. Ter bestrijding van zijn chronische financiële problemen heeft hij ook schilderlessen gegeven op de Industrieschool. Tot zijn leerlingen behoorden onder meer A.J. Barnouw, A.M. Broeckman, Th.H.A.A. Molkenboer, J.C. van Gijn, J.C. Nachenius, J.van Vuuren en R.W.P. de Vries.

In de zomer van 1897 verhuist Dijsselhof naar het kunstenaarsdorp Laren, waar hij een jaar later trouwt met Maria Wilhelmina Verena (Willy) Keuchenius (1865-1960). Zij was naaldkunstenares en heeft sommige door haar man gebatikte panelen aangevuld met borduurwerk. Ze kregen een dochter, genaamd Johanna (Laren 1901- Deventer 1999). Deze heeft in 1967 afstand gedaan van de nalatenschap van haar vader. Daarbij werd de verzameling in drie gelijkwaardige collecties opgesplitst en aangeboden aan het Rijksmuseum te Amsterdam, het Gemeentemuseum Den Haag en een vertrouwenspersoon van Johanna. In 1899 verhuist het gezin naar Haarlem. Als hun daar in 1912 de huur opgezegd wordt, laat Dijsselhof een huis in de duinen bij Overveen bouwen, dat zij in 1913 betrekken. In die omgeving heeft hij voor het eerst landschappen geschilderd. Hij overlijdt er in 1924, slechts 58 jaar oud.

Op 22 juli 1892 plaatste de Dalfser Courant een artikel over een tentoonstelling in Arti in Amsterdam. Het stuk was in zijn geheel van de N.R.C. overgenomen. In de Dalfser Courant van 1 april 1893 stond het volgende bericht: "Door bestuurderen der maatschappij 'Arti et Amicitiae' is de koninklijke medaille, door H.M. de Koningin-Regentes ter hunner beschikking gesteld, toegekend aan den heer G.W. Dijsselhof, kunstschilder te Amsterdam."

Van zijn overlijden op 14 juni 1924 maakte de Dalfser Courant melding met een uitgebreid artikel in de editie van 20 juni 1924.

Het boerenbedrijf is voortgezet door zijn twee ongetrouwde broers G.R. en H.J.Dijsselhof. Dat het een opmerkelijke familie was blijkt ook wel uit de belangstelling van H.J.Dijsselhof, die de benaming van onderdelen van een boerenwoning vastlegde. In 1939 is de laatste boer Dijsselhof overleden. De boerderij aan het kanaal in Dalmsholte is daarna bewoond door het echtpaar G.H. Valk-Laarman. De ouders van mevrouw Valk woonden toentertijd naast de boerderij en haar vader werkte als boerenknecht bij de gebroeders Dijsselhof. Het echtpaar Valk-Laarman heeft in 1939, na het overlijden van de boer, het bedrijf overgenomen. Inmiddels runnen hun zoon en schoondochter het boerenbedrijf, de derde generatie na de familie Dijsselhof.

Auteur: A. Goutbeek, aangevuld door Jeannette Hollaar en H.C.J. Wullink

Geboren:   08-02-1866 (Hoog)-Zuthem
Overleden:   14-06-1924 Overveen
Vader:   Egbert Dijsselhof
Moeder:   Janna van der Voort
Echtgeno(o)t(e):   Maria Wilhelmina Verena Keuchenius
Publicaties:   Publicaties en bronnen: Braches, E. De jeugd van Theodoor Willem Nieuwenhuis door hemzelf beschreven. Leiden, 1971. Serie: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. 1968-1969. Hierin wordt onder andere de buitenlandse kunstreis van Dijsselhof beschreven. Brentjens, Y. Dwalen door het paradijs. Leven en werk van G.W. Dijsselhof (1866-1924). Zwolle/Den Haag, 2002. Brentjens, Y.G.H. Moraalridders en monnikenwerk. Middeleeuwse pathos in het oeuvre van G.W. Dijsselhof (1866-1924) en zijn tijdgenoten. 2004. Proefschrift Universiteit Leiden Drents Museum, Kunst rond 1900: een keuze uit de collectie van de Stichting Schone Kunsten rond 1900. Museumfonds publicatie nr. 11, 1983 Vries, E.W.P. de. G.W. Dijsselhof. Amsterdam, 1912. -G.W.Dijsselhof / door A. Goutbeek In: Rondom Dalfsen, no. 27 (1996), p. 565-569 - Dalfser Courant 22 juli 1892 - Dalfser Courant 20 juni 1924
Laatst bijgewerkt op:   27-02-2014