Albert van Delden (1828-1898)


Albertus van Delden stamde uit een doopsgezinde familie die vanaf de 16de eeuw te Deventer woonachtig is. Aanvankelijk meden de Van Deldens vanwege hun godsdienstige achtergrond het politieke en ambtelijke leven, maar daar kwam in de 19de eeuw verandering in.

Na zijn Utrechtse rechtenstudie keerde Van Delden naar zijn geboortestad terug, waar hij lange jaren met zijn (eveneens ongehuwde) jongere zuster in de Sandrasteeg woonde. Hij werd lid van de gemeenteraad, van de Staten van Overijssel en van de Tweede Kamer. Te Deventer werd hij vooral bekend omdat hij achttien jaar wethouder van financiën was; een deel van die tijd beheerde hij tevens de portefeuille onderwijs. Als kamerlid werkte hij vooral in de beslotenheid van de afdelingen aan wetgeving. In de plenaire vergaderingen voerde hij zelden het woord. Landelijk kreeg hij bekendheid als minister van financiën in het kabinet De Vries-van der Putte (1872-1874).

Een wapenfeit van minister Van Delden was dat voor het eerst sinds 1848 voor 1874 een begroting tot stand kwam waarin de gewone inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht waren. Ook bracht hij een wet tot stand inzake de herschatting van de belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen. Zijn voorstel om de zilveren muntstandaard door de gouden te vervangen werd echter verworpen.

Albertus van Delden stond bekend om zijn specialismen: zijn kennis van de openbare financiën en van de stad Deventer. Hij werd begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Diepenveenseweg.

Auteur: dr.C.M. Hogenstijn (Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek)

Geboren:   20-02-1828 Deventer
Overleden:   07-11-1898 Deventer
Vader:   Steven van Delden (1789-1858)
Moeder:   Engelina Elisabeth Schutte (1789-1871)
Echtgeno(o)t(e):   niet gehuwd
Publicaties:   Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I, kol. 702-703. P. Mossault, Het geslacht Van Delden, nakomelingen van Berend van Delden die in de XVIde eeuw te Deventer leefde (Laren, 1954), pp. 68-69, 142-143, 154-155. Mr. A. van Delden / door C.J. de Bruyn Kops en M.E. Houck In: Eigen Haard (1898), p. 421-424, p. 458-459.
Laatst bijgewerkt op:   27-02-2014