Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784)
Het pamflet 'Aan het volk van Nederland'
In de nacht van 25 op 26 september 1781, werd vanuit geblindeerde, rijdende koetsen over grote delen van ons land een boekje verspreid dat volgens de historici Jan en Annie Romein beschouwd mag worden als 'één der merkwaardigste politieke geschriften ooit in Nederland verschenen, zowel om de inhoud als om de geheel nieuwe wijze van verspreiding'. M. de Jong, biograaf van de schrijver van het pamflet, noemt dit: 'het beste stuk proza uit het einde der achttiende eeuw: eenvoudig van voorstelling, streng en logisch van bouw, klaar en doorzichtig als glas, zuiver van taal, een voortbrengsel van waarlijk democratisch idealisme'. Tegenstanders beschouwden het als een 'vuilaartig, infameus, calumnieus of lasterlijk libel'. De auteur, over wie later, spreekt van zijn 'politique geloofsbelijdenis en poltique zedekunde'.
Binnen een maand na verschijnen, op 26 oktober 1781, werd het boekje verboden door de Staten-Generaal: een premie van 1000 gouden rijders werd uitgeloofd voor het aanbrengen van schrijver of drukker, ruim 400 gouden rijders boete voor het herdrukken, zelfs het bezit van het boekje werd strafbaar gesteld! De Staten van Utrecht, Gelderland en Overijssel volgden dit verbod met eigen placcaten, zij het met lagere straffen. Ondanks dit alles werd het pamflet nog in 1781 driemaal herdrukt, verschenen Franse, Engelse en Duitse vertalingen, en werd met de legale herdruk uit 1795 het totaal aantal drukken op 15 gebracht.
Het pamflet was gericht tegen de Oranjes, tegen hun band met Engeland, maar vooral, en met hartstochtelijke felheid, tegen de laatste Stadhouder Prins Willem V, echtgenoot van Wilhelmina van Pruissen, een man met bekrompen blik en zwakke wil die nooit beseft schijnt te hebben, dat de instelling van het algemeen Erfstadhouderschap voortgevloeid was uit het verlangen een einde te maken aan de misbruiken van het oligargische regeringssysteem. Niet alleen de souvereine macht van Stadhouder met zijn misbruik van militaire macht werd aangevallen, maar ook het persoonlijk gedrag van Willem V: zijn veelvuldige, openbare dronkenschap, zijn buitenechtelijk verkeer. Dat de auteur in deze beschikte over goede, feitelijke informatie, bevestigt een aanhanger van de Prins: 'de illatiën zijn calumnieus en infaam dog 't is geen onkundige die 't geschreven heeft'.
Nadat de schrijver een aantal concrete misstanden aan de kaak heeft gesteld, o.a. het exclusieve jachtrecht voor de edelen in Overijssel, de drostendiensten in Overijssel, de afgezette vroedschap te Kampen, de militaire jurisdictie en het onrechtvaardig verwijderen van de Baron van der Capellen tot den Pol, formuleert hij uiteindelijk de volgende eisen:
- een onderzoek naar de oorzaken van 's lands rampzalige toestand;
- een sterke vloot ter bescherming van de Hollandse handel, de nationale welvaartsbond;
- het vormen van democratisch verkozen comités van burgers en boeren;
- burgerbewapening naar Zwitsers of Amerikaans voorbeeld, onder verwijzing naar het 8e artikel van de Unie van Utrecht;
- vrijheid van drukpers als basis van nationale vrijheid;
Het pamflet, ontstaan in een tijd waarin het ontstaan van onze eigen onafhankelijkheid werd herdacht, de Unie van Utrecht, het Placcaat van Verlatinge (het afzweren van Philips II), staat sterk onder invloed van het Amerikaanse vrijheidsideaal. Ook in onze tijd waarin het verdedigen van mensenrechten actueel is, is het nog altijd de moeite waard de volgende passage uit het pamflet te lezen, geschreven na de Amerikaanse Declaration of Independence (1776), maar voor de Franse Déclarations des droits de l'homme et du citoyen (1789): 'Alle mensen zijn vrij geboren. De een heeft van nature over de ander niets te zeggen. De ene mens is wel wat verstandiger van geest of wat sterker van lichaam of wat rijker dan de ander; doch dat geeft hun, die verstandiger, sterker of rijker zijn, niet het minste recht om over de minder verstandigen, minder sterken, minder rijken te heersen. God, ons aller Vader, heeft de mensen geschapen om gelukkig te worden en aan alle mensen - niemand uitgezonderd - de verplichting opgelegd, om elkaar zoveel mogelijk gelukkig te maken. Om dit goede doel van de Schepper te bereiken, dat is om hun geluk te bevorderen, hebben de mensen gevonden dat zij niet beter kunnen doen dan zich in groten getale - somtijds van enige miljoenen - bijeen te voegen en grote maatschappijen te vormen, waarvan de leden (wat ge altijd goed in het oog moet houden) van nature allen aan elkaar gelijk zijn, en de een niet onderworpen is aan de ander. In deze maatschappijen - meestal burgermaatschappijen, volken of naties genoemd - verbinden zich de leden of participanten om elkaars geluk zoveel mogelijk te bevorderen, en elkaar onderling met vereende krachten te beschermen en in het ongestoorde genot van alle eigendom, bezittingen en alle geërfde, en wettig verkregen rechten te handhaven'.
Pas in 1966, bij de heruitgave van 'Aan het Volk van Nederland: het Democratisch Manifest', hebben de Wertheims onomstotelijk kunnen aantonen dat Joan Derk Baron van der Capellen tot den Pol de auteur is, door uit de correspondentie van Van der Capellen het in 1891 door Loosjes vermelde gegeven uit de autobiografie van F.A. van der Kemp te bevestigen.
Biografie Van der Capellen
Joan Derk van der Capellen werd op 2 november 1741 te Tiel geboren ten huize van zijn grootvader als zoon van Jonkheer Frederik Jacob Derk van der Capellen van Appeltern en Anna Elisabeth van Bassen; hij groeit op bij grootvader van Bassen, die, wegens zijn verzet tegen de Stadhouder en de publicatie van een verboden boekje, in 1708 levenslang verbannen was uit Arnhem; na de Latijnse School te 's Hertogenbosch bezocht te hebben wordt Joan Derk in 1758 te Utrecht als student ingeschreven; in zijn Album Amicorum prijken de namen van 38 vrienden, onder wie Gerhard Dumbar uit Deventer, Meinhard Tydeman uit Zwolle en zijn neef Robert Jasper van der Capellen van de Marsch; bij prof. Trotz legt hij de grondslagen voor zijn staatsrechtelijk denken; hij verklaart zich radicaal tegen de verouderde universitaire methoden: het Grieks verwerpt hij, het Latijn duldt hij, studie van moderne talen, vooral Engels, vindt hij belangrijk. Na vijf jaar college-lopen vertrekt hij, zonder één examen afgelegd te hebben, uit Utrecht, een zenuwinzinking nabij, met achterlating van vele schulden. In 1766, na vier jaar zwerven, trouwt Joan Derk met Anna Bentinck van Wittenstein, ondanks verzet van zijn vader, die voorwendde dat zijn zoon niet goed genoeg was voor freule Bentinck, maar die eigenlijk zelf wilde hertrouwen en daarbij het ontbreken van een stamhouder goed kon gebruiken! Door zelfstudie, begeleid door zijn Utrechtse vriend Meinhard Tydeman, had Joan Derk zich voorbereid op zijn politieke loopbaan: in 1767 mislukte weliswaar zijn admissie in de Ridderschap van het Graafschap Zutphen wegens het ontbreken van een formele schakel in het bewijs van zijn adeldom, maar in de Ridderschap van Overijssel zag hij meer mogelijkheden: in 1769 'kocht' hij van juffr. Muntz de havezathe 'Den Breedenhorst', maar de verkoopster leende hem de gehele koopsom en behield bovendien het recht zowel om er te blijven wonen als ook om de koop elk ogenblik weer ongedaan te maken! Formeel voldeed Joan Derk nu aan de voorwaarde van het bezit van een onbezwaard riddergoed ter waarde van minstens 20.000,- gulden en in 1770 vroeg hij admissie in de Ridderschap van Overijssel.
Met goed recht verzette de Overijsselse Ridderschap zich tegen de admissie van deze 'buitenlandse' jonker, die slechts door schijnkoop in het bezit was van een havezathe. Via zijn neef Alexander Philip, kamerheer van de Prins en later informant over het privé-leven van de Prins, weet Joan Derk zijn admissie af te dwingen door ingrijpen van de Stadhouder op 5 juni 1772: de Riddrschap zwicht mokkend. In 1775 koopt hij de havezathe 'de Pol' aan de Reest van de Drost van Haxbergen en komt zo uiteindelijk aan de naam waaronder hij de geschiedenis is ingegaan: Joan Derk van der Capellen tot den Pol.
Van 1772-1776 timmert Joan Derk weinig aan de weg: wel verklaart hij zich tegen vergroting van het landleger (augmentatie) en voor uitbreiding van de vloot (equipage), tegen de wens van Willem V. In 1776 was in de Staten van Overijssel het verzoek aan de orde van de Koning van Engeland (via zijn gezant Yorke) tot het mogen lenen van de Schotse Brigade om deze te kunnen inzetten tegen de Amerikaanse opstandelingen. De zaken leken goed te gaan voor de Stadhouder en de Koning totdat Joan Derk in de Staten van Overijssel zijn geruchtmakende rede uitsprak ten gunste van de Amerikanen; nog voordat een besluit genomen was, verscheen de rede reeds in druk, spoedig gevolgd door een herdruk, aangezien de eerste publicatie, naar het heette, buiten wil en weten van Van der Capellen geschied was en bovendien onvolledig en onjuist zou zijn; in totaal verschenen vijf drukken en een Franse vertaling van de rede. Dit laten uitlekken èn drukken van het Advies van Van der Capellen betekende ondertussen een nationaal schandaal, maar Joan Derk raakte eens en voor altijd overtuigd van het nut van een beroep op de publieke opinie: dat Yorke namens de Koning van Engeland het verzoek introk lag niet zozeer aan de inhoud van het advies van Van der Capellen als wel aan de publicatie ervan!!
Intussen had Willem V het eerst genotuleerde advies laten lichten uit de notulen, voor Joan Derk een bewijs van de onbetrouwbaarheid en de kwade trouw van de Prins. De rede over de Schotse Brigade was van der Capellens eerste optreden ten gunste van de Amerikaanse vrijheidsstrijders. In 1776 liet Richard Price zijn 'Observations on civil liberty' verschijnen, een boek dat, naar men zegt, de Onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli zo niet heeft veroorzaakt, dan toch tenminste heeft verhaast. Door zijn vertaling van dit geruchtmakende boek heeft Joan Derk hier te lande de stemming overtuigend gekeerd in het voordeel van de opstandelingen: de vertaling verscheen nog in 1776 te Leiden bij Herdingh, maar werd, naar blijkt uit een brief van Joan Derk aan Tydeman, gedrukt te Zwolle door Simon Clement; op 9 januari 1789 werd het, tesamen met andere patriottische geschriften, verboden te Haarlem.
Intussen had Willem V het eerst genotuleerde advies laten lichten uit de notulen, voor Joan Derk een bewijs van de onbetrouwbaarheid en de kwade trouw van de Prins. De rede over de Schotse Brigade was van der Capellens eerste optreden ten gunste van de Amerikaanse vrijheidsstrijders. In 1776 liet Richard Price zijn 'Observations on civil liberty' verschijnen, een boek dat, naar men zegt, de Onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli zo niet heeft veroorzaakt, dan toch tenminste heeft verhaast. Door zijn vertaling van dit geruchtmakende boek heeft Joan Derk hier te lande de stemming overtuigend gekeerd in het voordeel van de opstandelingen: de vertaling verscheen nog in 1776 te Leiden bij Herdingh, maar werd, naar blijkt uit een brief van Joan Derk aan Tydeman, gedrukt te Zwolle door Simon Clement; op 9 januari 1789 werd het, tesamen met andere patriottische geschriften, verboden te Haarlem.
Intussen hadden de Staten van Overijssel gemeend zich te moeten wapenen tegen de oproerige redevoeringen van Joan Derk en tegen de door hem toegepaste truc van het laten uitlekken van het Advies over de Schotse Brigade door het instellen van de 'Secrete capse': na de debatten kon besloten worden bepaalde redevoeringen geheim te verklaren, ze te stoppen in het 'vat' van geheime zaken.
Joan Derk ging ook zijn binnenlandse vrijheidsoorlog voeren: 'Daer ik mij dus voor de Slaeven onzer Volksplantingen heb in de bresse gesteld, hoe zou ik dan kunnen nalaten ook eene poging te doen ten voordeele van mijne eigene Medeburgeren, de Ingezetenen van 't Platte Lande dezer Provincie, die, schoon nevens ons Edelen en Stedelingen gelijke leden eener zelfde Maatschappij zijnde; schoon dezelfde algemeene lasten dragende; schoon zowel als wij voor de Vrijheid gestreden hebbende, de eenigen zijn, wien 't niet mag gebeuren de zoetste vruchten van den bittersten arbeid te plukken, en zich, na zo veel zwoegens en bloedvergietens, metterdaed en zonder uitzonderinge in vrijheid gesteld zien?', aldus lezen wij in zijn op 13 april 1778 uitgesproken 'Memorie over de onwettigheid der Drostendiensten in Overijssel' voor de leden der Staten van Overijssel. Tweemaal 's jaars, 'eens bij hooi en eens bij gras', moesten de boeren uit een drostambt in Overijssel aan de Drost gedurende twee dagen hand- en wagendiensten verlenen, waarbij de eerstgenoemde diensten nog voor vijf stuiver, de tweede voor één gulden 's jaars afkoopbaar waren gesteld; deze diensten waren ontstaan uit landdiensten der vrije boeren, maar door usurpatie, vooral door de Drost van Twente, Graaf van Heiden Hompesch, geworden tot diensten aan de Drosten persoonlijk. Van der Capellen betoogde dat de Drostendiensten afgeschaft moesten worden, niet zozeer op grond van de mensenrechten, zoals van hem verwacht mocht worden, als wel op grond van een feitelijk, juridisch aanvaardbaar gegeven: Joan Derk, de 'geboren Regent' zoals hij zichzelf herhaaldelijk noemde, speelde een capitaal gegeven uit dat hem ter hand was gesteld, al in 1776, door Raad en Meente van Zwolle: uit een geheel vergeten en ongepubliceerd Extract uit het Register van Ridderschap en Steden van 18 maart 1631 bleek dat de Drostendiensten al 150 jaar geleden formeel waren afgeschaft in ruil voor een tractementsverhoging!! Joan Derk omzeilde de 'Secrete capse' door zijn verbouwereerde mede-Statenleden na zijn toespraak een gedrukt exemplaar aan te bieden van zijn 'Vertoog over de onwettigheid van de Drostendiensten in Overijssel', toevallig woordelijk overeenkomend met de zojuist door hem uitgesproken Memorie dit Vertoog, dat voor het eerst het besluit van 1631 openbaar maakte, werd op grote schaal gratis verspreid onder de boeren in Twente. De woede, vooral van Van Heiden Hompesch, laat zich gemakkelijk raden; 'Kolossus', zoals Van Heiden Hompesch in de correspondentie van Joan Derk heet, nam geducht wraak: wegens 'de taxatoire en ongemesureerde expressien en het doen drukken en divulgeren van dezelve' werd een proces tegen Joan Derk aangespannen, op grond waarvan hem toegang tot de vergaderingen van de staten van Overijssel ontzegd werd; van 27 oktober 1778 tot 1 november 1782 zou deze uitsluiting duren, zonder dat overigens het proces ooit daadwerkelijk plaatsvond.
Strijd vóór Amerika en voor zijn eigen readmissie beheersen Joan Derk in deze sombere jaren, en Joan Derk kwam terug, ondanks deze tegenslagen en zijn zeer zwakke gezondheid: - in 1780 probeerde hij geld in te zamelen voor een lening aan de jonge Verenigde Staten van Amerika: uiteindelijk werd ruim fl. 200.000,- ingezameld: Joan Derk tekende zelf voor fl. 22.000,- in, uit Overijssel komen we op de lijst verder tegen: Kol. Laché uit Zwolle (8.000,-), Tulleken (12.000,-), de Baronnen van der Wijck (14.000,-), Dumbar (5.000,-), Budde (5.000,-), Simon de Vries, en ook de neven van Joan Derk. - in 1781 verschijnt het in één felle ruk geschreven pamflet 'Aan het volk van Nederland', dat een overweldigende indruk maakte: 'The effect resembled an electric shock', schrijft Van der Kemp; 'Zoals een vlam over de vlakke spiritus strijkt, zo beroerde dit manifest de licht ontvlambare gemoederen der Patriotten', zo formuleert de Jong. - dankzij de inspanningen van Joan Derk erkent de Republiek in 1782 Adams als afgezant der Verenigde Staten, daarmee het tweede land (na Frankrijk in 1778) dat de Verenigde Staten formeel erkent. Deze Amerikaanse inspanningen worden verder beloond met een dankbrief van George Washington in 1783 en, in de vorige eeuw, op 6 juni 1908, met het onthullen van een gedenksteen aan het huis van Joan Derk in de Bloemendalstraat te Zwolle, 'in dankbare erkenning van de diensten, door hem tijdens de revolutie-oorlog aan de Verenigde Koloniën van Noord-Amerika bewezen'. - aan zijn readmissie werkt hij o.a. door de misdrijven van de Drost van Twente aan de kaak te stellen: enkele voorbeelden:
* knevelarijen van de Roomsen die hem betalen moesten voor de vrije uitoefening van hun godsdienst en hoge boete kregen toen zij eens in de Kerstnacht hun klok hadden geluid; hij kreeg o.a. inlichtingen van pastoor Theodorus Engsman en dr. Ter Horst te Rijssen;
* pesterijen en willekeur ten opzichte van de Joden;
* een vergoeding eisen van fl. 300,- van iemand voor het verlof om het lijk van zijn broer die zelfmoord had gepleegd te begraven; dit betreft H. Teilers te Enschede;
* afpersing van de boeren die 's avonds last kregen om turf te rijden voor de drost en die, toen zij het waagden een dag later te komen, beboet werden met fl 8,-, onverminderd de dienst;
* aan zijn steenbakkerij te Ootmarsum liet van Heiden Hompesch keer op keer vrachten klaar maken voor twee dagen, die de boeren zelfs niet in drie dagen konden wegwerken; soms waren de vrachten zo zwaar, dat de wagens bezweken of dat de boeren niet overkwamen.
De opzet van Joan Derk slaagde: er ontstonden adres-bewegingen ten gunste van readmissie in de Staten en afschaffing van de drostendiensten in Zwolle, Deventer en onder de boeren van Twente; op 23 oktober 1782 werd bij Publicatie van de Staten van Overijssel bekend gemaakt dat de drostendiensten en het afkopen ervan 'ten eeuwigen dage' afgeschaft zijn; op 1 november 1782 vond de readmissie van Joan Derk in de Staten plaats: het recht, de democratie had gezegevierd, wederom was de invloed van de publieke opinie bewezen! Als verlengstuk van deze kwestie werd tevens het recht van Overstemming ter Statenvergadering geregeld: de drie Steden + één Edele vormden een meerderheid.
Alom in den lande werden na afschaffing van de drostendiensten en readmissie van Joan Derk in de Staten feesten gehouden, penningen geslagen, gedichten gemaakt, met als hoogtepunt de Doelenmaaltijd in Amsterdam; ook de Twentse boeren lieten zich niet onbetuigd en boden Joan Derk een gedenkpenning en oorkonde aan.
In zijn laatste levensjaar boekte Joan Derk geen spectaculaire successen meer in de binnenlandse politiek; wel was hij een krachtige steun voor de rechten van de kleine steden, vooral van Twente, die zich op 28 november 1762 te Borne verbonden hadden op initiatief van de Oldenzaalse advocaat J.W. Racer; Enschede, Delden, Goor, Rijssen, Ootmarsum en Oldenzaal vormden de 'Verenigde Steden van Twenthe'. Verder ijverde hij voor het toestaan van de jacht aan de burgers, waardoor deze dan ook wapens mochten bezitten. Overal in de steden van Overijssel zag Joan Derk vrijcorpsen ontstaan, te beginnen op 3 maart 1783 te Deventer, zelfs was Joan Derk korte tijd kolonel van het Zwolse Vrijcorps; voor de instelling van deze burgervrijcorpsen, exercitiegenootschappen of, naar zijn eigen woorden, liever 'genootschappen van Wapenoefening' had Joan Derk reeds gepleit in zijn vertaling van Andrew Fletcher's: Staatkundige Verhandeling over de noodzaak eener wel ingerigte Burger-Land-Militio (in 1774 verschenen te Amsterdam) en uiteraard in 'Aan het Volk van Nederland' (1781). Op buitenlands gebied ijverde Joan Derk voor een Alliantie met Frankrijk als bescherming tegen Engeland en Pruissen: het sluiten van dit Verbond in 1785 mocht Joan Derk niet meer meemaken: op 6 juni 1784 overleed hij te Zwolle, juist nadat zijn vrouw hersteld was van een zware ziekte.
De dood van Joan Derk was een schok voor velen: in Lijkredenen, Lijkdichten en grafschriften werd hij herdacht. Uiteraard reageerde ook Twente heftig: op 8 juni hebben Enschede en Oldenzaal besloten gedurende zes dagen plechtig de klokken te luiden van acht tot negen 's morgens, van elf tot twaalf en van zeven tot acht 's avonds; Ootmarsum, Delden, Goor, Almelo en Rijssen wordt verzocht dit voorbeeld te volgen 'om openlyk en voor de geheele waereld te toonen, hoe zeer men getroffen is over het verlies van den Voorstander en Vriend onzer onderdrukte Vrijheid'. De Zwolse Waalse predikant Du Puy formuleert in zijn Lofreden de verwachtingen van de patriotten als volgt: 'Zo is hy ons Vaderland ontrukt in de kragt zyner Jaaren, wanneer wy met reden konden hoopen, dat de grootste weldaaden, door Hem aan deezen Staat, in 't byzonder aan Overijssel beweezen, slegts beginzelenwaren van het heil, 't welk Hy, zo de Voorzienigheid Hem niet zo vroegtydig van zynen zwaaren arbeid hadt verlost, meer en meer zou hebben bevorderd. Thans was hy meer dan ooit in staat om het Vaderland de gewigstigste diensten te doen. Het onbegrensd vertrouwen, het welk byna de gansche Natie in Hem stelde; zyn welverdiende en byna algemeene invloed, vereenigden de harten, en deeden de welmeenenden, in verscheidene Gewesten van ons Gemeenebest, een en hetzelfde doelwit in het oog houden, en denzelfden weg in slaan om het te bereiken….'
Na deze woorden moet dan vermeld worden dat het mausoleum van Joan Derk op de familiebegraafplaats op de Gorsselse Hei, gesticht in 1785, nadat de Zwolse magistraat in 1779 afwijzend had beschikt op een verzoek van een aantal Zwolse notabelen, onder wie Joan Derk, om een buitenkerkhof te mogen aanleggen, door Orangistisch gepeupel met buskruit werd opgeblazen en totaal verwoest. Rhijnvis Feith, buurman van Joan Derk in de Bloemendalstraat te Zwolle, schreef een gedicht op deze gebeurtenis.
In zijn bundel 'Het andere Overijssel' heeft Mr. H. Schelhaas een bijdrage gewijd aan 'Joan Derk, niet-gedulde democraat in de Staten van Overijssel'. Aan het einde van het artikel constateert hij dat 'Overijssel, staatkundig gezien, de grootste Overijsselaar in de vergetelheid heeft doen zinken'.
Bovenstaande tekst werd uitgesproken door G.T. Hartong als rede ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling rond Joan Derk van der Capellen tot den Pol gehouden van 14 mei tot 8 juni 1981 in het Gemeentehuis te Weerselo.
Auteur: G.T. Hartong
Zie ook Biografisch Portaal