Mien Ruys (1904-1999)
Toen Mien Ruys in 1904 geboren werd, was haar vader Bonne Ruys al 16 jaar eigenaar van de vaste planten kwekerij Moerheim in Dedemsvaart. Veel kwekerijen waren er niet in die tijd. Rond de eeuwwisseling was “Moerheim” al een begrip voor plantenliefhebbers, vooral in het buitenland. De verzenddienst van “Moerheim” leverde naar alle windstreken. Na de Franse school (de latere MULO), de Christelijke Meisjesschool en de Luitgarde School in Bussum, een school voor algemene ontwikkeling en huishoudelijk onderwijs wist Mien op 23-jarige leeftijd wat ze wilde worden : tuinarchitecte. Een opleiding voor dit beroep was er niet in Nederland. Er was wel een Middelbare Tuinbouwschool, een goede opleiding voor kwekers. Maar niet het kweken van planten had haar directe belangstelling, wel het ontwerpen van tuinen, de toepassing van planten in verschillende combinaties, het experimenteren met grondsoorten en standplaatsen en het spelen met materialen, ruimte en vorm.
Regelmatig kwamen buitenlandse kwekers en tuinarchitecten op Moerheim logeren. De stap naar een opleiding voor tuinarchitectuur in het Engelse Turnbridge Wells was dan ook niet zo groot. Ze kwam daar in contact met de bekende tuinarchitecte Gertrude Jekyll. In 1929 koos ze voor een studie aan de Hogeschool voor Tuinarchitectuur (de eerste in Europa) in Berlijn. In Berlijn kwam ze in aanraking met ontwikkelingen op politiek en cultureel gebied en werd ze overtuigd socialiste. Tijdens haar Berlijnse periode begon ze zich te interesseren voor andere disciplines zoals architectuur en planologie en voor cultuur in brede zin. Deze interesse zou altijd blijven. Vooral op het gebied van bouwkunst had ze veel contacten met architecten van naam. Ze studeerde zelfs enige tijd bouwkunde in Delft. In de jaren 30 werd ze hoofd van de afdeling tuinarchitectuur op Moerheim. De afdeling gaf adviezen, maakte ontwerpen, tekeningen, begrotingen etc., alles geheel gratis, mits de levering van de benodigde artikelen aan de kwekerij werd opgedragen. Om wat meer centraal bereikbaar te zijn, en omdat Amsterdam het centrum van cultuur was, verhuisde Mien Ruys samen met de afdeling tuinarchitectuur in 1937 naar Amsterdam. Vanaf dat jaar woonde ze ’s winters in Amsterdam en ’s zomers in haar huisje op Moerheim in Dedemsvaart.
Al in 1925 had ze een stuk grond op de kwekerij in Dedemsvaart ter beschikking om te experimenteren. De nu nog bestaande schaduw- of verwilderingstuin was haar eerste project. Hier probeerde ze planten uit en ontdekte ze welke planten het best floreerden onder welke omstandigheden. Later zouden er tuinen bijkomen waarin ze experimenteerde met licht en schaduw, water, grondsoorten, materialen etc. Intussen werkte ze al veel samen met architecten en ontwierp ze de groenvoorziening voor nieuwe wijken en voor utiliteitsbouw. Haar uitgangspunt was dat de groenvoorziening functioneel moest zijn. De kinderen moesten er kunnen spelen, de ouderen moesten er lekker kunnen zitten. Ook bemoeide ze zich met de bestrating. De schaarste aan klinkers na de oorlog bracht haar tot het ontwerp van de toen massaal toegepaste Grion-tegel (mix van grind en beton). Ze paste ook als eerste de diagonale aanleg van paden toe, hetgeen haar de bijnaam “Schuine Mien” bezorgde.
Ze creëerde een eigen stijl, die werd gekenmerkt door een basisindeling met strakke lijnen, cirkels, vierkanten en rechthoeken. Maar ze zorgde voor een afwisseling tussen beslotenheid en openheid. De open plekken werden afgewisseld met besloten zitjes. De rechte paden zijn verhard, de slingerpaden tussen de beplantingen door zijn altijd onverhard. Bekend zijn haar borders. Ze stelde standaardpakketten vaste planten samen voor diverse typen borders, ook voor kleine tuinen, de z.g. confectieborders. De confectieborders waren ook voor gewone mensen betaalbaar. Natuurlijk ontwierp ze veel voor particulieren, maar graag voldeed ze aan opdrachten voor groenvoorziening in de sociale woningbouw. “Ik wilde functioneel groen maken voor gewone mensen”, zei ze in een interview.
In 1950, het jaar dat haar vader Bonne Ruys overleed, trouwde ze met de persfotograaf en latere uitgever Theo Moussault. In 1955 begon ze een eigen tijdschrift “Onze Eigen Tuin”, waarvan ze vrijwel tot aan haar dood hoofdredacteur zou blijven. In de jaren 60 ondernam ze met haar man diverse reizen naar alle delen van de wereld, waarbij ze de plantengroei ter plekke bestudeerde en nieuwe ideëen opdeed. In 1966 werd het bureau in Amsterdam losgekoppeld van Moerheim en nam Mien Ruys compagnons op in de zaak. Vanaf begin jaren zeventig ging ze zich voornamelijk bezighouden met beplantingsplannen. Ze had een voorkeursassortiment opgebouwd met langdurig uitgeteste planten waardoor ze, gebruik makend van haar lange ervaring, aan de lopende band ontwerpen kon tekenen. In de ontwerpen kwam haar eigen stijl naar voren: strakke geometrische vormen in combinatie met een uitbundige beplanting, het creëeren van kleine niveauverschillen, het gebruik van water in de tuin en omheiningen die vooral functioneel zijn.
Mien Ruys is vooral bekend door haar vindingen die massaal zouden worden toegepast. Was er eerst de Grion-tegel, die werd opgevolgd door de gewassen grindtegel, vanaf 1960 gebruikte ze spoorbielzen bij haar tuinontwerpen. Eerst om duinzand tegen te houden, later om verhoogde plantenborders aan te leggen. In de jaren 70 had bijna iedereen bielzen in de tuin, maar vaak toegepast op een manier die Mien Ruys niet kon bekoren. De spoorbiels bezorgde haar de bijnaam “Bielzen-Mien”. Ook de vlonders van gerecycled plastic heeft zij bedacht.
De laatste tuin die ze op Moerheim aanlegde was de moerastuin (1990). In 1992 werd haar gevraagd een bijdrage te leveren aan de Floriade. Ze wees het verzoek verontwaardigd van de hand: ,,Dat is in strijd met al onze principes: een tuin is functioneel, die ontwerp je voor een bepaalde plek. Voor mij is een tuin net zo intiem als een slaapkamer. Een Floriade is een commerciële kermis voor plantjesgekken.' En met plantjesgekken had deze Modernist niets op. ”Architectuur, ruimte, dat is wat mij interesseert.” Mien Ruys overleed op 10 januari 1999, 94 jaar oud.
De Tuinen van Mien Ruys in Dedemsvaart zijn nog steeds een begrip. Ze worden beheerd door een stichting. Er worden nieuwe experimenten uitgevoerd, maar de oorspronkelijke door Mien Ruys aangelegde tuinen zijn behouden gebleven (soms gerenoveerd) en hebben zelfs de monumentenstatus verkregen.
Auteur: Tonny Peters
Zie ook Biografisch Portaal
Geboren: | 12-04-1904 Dedemsvaart | |
Overleden: | 10-01-1999 Dedemsvaart | |
Vader: | Bonne Ruys (1865-1950), kweker | |
Moeder: | Engelina Gijsberta Fledderus (1872-1935), domineesdochter | |
Echtgeno(o)t(e): | Theo Moussault | |
Publicaties: | - Het vaste planten boek. 1957 - Leven met groen : in landschap, stad en tuin. 1960 - Toepassing en verzorging van vaste planten. 1972 - Het nieuwe vaste plantenboek. 1979 - Van vensterbank tot landschap. 1981 - Mijn tuinen. 1987 Over Mien Ruys: - Mien Ruys : een leven als tuinarchitecte / door Bonica Zijlstra. - Amsterdam : Nederlandse Tuinenstichting, 1990. - 80 p. - ISBN 90-6255-364-8 | |
Laatst bijgewerkt op: | 18-03-2015 |