Rob Harmeling
Rob Harmeling pakte bij de Nieuwelingen en de Junioren zijn overwinningen mee. In 1981 was hij Nederlands kampioen bij de Nieuwelingen. Ook als amateur won hij met enige regelmaat wedstrijden. Concurrenten en streekgenoten uit die tijd waren onder meer Han Vaanhold, Erwin Kistemaker, Henk Boeve, Henri Dorgelo, Jan Spijker en natuurlijk Herman Snoeijink, de man die in twintig jaar tijd meer dan driehonderd zeges boekte. Zij wonnen vaker dan Rob Harmeling. Toch zouden deze renners (op een tweejarig avontuur bij PDM van Henk Boeve na) niet bij de professionals gaan rijden en Rob Harmeling wel. Aan zijn bijzondere kwaliteiten had hij te danken, dat hij in 1989 het wielershirt van de profploeg Histor/Sigma mocht aantrekken en twee jaar later kon verkassen naar TVM. Zijn specialiteit was “hardrijden”. In een interview zei hij eens: “Hard fietsen vond ik het mooiste wat er was. Winnen vond ik eigenlijk niet zo belangrijk. Ik kan me nog herinneren hoe gelukkig ik mij voelde, als ik gewoon lekker hard in mijn eentje kon fietsen”.
Hij kon sleuren en gaten dichtrijden, hetgeen hem deed belanden in de nationale ploeg voor de 100 kilometer tijdrit. In 1985, het jaar dat Joop Zoetemelk in Venetië wereldkampioen werd, kwam de ploeg met schaatser Piet Kleine, Tom Cordes en de beide Nijverdallers Henk Boeve en Rob Harmeling tot een zesde plaats bij het WK. Een jaar later was het raak. Het kwartet Tom Cordes, Rob Harmeling, John Talen en Gerrit de Vries werd in 1986 in Colorado Springs (USA) wereldkampioen. Harmeling werd ook geselecteerd in de Nederlandse wegploeg voor het Wereldkampioenschap en mocht regelmatig deelnemen aan buitenlandse koersen. Zijn mooiste overwinningen behaalde hij in meerdaagse wedstrijden als de Vredeskoers, waaraan hij drie keer deelnam en waarin hij het moest opnemen tegen sterke Oostblok-renners als Uwe Ampler, Olaf Ludwig en Abduzhaparov. Ook won hij onder meer in 1986 de Ronde van Overijssel en in 1988 de Ronde van Luxemburg.
In 1986 was hem al een profcontract aangeboden, maar Rob wachtte liever de Olympische Spelen in Seoel af. Helaas verkeerde de tijdritploeg in een mindere periode en viel in de Olympische wegwedstrijd in de massasprint geen eer te behalen. In 1989 stapte hij alsnog over naar de profs en ging fietsen voor het Belgische Histor, een ploeg waar hij zich niet echt op zijn gemak voelde. Twee jaar later tekende hij bij TVM. In zijn eerste jaar beëindigde hij de Tour de France als 158-ste en drager van de Rode Lantaarn, waarmee hij zich aardig in de schijnwerpers reed.
Zijn tweede jaar bij deze ploeg zou zijn topjaar worden. Hij behaalde dat jaar zes overwinningen, waaronder niet de geringste. Zijn opvallendste prestatie was wel de etappe-overwinning in Bordeaux in de Tour de France van 1992. Ploegleider Cees Priem had die dag van zijn renners geëist dat ze zouden aanvallen, overigens een overbodige boodschap ten aanzien van Rob Harmeling, die te pas maar ook nog al eens te onpas de aanval koos.
Harmeling demarreerde al vroeg, maar werd teruggehaald. De Belg Noël Segers ging er vandoor. Een woedende Cees Priem beval Rob Harmeling er achteraan te gaan. Een op zijn beurt (door de woorden van Priem) woedende Harmeling reed in één streep met acht renners aan zijn wiel naar de koploper en moest zich op last van Priem vervolgens koest houden. Geheel tegen zijn natuur in weliswaar, maar het lukte. Toen in de laatste kilometer de Australiër Alan Peiper demarreerde moest Harmeling pokeren. Hij wachtte tot Peiper werd teruggepakt, had intussen zijn versnelling op het zwaarste verzet gegooid en won in een lange sprint voor de erkende sprinters Moreels en Ghirotto.
Een maand later won hij in de Ronde van Nederland twee etappes achter elkaar. Harmeling werd vaak en graag geïnterviewd door Mart Smeets in de Tour-journaals. Net als in vroeger jaren Knetemann dat deed, kon Rob op een aanstekelijke manier verslag doen van de verreden koers. Ondanks dat hij overal waar hij verscheen graag gezien was had hij zijn moeilijke perioden. In een interview met Léon de Kort in het Algemeen Dagblad naar aanleiding van de dood van Marco Pantani begin 2004 vertelde hij hierover: “Al jaren rende mijn gevoel achter mijn lichaam aan. Niemand die er iets van merkte. Túúrlijk niet! Als wielrenner, als sportman, diende en dien je alles te verkroppen. Je moet je gevoel uitschakelen. Nou, dat was dus mijn sterke, maar tegelijkertijd ook mijn zwakke punt. Ik kon alles verstoppen. Reed ik bijvoorbeeld een etappekoers in het buitenland en hoorde ik dat mijn zoontje ziek was, dan raakte ik onmiddellijk van slag. Geen mens had het echter door. Ik dacht namelijk dat ik de ploeg op sleeptouw moest nemen. Dat ging ook wel. Alleen, de prijs die ik er elke keer voor betaalde, was zo hoog. Het holde me geestelijk uit.”
Na een mindere periode, waarin inspanningsastma hem parten speelde, was hij in 1994 na een goed voorjaar aan zijn derde Tour de France bezig. Toen barstte de bom. In de veertiende etappe nam de jury hem uit koers omdat hij bij een beklimming te lang aan de ploegleiderswagen zou hebben gehangen. Een onterechte beslissing, zo zou later blijken; eigenlijk was het een wraakactie van de Tour-directie op ploegleider Priem, waarvan Harmeling het toevallige slachtoffer werd. Bij het aanhoren van de beschuldiging moest Harmeling door meerdere personen worden vastgehouden, omdat hij buiten zinnen raakte. Hij was vastbesloten om de volgende dag te starten, desnoods zonder rugnummer. Deze uitbarsting beschouwde hij achteraf als een keerpunt. Het opkroppen van frustraties en als gevolg daarvan geestelijk in een dal terecht komen, zou hem vanaf dat moment veel minder parten blijven spelen.
In zijn wielercarrière heeft Rob Harmeling niet lang kunnen profiteren van zijn nieuwe inzichten. Hij was vol goede moed begonnen aan een nieuw seizoen en reed sterk in de Omloop het Volk, de openingswedstrijd van het wielerseizoen 1995. Kort daarop werd hij bij een valpartij aangereden door een motor in de Ronde van Murcia. Zware blessures (gebroken pols en ontwrichte schouder) beletten hem maandenlang te fietsen. Ondanks pogingen om weer terug te komen, in 1996 nog als amateur, maakte de onwillige schouder dat hij in datzelfde jaar de fiets aan de spreekwoordelijke wilgen hing. In een interview met Fried Kramer in het clubblad van wielervereniging "Aait vedan" schetste hij een verhelderend beeld van zichzelf en van de dagelijkse gang van zaken in een peloton: “Mijn manco was vaak koersinzicht. Ik smeet altijd met mijn krachten, wilde altijd aanvallen en was leeg tegen de tijd dat de finale begon. Weet je, om te demarreren moet je best moed hebben. Je onderscheidt je op zo’n moment van de anderen en dat wordt je niet altijd in dank afgenomen. Als je uiteindelijk wint, ben je natuurlijk de held. Maar als je teruggehaald wordt, dan vliegen de bidons en etenswaren je om de oren. Mensen weten eigenlijk niet hoe het er echt in een peloton aan toegaat. Het peloton is net de gewone maatschappij. Je hebt rangen en standen, intriges, ordinaire ruzies, stress en onderlinge akkefietjes. Als je demarreert ontsnap je daaraan. Ik heb goede herinneringen aan die momenten, dat ik in mijn eentje vooruit reed. Alles klopte, geen gezeur, geen gedoe. Je voelt je dan echt vrij. En als je dan in het goede ritme komt, krijg je vleugels; net een soort trance. Dat zijn de momenten dat ik me echt gelukkig heb gevoeld: alles klopte dan.”
De renner die in zijn jeugd al eens een schedelbasisfractuur had opgelopen, viel in zijn wielerloopbaan ook vaak, volgens sommigen omdat hij zat te dromen op de fiets. Als gevoelsmens kon hij plotseling uit zijn doen zijn en het wielercircus sterk relativeren. Anderzijds kon hij zich totaal kapot rijden en daarna dagen in bed doorbrengen, nauwelijks aanspreekbaar voor zijn familie. Hij dacht veel na over wat hij zag gebeuren in zijn métier en stak zijn mening niet onder stoelen of banken, zodat hij vaak geïnterviewd werd. Hij had een haat-liefde verhouding met het professionele wielrennen, waarin volgens hem veel in een schijnwereld werd geleefd. Zijn persoonlijkheid, uitstraling en aanvallende manier van koersen maakten hem populairder dan andere renners met dezelfde palmares.
In 1996 begon Rob Harmeling met zijn broer een onderneming in sport-massageoliën. De balsems kunnen worden toegepast in meerdere takken van sport. De wielerwereld is een belangrijke afnemer. De Nijverdalse renner wordt met andere bekende oud-renners regelmatig gevraagd acte de présence te geven op bijzondere evenementen in de wielersport.
Auteur: Tonny Peters
Geboren: | 04-12-1964 Nijverdal | |
Laatst bijgewerkt op: | 06-03-2014 |