Jan Jans (1893-1963)


Jan Jans werd geboren op 1 oktober 1893 te Almelo als zoon van Johan Wilhelm Jans en Gerharda Koedijk. Hij overleed te Almelo op 21 februari 1963.

Jan Jans bezocht de ULO en de ambachtsavondschool in zijn geboorteplaats, werkte daar drie jaar als bouwvakker en volgde onderwijs aan een particuliere middelbaar technische school te Zwolle. Als negentienjarige vertrok hij naar Amsterdam, waar hij bij het architectenbureau Gulden en Geldmaker opklom tot chef-tekenaar. In 1928 vestigde hij zich als zelfstandig architect te Almelo.

De zestien Amsterdamse jaren zijn beslissend geweest voor de bouwkunstige opvattingen van de 'boerenkinkel uit Twente' zoals zijn baas Gulden, bekend om diens Bourgondische levensstijl, hem badinerend placht te noemen. Berlage, met zijn zoeken naar simpele schoonheid, heeft grote invloed op Jan Jans uitgeoefend. Jans ontdekte diezelfde schoonheid in de eenvoudige boerenbouwkunst van Oost-Nederland en het aangrenzende Duitse gebied. Het in 1912 verschenen standaardwerk Das Niedersächsische Bauernhaus in Deutschland und Holland van dr. Werner Lindner deed hem het plan opvatten een soortgelijk boek voor Oost-Nederland te schrijven en te tekenen.

In de weekends thuis te Almelo pakte hij de fiets en tekende in Twente en omgeving de eerste van de bijna tweeduizend verschijningsvormen van landelijke bouwkunst die hij in zijn werkzame leven met de tekenstift zou vastleggen. Water- en windmolens, boerenhuizen, bijgebouwen en erfmeubilair en ook details als gevelversieringen en de opmerkelijke stiepeltekens: afweertekens op de sluitpaal van de brede inrijdeuren aan de deelzijde van het hallehuis. Van de laatste verzamelde hij na 1958 een zestigtal verschillende vormen, getekend in Twente, de Achterhoek en het Duitse grensgebied. Met de 'geesten' (geveltekens of makelaars) was hij van het begin af bezig geweest. Die collectie besloeg uiteindelijk een 400 exemplaren; Oost-Twente leverde de meeste varianten op.

Zijn boerderij tekeningen brachten hem ver in het verspreidingsgebied van het hallehuis, tijdens een fietsvakantie tot in Denemarken, maar lang niet elk oud huis achtte hij zijn tekenstift waardig. Zijn voorkeur ging uit naar het vakwerkhuis met zichtbare gebintsconstructie en oorspronkelijk uit beleemd vlechtwerk bestaande vullingen. Honderden huizen van dit nu verdwenen type heeft hij artistiek, vaardig en documentair uiterst verantwoord op papier vastgelegd.

Zijn totale oeuvre wordt (minus 300 tekeningen in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede) bewaard in de archiefkelder van de gemeente Almelo en beheerd door de Jan Jansstichting, die bij zijn 25-jarig jubileum als architect in 1953 is opgericht. Dezelfde stichting publiceerde drie boeken, waarin een groot deel van zijn tekenwerk is afgedrukt. Ze zijn postuum verschenen; voor het eerste deel had hijzelf nog gedeeltelijk de tekst kunnen schrijven. Zijn vele verspreide publikaties maakten het ondergetekende als bewerker mogelijk om toch dit boek te presenteren als het werk van Jan Jans. Het bevat ook opmetingstekeningen, door Jans gemaakt deels in opdracht van de in 1959 opgerichte Stichting Historisch Boerderijen Onderzoek (SHBO) te Arnhem, voortgekomen uit soortgelijke activiteiten van het Nederlands Openlucht Museum. Jans had zitting in het bestuur van de SHBO.

Zowel zijn artistieke als zijn documentaire werk waren voor hem geen doel op zichzelf. Zoals de inleider van Dorpen in Oost-Nederland, prof. dr. M. Heslinga, het formuleert, wilde Jans dat wat in de bouwkunst streekbepaald was, in de toekomst streekbepalend laten zijn. Het oude moest inspireren tot het nieuwe. Deze opvatting lag in het verlengde van de gedachten die hij in zijn jongejaren in Amsterdam had ingezogen in de kringen van de sociaal-democratische jeugdbeweging. In cultureel opzicht greep deze jeugdbeweging, en vooral de Arbeidersjeugd Centrale (AJC), terug op voorbije uitingen van de volkscultuur. Jans was bevriend met de familie Vos, met name met de socialistische dichteressen Margot en Marie W. Vos. Van laatstgenoemde heeft hij dichtbundels geïllustreerd en ook maakte hij vrij werk (lino-sneden), dat het kapitalisme aan de kaak stelde.

In het culturele periodiek Opgang van de AJC schreef hij bijdragen over bouwkunst en cultuur, in dezelfde geest als zijn gelijknamige boekje. Maar ook het R.K. Bouwblad, vak-en andere tijdschriften publiceerden zijn beschouwende artikelen, steeds met eigen tekeningen geïllustreerd. Regionaal én landelijk bewoog Jans zich ook daadwerkelijk op het terrein van de monumentenzorg, zowel door opmetingen en restauraties uit te voeren als door het uitoefenen van bestuurlijke functies. Hij was betrokken bij onder andere het Nederlands Openlucht Museum te Arnhem en Het Oversticht te Zwolle. Als architect bouwde hij in de door hem bepleite geest van 'nieuwe hartelijkheid' kerken, scholen, woonhuizen en aanvankelijk ook boerderijen. Samen met de Hengelose architect Henneke leidde hij enige jaren het Bouwbureau van de Overijsselsche Landbouw Maatschappij, gevestigd te Hengelo.

Na de Tweede Wereldoorlog deed Jan Jans in toenemende mate van zich spreken. Hij veroordeelde in soms scherpe bewoordingen de situatie in de randgewesten, waar men volgens het toen opkomende regionalisme teveel de oren liet hangen naar 'het westen'. De strijd tussen 'west en de rest' die aanvankelijk het regionalisme in Nederland (en het Friese nationalisme) gekenmerkt heeft, is geluwd en omgeslagen in gewestelijke bewegingen waar de culturele zelfvoorziening hoog in het vaandel staat. Met name Twente heeft geprofiteerd van een door Jan Jans bevorderd zelfbewustzijn en toenemende waardering voor de eigen streekcultuur. Als medeoprichter van een bouwkundige opleiding te Almelo, van de kunstacademie AKI te Enschede, als bestuurslid en voorzitter van onder andere de Algemene Vereniging Twente en de Regionale Omroep Oost heeft Jan Jans een bijdrage geleverd aan de mentaliteitsverandering.

Jan Jans trouwde in 1938 te Almelo met Irma Paulina Cammaert, geboren 2 maart 1906 te St. Jansteen en overleden 3 november 1989 te Almelo. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, twee zoons en twee dochters.

Auteur: Adriaan Buter

Uit: Overijsselse Biografieën
Geboren:   01-10-1893 Almelo
Overleden:   21-02-1963 Almelo
Vader:   Johan Wilhelm Jans
Moeder:   Gerharda Koedijk
Echtgeno(o)t(e):   Irma Paulina Cammaert (1906-1989)
Publicaties:   Enkele publikaties van Jan Jans 'Landelijke Bouwkunst in Overijssel', in: Overijssel, Deventer 1931, 238-254 'Oude landelijke bouwkunst in Oost-Overijssel en nieuwe problemen', in : Elseviers Maandschrift, 43, 1933, 383-392 Bouwkunst en Cultuur, Amsterdam 1934 Volkscultuur en bouwkunst, Amsterdam 1938 Landelijke bouwkunst in Oost-Nederland, Enschede 1967. Met bibliografie; deze laatste aangevuld in Dorpen in Oost-Nederland, Enschede 1991 Belangrijkste bronnen F.G.H. Löwik. Jan Jans : leven en werk. Enschede : Van Deinse Instituut, 2000. 162 p. H.G. W. van der Wielen, 'Ten geleide', in: Landelijke bouwkunst in Oost-Nederland, Enschede 1967, VII-VII A. Buter, 'Voorbericht', ibidem IX A. Buter, 'Jan Jans, lastpost en profeet', in: Dorpen in Oost-Nederland, Enschede 1991, 3-11 Landelijke bouwkunst nu, speciale uitgave Stad en Land 7 (1991) no. 3, 74-80
Laatst bijgewerkt op:   13-03-2014