Adrianus Hulsbergen (1755-1827)


Adrianus Hulsbergen werd op 30 maart 1755 in Zwolle geboren als zoon van de timmerman Lambertus Hulsbergen en Berendina van der Linde. Hij overleed in diezelfde stad eind mei 1827. Adrianus Hulsbergen was schilder van beroep. Enkele van zijn werken bevinden zich in de collectie van het Stedelijk Museum Zwolle.

Hij is enige tijd in de leer geweest bij meester-schilder B. van Megen en zes jaar bij meester-schilder en meester-glazenmaker Jan van Ulsen. In hoeverre hij door zijn leermeesters in zijn werk beïnvloed is, is niet na te gaan. Van Van Megen noch van Van Ulsen is enig werk bekend. In archiefstukken uit 1776, 1791 en 1792 komt Hulsbergen respectievelijk als fijnschilder, verversbaas en meester-schilder voor. Hij was uit hoofde van zijn beroep dan ook lid van het schildersgilde. Uit een resolutie van Schepenen en Raden van 1789 blijkt dat hem dit niet beviel. Deze resolutie betrof de uitspraak van de magistraat in een geschil tussen Adrianus Hulsbergen en het glazenmakersgilde.

Hulsbergen had namelijk zijn lidmaatschap van het schildersgilde opgezegd en wilde lid worden van het glazenmakersgilde: 'tot een beter bestaan van zijn huishouding', aldus lichtte Hulsbergen zijn gewenste overgang toe. Deze motivering kan betekenen dat het lidmaatschap van het glazenmakersgilde goedkoper was dan van het schildersgilde, dan wel dat er voor glazenmakers op dat moment meer werk was. Hoe dit ook zij, het glazenmakersgilde wilde hem niet als lid accepteren omdat dit strijdig was met de gildewet. In deze wet was de bepaling opgenomen dat men minstens twee jaar bij een meester van dit gilde in Zwolle in de leer moest zijn geweest. Hoewel Hulsbergen aanvoerde dat hij wel degelijk bij glazenmakers had gewerkt maar dat zijn leermeesters destijds vergeten zouden zijn hem in het leerlingenboek te vermelden, werd zijn verzoek door Schepenen en Raden afgewezen. Een belangrijk argument hierbij was dat hij bij bovengenoemde bazen als schildersknecht had gewerkt en hiervoor een veel hoger loon had gekregen dan hem als glazenmakersleerling zou zijn uitbetaald. Bovendien kon hij niet bewijzen zich ooit als glazen-makersknecht te hebben verhuurd. Hij bleef dus meesterschilder.

Uit de inventaris van zijn inboedel die vlak voor zijn tweede huwelijk in 1791 werd opgemaakt, blijkt dat hij een schilderswinkel dreef. Hij was geen welgesteld man. De waarde van zijn huisraad met hetgeen hij nog van derden tegoed had, was slechts dertig gulden hoger dan zijn schulden. Hij woonde op dat moment aan de Vismarkt. In 1792, een jaar later, bewoonde hij een huis in de Luttekestraat. In dit pand was geen ruimte genoeg om grote schilderijen te vervaardigen. Op zijn verzoek kreeg hij in juli 1792 toestemming op het koor van de Onze Lieve Vrouwenkerk behangsels en andere grote stukken te schilderen zolang deze ruimte niet voor een ander doel werd gebruikt. Hieraan werd wel de voorwaarde verbonden dat de kerk van het schilderen niet te lijden mocht hebben. Zo moest hij de schade vergoeden wanneer de graven onverhoopt beschadigd zouden worden. Bovendien zou Hulsbergen voor elk groot werk dat hij er schilderde één goudgulden moeten betalen.

Hoewel de gilden na de komst van de Bataafse Republiek in de grondwet van 1798 werden afgeschaft, wisten sommige hun bestaan in één of andere vorm voort te zetten. Uiteindelijk werd Adrianus toch lid van het glazenmakersgilde. Zijn werk had zich inmiddels tot het terrein van de glazenmakers uitgebreid. Dit blijkt uit een patent dat hem 'als verwer en glazemakersbaas' in 1806 verleend is. Het jaar daarop schilderde hij een groot doek dat de naam draagt van het gilde. Het schilderij is mogelijk afkomstig uit het museum van de Overijsselsche Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart, dat in 1886 zijn collectie aan het POM (nu Stedelijk Museum Zwolle) heeft overgedragen. Er zijn tien personen op afgebeeld, negen gildeleden en een bode, zittend en staand achter de tafel. Het gedicht op de opstaande rand van de tafel verklaart dit groepsportret: Glazemakers Gild herboren dat vernietigd was tevoren weer hersteld in zijn geheel Adrieanus kunst penseel schildert achtienhonderdzeven deze leden naar het leven die zoo als men eertijds plag nu weer houden gildedag.

Mogelijk was dit heropgerichte gilde een soort sociëteit van vakbroeders. De schilder zelf is daar ook op afgebeeld, links zittend achter de tafel. Toch wordt hij in archiefstukken tot zijn dood in 1827 als schilder vermeld.

Adrianus Hulsbergen trouwde driemaal. In 1776 trouwde hij met Ida Bouwman (1751-1790), linnennaaister. Uit dit huwelijk werd een aantal kinderen geboren, van wie er in 1791 nog vier in leven waren. Een aar na het overlijden van Ida Bouwman hertrouwde hij met Hendrikje ten Oeven of Oever, dienstmeid. Ook uit dit huwelijk werd een aantal kinderen geboren van wie er in ieder geval vijfde volwassenheid bereikten. Enkele jaren na het overlijden van Hendrikje ten Oeven trouwde hij in 1817 opnieuw. Ditmaal met Geziena Platel, dochter van de looiersknecht Simon Platel en Antonia Nieuwmeijer. Geziena was een stuk jonger dan haar echtgenoot: zij was in 1788 geboren en overleed in 1875.

Auteur: E.A van Dijk

Uit: Overijsselse Biografieën

Geboren:   30-03-1755 Zwolle
Overleden:   circa 1827 Zwolle
Vader:   Lambertus Hulsbergen (timmerman)
Moeder:   Berendina van der Linde
Echtgeno(o)t(e):   Ida Bouwman (1751-1790)
Tweede echtgeno(o)t(e):   Hendrikje ten Oeven of Oever
Publicaties:   GA Zwolle, doop-, trouw- en begraafboeken; resoluties van Schepenen en Raden
Laatst bijgewerkt op:   06-03-2014