Nicolaas ten Have (1604-1650)


Nicolaas ten Have werd in 1604 in de Luttekestraat te Zwolle geboren als jongste zoon uit het eerste huwelijk van Frederik ten Have, meester-kleermaker en vaandrig van de stadsschutterij. Hij overleed in zijn conrectorswoning aan de Praubstraat op 8 juli 1650 en werd in de Grote- of Sint Michaëlskerk begraven.

Zijn ouders, meester Frederik en Aaltje Claesz, trouwden op 21 juni 1601 te Zwolle in de Grote- of Sint Michaëlskerk. Het gezin telde drie kinderen, van wie Machteld vermoedelijk de oudste was, Barthold het tweede kind en Nicolaas de jongste. In die jaren werd Zwolle, in het kader van een grootschalig verdedigingsplan tegen de dreiging van de Spaanse troepen in het oosten van de provincie, uitgebouwd tot een moderne vestingstad met wallen, bastions en grachten. Een lange linie van forten moest de stad verbinden met de IJssel. Ingenieurs, landmeters, ambachtslieden en grondwerkers waren jarenlang in en om de stad werkzaam. Vader Frederik zal als burgervaandrig goed op de hoogte zijn geweest en ongetwijfeld verschillende van deze lieden in zijn kleermakerij aan huis hebben ontvangen. Het verwondert dan ook niet dat Nicolaas als zeventienjarige knaap voor de studie wiskunde en landmeetkunde kiest. Eerst studeert hij vanaf 1621 in Groningen en drie jaar later, 20 jaar oud, aan de Leidse universiteit. Was Groningen hem niet bevallen? In elk geval stond de wiskunde in Groningen op een laag peil, dit in tegenstelling tot Leiden, waar de 'Duytsche Mathematique' was gevestigd, een praktijkgerichte opleiding voor militaire ingenieurs, vestingbouwers en landmeters.

Samen met bekende andere Zwollenaren als Rutger van Haersolte en Johan Wiecherlinck werd hij in Leiden lid van de Gelders-Overijsselse studentenvereniging. Het wapenboek van de vereniging bevat als bewijs van zijn Leidse studiejaren zijn fraai getekend wapen: de wereldbol - het symbool van de geometrie en de kaartmakers - met drie rode anjers, wellicht een verwijzing naar de zogenaamde Zwolse anjer, die in het dal van de Vecht veel voorkwam.

In 1626 is Nicolaas terug in Zwolle. Hij doet belijdenis, met in het lidmatenboek de aantekening studiosus theologiae. Was er sprake van een omkeer? Het overlijden van zijn moeder in dat jaar is mogelijk de aanleiding daartoe geweest. Vier jaren gaan voorbij. Opnieuw, in 1630, pakt hij de studie op. Deze keer te Franeker in de theologie. In deze plaats was Adriaen Metius, leerling van Snellius, hoogleraar in de geometrie. Hij was de zoon van de befaamde vestingbouwer Adriaen Antonisz van Alkmaar, de architect van de Zwolse vestingwcrkcn uit zijn jongenstijd. Mogelijk heeft hij onder diens invloed tenslotte zijn vroegere studie boven de theologie verkozen.

Het is onduidelijk of Nicolaas ten Have ook werkelijk is afgestudeerd en een graad heeft behaald. In 1635 aanvaardde hij, 31 jaar oud, een benoeming tot conrector aan de Latijnse school te Zwolle. De kerkeraad wilde op de school verbetering van orde en tucht en de beginselen van de reformatie strenger doorgevoerd zien. Bovendien dreigde het onderwijs te verlopen, terwijl de conrectorszetel al jaren onbezet was gebleven. Ten Have kreeg samen met de rector de twee hoogste klassen. De conrector was vooral belast met de lessen wiskunde en aardrijkskunde. Vanuit zijn ambtswoning bij het fraterhuis aan de Praubstraat moest hij toezicht houden op de leerlingen van buiten, die in het Arme Klerkenhuis waren gehuisvest en die veel klachten van omwonenden veroorzaakten. Een jaar na zijn benoeming trad hij in het huwelijk met de vermoedelijk meer dan tien jaar jongere Helena van Steen. Zij moeten elkaar van huis uit hebben gekend, omdat haar vader ook vaandrig was bij de stadsschutterij. De school was evenwel niet het enige dat Ten Have zou bezighouden.

In die jaren liep er een geschil tussen de Twentse drost, Johan van Raesfelt, en Drenthe over de grens met het landgoed de Eze bij Steenwijk, waarvan Van Raesfelt de eigenaar was. De drost had zich op de landdag van 24 maart 1639 beklaagd dat de Drenten zich in het proces beriepen op een kaart waarop de grenzen van Overijssel zijns inziens onjuist waren aangegeven. Daarop besloten Ridderschap en Steden van Overijssel de Gedeputeerde Staten op te dragen 'een betere ende perfecte lantcaerte van dese provintie' te laten maken. Aan de resolutie werd de opmerking toegevoegd: 'doer de lantmeeter deser landtschap'. Achteraf werd 'de lantmeeter' veranderd in 'een lantmeeter'. Was er verschil van opvatting binnen het college? In de zeventiende eeuw was de bekwaamheid van een gewone landmeter zeker niet toereikend voor het maken van grote gewestkaarten. Het is heel wel mogelijk dat Rutger van Haersolte, sedert 1633 gedeputeerde in het college, de Staten hierop heeft gewezen en zijn oude studiegenoot uit Leiden als kartograaf van academisch niveau heeft aanbevolen. Hoe het ook zij, Ten Have kreeg het werk opgedragen.

Binnen vijf jaar had hij het karteringswerk gereed. Uit die jaren is een geschriftje van hem bewaard gebleven, Geometria, ofte meetconst gedicteerd doer Nicolaum ten Have, conrectorem Scholae Zwollanae. Het bevat behalve de beginselen van de meetkunde ook die van de landmeetkunde. Geen gebruikelijke stof voor gewone scholieren. Ten Have zal bij zijn karteringswerk hulp hebben gehad van medewerkers, die hij zelf eerst moest opleiden. Al op 8 juni 1644 betalen Gedeputeerde Staten een bedrag van 570 caroligulden voor het graveren van 'die grote landtcaerte van dese Provintie door ordre van Ridderschap en Steden bij Niclaes ten Have gemaect'.

De kaart werd echter pas in 1648 gedrukt en uitgevoerd als zogenaamd landtafereel: een wandkaart op een schaal van circa 1:100.000 met een totale afmeting van 101 bij 13 9,5 cm, met aan weerszijden een beschrijving van de provincie en onderlangs de plattegrondjes van de zeven belangrijkste steden van Overijssel. De kaart was één van de laatste maar ook één van de mooiste gewestkaarten van die tijd.

Nog in 1648 vervaardigde Ten Have een verkleinde uitgave op atlasformaat, die vanaf 1662 in verschillende edities van Johan Blaeu's beroemde Atlas Maior is afgedrukt. De Amsterdamse graveur en kaartdrukker Claes Jansz. Visscher maakte in 1652 een eigen verkleining op atlasformaat, die in vrijwel alle atlassen van de zeventiende en de achttiende eeuw is herdrukt. Tot in de negentiende eeuw heeft Ten Have het kaartbeeld van Overijssel bepaald; pas toen werd dat door nieuwe methoden verdrongen. In elk geval hebben wij het historische kaartbeeld van Overijssel aan hem te danken.

Het graf van Nicolaas ten Have is in de Grote- of Sint Michaëlskerk niet meer te vinden. Zijn kaart echter siert nog steeds de wanden van musea en vele particuliere verzamelaars, zodat zijn naam tot in onze dagen voortleeft. Nicolaas ten Have huwde te Zwolle op 26 juli 1636 met Helena van Steen. Uit dit huwelijk werden twaalf kinderen geboren, van wie er twee kort na de geboorte stierven.

Auteur: J.C.H. de Groot

Uit: Overijsselse biografieën
Geboren:   circa 1604 Zwolle
Overleden:   08-07-1650 Zwolle
Vader:   Frederik ten Have, meester kleermaker/ vaandrig der stadsschutterij
Moeder:   Aaltje Claesz
Echtgeno(o)t(e):   Helena van Sleen (gehuwd 26-7-1636)
Publicaties:   J.C.H, de Groot, 'Overijssels "landtafereel" van de zeventiende eeuw; de oorspronkelijke kaart van Nicolaas ten Have, conrector van de Latijnse School te Zwolle en kartograaf van Overijssel', in: Overijsselse historische bijdragen, 105 (1990) 61-83
Laatst bijgewerkt op:   06-03-2014