Herman Goossen Grubbe (1610-1679)


Herman Goossen Grubbe werd omstreeks 1610 op het huis Herinckhave te Fleringen geboren. Zijn ouders waren Herman IV Grubbe tot Herinckhave en Judith van Raesfelt. Hij stierf op 15 oktober 1679 op Herinckhave.

Herman Goossen had zijn ouders en vijf van de zes broers en zusters tijdens de pestepidemie van 1617 verloren. Hij en zijn zuster Anna Maria werden onder de voogdij van zijn ooms Coerdt Grubbe en Wilhelm Huirninck, Diederik de Reiger en Sweder Schele gesteld. Juist in de grensstreek van de jonge Republiek deden de gevolgen van de strijd zich in de eerste decennia van de eeuw gevoelen en Herman Goossen groeide dus op in onrustige tijden. De tegenstellingen tussen Staats en Spaans en tussen calvinistisch en katholiek schiepen voor deze katholieke Twentse edelman een loyalitcitsconflict dat zowel zijn persoonlijke als zijn openbare leven blijvend zou beheersen. Terwijl Twente sinds 1605 weer in Spaanse handen was, was de rest van Overijssel Staats. Na het einde van het twaalfjarig bestand in 1621 kreeg Twente veel te verduren van de plundertochten van het leger van de protestantse hertog van Sleeswijk-Holstein. Tijdens één van die invallen in de zomer van 1623 werd het huis Herinckhave niet gespaard. Vermoedelijk hadden Herman Goossen en Anna Maria toen net als Gerhardt ter Haer, de rentmeester van het huis Herinckhave, hun toevlucht in Oldenzaal gezocht.

Omstreeks 1630 werd Herman Goossen meerderjarig. Vanaf dat moment kon hij beschikken over zijn ouderlijk erfgoed, waaronder de havezate Herinckhave. Aangezien Herman Goossen geen lid was van de nu heersende hervormde kerk - één van de in 1622 geformuleerde eisen voor de verschrijving in de Ridderschap - kon hij niet in de Staten van Overijssel geadmitteerd worden, en al evenmin openbare ambten vervullen. Ondanks het feit dat haar familie de hervormde leer toegedaan was, huwde de katholieke Herman Goossen met Sophia van Besten.

Geheel ongebruikelijk was dit niet, maar gewoonlijk ging dan één van de partners over naar het geloof van de andere. In dit geval echter hielden beide echtelieden vast aan hun eigen geloofsopvattingen. Voor hen beiden was een huwelijk financieel aantrekkelijk. Doch op den duur boterde het zeer slecht tussen de twee, juist door hun uiteenlopende ideeën over het geloof en de opvoeding van hun kinderen. Terwijl Herman Goossen regelmatig samen met de andere katholieke inwoners van Fleringen de door een vermomde priester opgedragen missen in zijn huiskapel bijwoonde, beleed Sophia vurig de calvinistische godsdienst en bezocht de diensten in de hervormde kerken van Weerselo en Tubbergen. En ondanks de tegenwerking van Herman Goossen voedde Sophia hun kinderen in de hervormde religie op. Afspraken over de godsdienstige opvoeding van hun kinderen waren bij de opmaking van de huwelijkse voorwaarden in 1634 niet gemaakt, ondanks de stellige bewering van het tegendeel later door Sophia. In 1648 verliet Sophia met de kinderen het huis, doch ze keerde na vijf weken weer terug.

Drie jaar later in 1651 liep Sophia weer weg. Aangezien Herman Goossen geen gevolg gaf aan de dringende waarschuwing van de drost van Twente om zich te houden aan de opvoeding van de kinderen conform de huwelijkse voorwaarden, vertoefde Sophia voor een tijdje in Zwolle, alvorens ze weer terugkeerde. In augustus 1653 was het opnieuw raak. De problemen liepen zo hoog op, dat Herman Goossen voor de derde keer en voorgoed door Sophia verlaten werd. Sophia toog naar Kampen, waar ze met kerstmis 1653 als lidmaat van de hervormde kerk werd aangenomen. Beide echtelieden leefden sindsdien apart, hoewel het niet tot een echtscheiding kwam. Van deze echtelijke perikelen getuigen diverse wetenswaardigheden in enkele door Herman Goossen beschreven pagina's van het pachtboek. Tot ver in 1660 hebben Herman Goossen en Sophia hun problemen over de opvoeding van hun kinderen via de Ridderschap van Overijssel uitgevochten.

Na een tijdje in het gewest Holland gewoond te hebben trad Herman Goossen in 1672 in dienst bij het leger van de bisschop van Munster, Christopher Bernard von Galen. Wat hem ertoe heeft gebracht om op latere leeftijd zich in militaire dienst te begeven en vooral het Munsterse leger boven het Staatse te verkiezen, is niet bekend. Voor de hand ligt dat zijn uitsluiting van openbare ambten als katholiek edelman hem tot deze stap gebracht heeft. Als overste voerde hij het bevel over een infanterieregiment.

In hetzelfde rampjaar 1672 viel de bisschop, die later na het beleg van Groningen de bijnaam 'Bommen Berend' kreeg, met zijn leger de Republiek binnen. Na de verovering van de stad Groenlo werd Herman Goossen tot commandant van deze stad aangesteld. Met zijn tweede zoon Wolter Arend, die ook in Münsterse dienst was, stond Herman Goossen tegenover hun oudste en protestantse zoon en broer Herman Joan, die officier in staatse dienst was en bovendien vanwege de havezate Mennigjeshave te Den Ham in de Ridderschap van Overijssel beschreven was. De ironie wilde dat Herman Joan tot de afvaardiging van de Ridderschap behoorde, die op 5 juli 1672 de capitulatie-overeenkomst met de Munsterse bisschop op het huis de Grote Scheere te Gramsbergen moest ondertekenen. Herman Goossen bleef niet lang commandant van Groenlo, want in 1673 bevond hij zich met zijn regiment te Ommerschans en Gramsbergen. In november van hetzelfde jaar verbleef hij met 1500 man in Coesfeld, waarna het regiment ontbonden werd. Daarna trok Herman Goossen zich in de luwte terug op Herinckhave, de laatste twee jaren samen met zijn tweede echtgenote, de katholieke Margaretha Geertruida van Loen. Een hevige koorts van enkele dagen maakte op 15 oktober 1679 een eind aan het leven van de veelgeplaagde doch standvastig katholiek gebleven edelman.

Herman Goossen Grubbe huwde in 1634 te Den Ham met Sophia van Besten, dochter van Johan van Besten tot Mennigjeshave en Bertha van Essen. Het echtpaar had zeven kinderen. Grubbe hertrouwde op 12 september 1677 met Margaretha Geertruida van Loen. Zij was een dochter van Jan Rudolf Gerlach van Loen tot Borch-Enschede en Casparina von Bülow en overleed in de zomer van 1709. Het tweede huwelijk was kinderloos.

Auteur: J.H. Wigger

Uit: Overijsselse biografieën
Geboren:   circa 1610 Fleringen
Overleden:   15-10-1679 Fleringen
Vader:   Herman IV Grubbe tot Herinckhave
Moeder:   Judith van Raesfelt
Echtgeno(o)t(e):   Sophie van Besten (gehuwd 1634)
Tweede echtgeno(o)t(e):   Margaretha Geertruida van Loen gehuwd (12-9-1677)
Publicaties:   -J.H. Wigger, Inventaris van het huisarchief Herinckhave te Fleringen (1336-1965), waarin opgenomen de Collectie Von Bönninghausen (1488-1986), Zwolle 1989 -G. Tessin, 'Beitrage zur Formationsgeschichte des Münsterischen Muiters', in: Westfalische Forschungen 32 (1982) 87-111 Frans Herman Grobbe. Het pachtboek van Herman Goossen Grubbe tot Herinckhave, 1638 tot en met 1679 : een Twentse samenleving in de Gouden Eeuw. 2011. 2 delen. 724, 300 p.
Laatst bijgewerkt op:   05-03-2014