Marti ten Kate


Marti ten Kate werd geboren op 16 december 1958 in Vollenhove. Het gezin ten Kate verhuisde naar De Wijk bij Meppel, waar zijn vader een garage annex benzinepomp dreef. Ook zijn moeder hielp waar mogelijk in de zaak. Marti voetbalde vanaf zijn twaalfde bij VV IJhorst. Hij ergerde zich soms aan de vrijblijvendheid van sommige medespelers. Een nederlaag met 18-1 was de aanleiding om te stoppen met voetbal. Een individuele sport paste beter bij hem. In september 1975, op zestienjarige leeftijd, sloot hij zich aan bij atletiekvereniging A.V.D. in Dwingeloo.

Meteen bleek zijn talent voor hardlopen. In zijn eerste jaar won hij de Noordelijke Crosscompetitie en werd hij 7e bij het Nederlands Kampioenschap Cross voor B-junioren. Naast het crossen bleek de steeple-chase hem goed te liggen. Zijn eerste wedstrijd op deze discipline won hij meteen, in 1977 werd hij Nederlands kampioen op de 200 meter steeple voor junioren. Toen hij in 1978 toetrad tot de senioren had hij van zijn 91 officiële wedstrijden bij de junioren er 47 gewonnen.

In 1978, na het behalen van zijn VWO-diploma ging hij in Enschede hogere informatica studeren aan de (toen nog) Technische Hogeschool Twente. Enschede werd toen ook zijn woonplaats. In zijn eerste jaren als senior, in een tijd dat Jos Hermens en Gerard Tebroke als lange afstandslopers tot de wereldtop behoorden, was Marti zoekende. Hij liep veel afstanden: de 1500 meter, de steeple, de 5.000 meter en 10.000 meter, cross, wegwedstrijden en even leek zelfs de 800 meter zijn sterkste afstand te worden. In februari 1980 liep hij ‘stiekem’ (hij had het niet bekendgemaakt) op 21-jarige leeftijd zijn eerste marathon, de Wintermarathon van Apeldoorn, maar hij viel toch op door zijn sterke lopen. In 1982 werd hij Nederlands kampioen steeple chase. In datzelfde jaar won hij enkele sterk bezette veldlopen. Vandaar dat hij voor de halve marathon van Egmond voor het eerst startgeld kreeg: 25 gulden. Hij won in Egmond en deze overwinning veranderde zijn leven. Tot die tijd had hij eigenlijk alleen te maken met baan- en crosswedstrijden. Plotseling kwamen daar nu ook wegwedstrijden bij. Daarmee kwam hij in een wereld terecht, waar start- en prijzengeld werd betaald. Zijn overwinning in Egmond leverde hem bovendien een voor een hardloper niet onbelangrijk contract op met Nike. Na zijn studie moest hij in militaire dienst en had hij de gelegenheid om veel te trainen. In deze periode werd hij Nederlands kampioen op de 5.000 meter.

Op 25 april 1985 liep Ten Kate voor het eerst de marathon van Rotterdam. De winnaar Carlos Lopez liep met 2.07.11 een wereldrecord. Marti werd vierde in 2.12.56, een knap debuut. Hij vond intussen werk bij Hollandse Signaalapparaten als computerprogrammeur, een fulltime baan. Philips, toen nog eigenaar van ‘Signaal’, kende een topsportregeling, waardoor hij soepel vrije dagen kon opnemen om onder meer wedstrijden in het buitenland te lopen. Na een slechte dag tijdens de marathon van Beppu in Japan, had Ten Kate even genoeg van de marathon en concentreerde hij zich in 1986 weer op de baan. Hij werd Nederlands kampioen op de 10.000 meter. Hij trouwde in september 1986.

Zijn vierde marathon, die van Maassluis (1987), won hij. In Maassluis liep hij, om te voorkomen dat hij door het zonnige weer last zou krijgen van zijn contactlenzen, voor het eerst met een zonnebril, gekocht voor zes gulden langs de snelweg. Het dragen van een zonnebril bleek een vondst. De bril beschermde ook tegen het stof, afkomstig van de auto’s van de organisatie en pers, waar hij – vaak lopend aan de kop van de wedstrijd – nogal eens last van had. Bovendien kwam de bril zijn concentratie ten goede. Hij kon zich afsluiten van wat om hem heen gebeurde. Marti ten Kate was de eerste zonnebrildrager onder de hardlopers – hij viel er door op. De combinatie van zonnebril, forse snor en opvallende stijl van lopen (achteroverhangend en korte passen) maakte dat je hem meteen herkende. In Maassluis haalde hij ondanks de overwinning niet de limiet voor het WK in Rome. Dat moest in Enschede gebeuren. Trainend voor Enschede prolongeerde hij de titel Nederlands kampioen 10.000 meter. Ook de marathon van Enschede won hij zonder de WK-limiet te halen. Later terugkijkend beschouwde hij deze overwinning voor eigen publiek als één van de mooiste ooit. De KNAU kon niet anders dan hem een ticket geven voor Rome. Ten Kate werd op de WK 24ste en verzekerde na afloop dat hij nooit meer een marathon zou lopen. Dat hij in deze jaren veel wegwedstrijden won had hij te danken aan zijn goede eindsprint, die hij weer mede te danken had aan het vele baanwerk.

In 1988 waren de Olympische Spelen in Seoul. In Rotterdam wilde hij binnen de 2.12 lopen om zich te kwalificeren. Na 40 kilometer leek dat niet meer mogelijk. Zijn ijzersterke sprint bracht hem toch nog op een tijd van 2.11.49. Aardige bijkomstigheid was, dat hij door de limiet te halen een Mazda 626 en een half jaar gratis benzine won. Om eerder in Seoul te kunnen zijn en als training voor de marathon liet hij zich inschrijven voor de series van de 10 kilometer waarvoor hij zich per slot gekwalificeerd had. Per ongeluk belandde hij in de finale, waarin hij negende werd. Hij werd 15de op de marathon, twee plaatsen achter Gerard Nijboer. Twee Nederlanders bij de eerste vijftien was nog nooit eerder vertoond. Zijn voornaamste tegenstanders (maar vaak tegelijk ook sportmaten) in deze jaren waren onder meer Gerard Nijboer, John Vermeule, Cor Lambrechts, Tonnie Dirks (specialist op de cross) en Hans Koeleman (steeple chase).

In 1989, een jaar waarin geen limieten hoefden te worden gehaald, kon hij vrijuit lopen en won hij veel wedstrijden en liep in zijn derde marathon van Rotterdam zijn marathonrecord van 2.10.04, slechts vier seconden verwijderd van een vette bonus. In dit jaar bevond hij zich middenin zijn beste periode. Later zou hij concluderen dat hij op zijn best was bij wedstrijden tussen de 10 kilometer en de halve marathon. Zo won hij 4x de City-Pier-City loop, 3x de Bredase Singelloop en 4x de 20 van Alphen. Begin 1990 won ten Kate voor de derde keer de Halve marathon van Egmond, een prestatie die tot op heden (2009) nog niet geëvenaard is. Kort daarop liep Ten Kate volgens eigen zeggen tijdens de WK Cross in Aix les Bains misschien wel de beste wedstrijd van zijn leven. Hij werd weliswaar zestiende, maar liep ijzersterk tussen een groot contingent Afrikanen, specialisten op de cross.

Dat hij zo goed liep kwam omdat hij (weer) te vroeg piekte voor de marathon van Rotterdam, die dit jaar op een fiasco uitliep voor Ten Kate. De zomer van 1990 stond in het teken van de voorbereiding op de EK in Split. Niettemin pakte hij de Nederlandse titel op de 10.000 meter in een persoonlijk record van 28.47. Voor de EK had hij ervoor gekozen zowel de 10 km als de marathon te lopen. Voor beide afstanden had hij getraind, hetgeen er toe leidde dat hij achtste werd op de 10 km. Teveel duurkilometers deden hem de das om, achteraf had hij met een andere voorbereiding veel sneller kunnen lopen. Tijdens de marathon was het met een temperatuur van 30 graden benauwd in Split. Ook de luchtkwaliteit was belabberd. Alle drie Nederlanders, Marti ten Kate, Gerard Nijboer en John Vermeule, kwamen zwaar in de problemen. Ten Kate liep als enige Nederlander de marathon uit en werd veertiende. De marathon was zo slopend geweest dat vrijwel niemand uit de top 15 van Split daarna nog een goede marathon liep. Achteraf jammer dat hij niet alleen voor de 10 kilometer had gekozen. Met een gerichte training en in de vorm van zijn leven had een medaille er zeker ingezeten. Bovendien had hij dan niet de klap van de onder extreme omstandigheden gelopen marathon gehad.

Datzelfde jaar liep Ten Kate voor het eerst New York, hij werd vijftiende. De behandeling van een toploper in New York is werkelijk perfect. Drie keer kwam Marti als toploper aan de start, vele malen als recreatieloper. ‘Ik zou alle huidige toppers willen aanraden die sfeer ook eens te ervaren. Als je – net als ik in 1990 – op de eerste startrij staat, is dat een onvergetelijk moment’, aldus Ten Kate in zijn boek Oerend hard. Vijf jaar lang had Ten Kate geen dag voorbij laten gaan om te trainen – zelfs niet op zijn trouwdag – maar voorjaar 1991 kon hij voor het eerst in 5 jaar niet elke dag trainen. Een overbelaste spier deed inbreuk op zijn vaste dagelijkse patroon. Na enkele weken begon hij voorzichtig weer aan de trainingen die gericht waren op de WK in Tokyo waar hij de 10 km ging lopen. Ondanks de warmte en de hoge luchtvochtigheid (alweer) overleefde hij twee series, in de finale werd hij veertiende. Begin 1992 besefte Ten Kate dat ‘het wel duidelijk was dat mijn heerschappij voorbij was’. Hij zette zich nog wel in om deelname aan de Olympische Spelen in Barcelona op de 10 km af te dwingen, maar zware verkoudheden en een hamstringblessure gooiden roet in het eten. Barcelona ging niet door, de geboorte van zoon Fabian tijden de Spelen maakte voor Marti en Jolanda Ten Kate veel goed.

Vanaf 1993 werden de trainingskilometers gemaakt om marathons te kunnen lopen. De eerstvolgende marathon (Rotterdam) verliep teleurstellend, twee maanden later in Enschede werd hij vierde in een nette 2.14.01, in Amsterdam vlamde hij weer, na trainingsstages in Oostenrijk op zijn vaste trainingsadres. Hij werd derde achter de Japanner Suzuki en Tonnie Dirks in 2.12.39 Dus werd de EK Marathon in Helsinki in 1994 op het programma gezet. Een luchtvochtigheidspercentage van 84 speelde hem weer eens parten. Het was een glorieuze dag voor de Spanjaarden die goud, zilver en brons pakten. Met een 28ste plaats nam Ten Kate afscheid van het podium van EK’s, WK’s en Olypische Spelen. In 1994 kreeg hij de kans het Olympisch Steunpunt Twente op te zetten. Doel van dit steunpunt was om jonge topsporters te adviseren en faciliteiten te bieden zodat ze konden doorgroeien. Aanvankelijk combineerde hij dit werk met een part-time baan bij Signaal, later met het opzetten van een sportloket bij de gemeente Enschede. Inmiddels had Ten Kate in een nieuwe discipline een nieuwe uitdaging gevonden: de bergloop. Het appartement van de familie Ten Kate in Oostenrijk vormde een prima uitvalsbasis.

In 2001 aanvaardde Marti ten Kate een nieuwe baan bij het NOC-NSF in Papendal, waar hij onder meer belast werd met het opzetten van een topsport expertisecentrum. Daar bleek dat hij nog een geheel ander talent bezat: het schrijven van columns. De laatste jaren begeleidt Ten Kate ook lezers van de Twentsche Courant Tubantia, die trainen voor de Twente marathon. Al 15.000 lopers hebben les gehad van de hardloopspecialist. Bij zijn vijftigste verjaardag verscheen een boek over zijn sportcarrière: ’Oerend hard’, geschreven door Marti ten Kate en Rob Weeda. Bij de presentatie van het boek waren veel topatleten uit het gouden tijdperk van Ten Kate aanwezig.

Auteur: Tonny Peters