Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825)


Rutger Jan Schimmelpenninck groeide op als zoon van een welvarende wijnkoper te Deventer. Zijn ouders lieten hem dopen in de hervormde kerk van zijn moeder, niet in de doopsgezinde van zijn vader. Hij studeerde rechten, eerst aan het athenaeum in zijn geboortestad, daarna aan de Leidse universiteit. Zijn proefschrift (zie boven) vormde een abstracte staatkundige verhandeling, maar betekende in feite een ideologische onderbouwing van de vernieuwingsbeweging van de Patriotten. De jonge promovendus gebruikte niet alleen de klassieke staatkundige auteurs uit de Oudheid en Frankrijk, maar ook werken van vernieuwingsgezinde Engelstalige schrijvers die hij in de originele versie las.

Gedurende tien jaar was Schimmelpenninck een succesrijk advocaat en adviseur van ondernemers en rijke particulieren te Amsterdam. Daar werd hij bij de omwenteling van 1795 voorzitter van het voorlopig stadsbestuur. Hij leidde er de revolutionaire beweging in gematigde richting tot hij in 1796 lid van de Nationale Vergadering werd. In 1798 zond het Intermediair Uitvoerend Bewind Schimmelpenninck naar Parijs met een tijdelijke missie, die begin oktober van dat jaar werd omgezet in een aanstelling als ambassadeur. Met succes behartigde hij daar de belangen van de Bataafse Republiek in haar moeizame verhouding tot de Franse regering, onder meer bij de vredesonderhandelingen te Amiens (najaar 1801). Wezenlijk voor het functioneren van Schimmelpenninck was dat hij een goede verstandhouding wist op te bouwen met Napoleon en Talleyrand.

Na een voor hem weinig bevredigend intermezzo als Bataafs ambassadeur in Londen (1802-1803) hervatte Schimmelpenninck zijn missie te Parijs. Hierna volgde zijn glorietijd als raadpensionaris van de Bataafse Republiek 1805-1806). In een pseudo-monarchale entourage resideerde hij met zijn gezin in Huis ten Bosch in Den Haag. Terwijl zijn echtgenote zich in ruime mate liet voorstaan op haar hoge positie, werkte Rutger Jan met zijn staf hard aan de opbouw van een adequaat regeringsapparaat.

De raadpensionaris fungeerde echter louter bij de gratie van Napoleon en toen deze in 1806 zijn broer tot koning van Holland had gemaakt, kon Schimmelpenninck als ambteloos burger bij zijn moeder op de buitenplaats De Hoek onder Diepenveen gaan logeren. Geplaagd door een steeds afnemend gezichtsvermogen vestigde Rutger Jan zich in 1811 als senator van het Franse keizerrijk (waarin de Nederlanden inmiddels waren opgegaan) weer in Parijs. Bij het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid maakte koning Willem I hem lid van de Eerste Kamer. Zowel te Den Haag als te Brussel, waar de Kamer afwisselend vergaderde, nam hij daadwerkelijk aan het parlementaire werk deel. In 1799 had Schimmelpenninck de havezate Het Nijenhuis bij Diepenheim gekocht. Hier bracht hij zijn vrije tijd en zijn oude dag door. Na zijn dood hebben zijn nakomelingen deze buitenplaats tot op vandaag altijd bewoond en gekoesterd.

Bij decreet van keizer Napoleon (10 april 1811) werd Rutger Jan Schimmelpenninck verheven tot comte de l'Empire (graaf van het Keizerrijk). Koning Lodewijk XVIII bevestigde deze titel na Napoleons val met recht van overgang bij eerstgeboorte. Rutger Jans enige zoon Gerrit zou in 1834 als graaf worden verheven in de Nederlandse adel.

Auteur: dr. C.M. Hogenstijn (SAB)



Geboren:   31-10-1761 Deventer
Overleden:   25-03-1825 Amsterdam
Vader:   Gerrit Schimmelpenninck (1725-1804)
Moeder:   Hermanna Koolhaas (1736-1807)
Echtgeno(o)t(e):   Catharina Nahuys (1770-1844)
Publicaties:   De Imperio Populari caute temperato (Leiden, 1784) (dissertatie, Leiden)
Laatst bijgewerkt op:   16-04-2014