Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872)


Johan Rudolph Thorbecke werd op 14 januari 1798 in Zwolle geboren als zoon van Frederik Willem Thorbecke (1760-1832), koopman en tabaksfabrikant, en diens nicht Christine Regine Thorbecke (1769-1835). Hij overleed op 5 juni 1872 in 's-Gravenhage.

Thorbecke bezocht de Latijnse school in Zwolle en kreeg privé-onderwijs van J. ter Pelkwijk. In 1815 verliet hij zijn geboortestad. Hij studeerde aan het Athenaeum in Amsterdam en de universiteit in Leiden waar hij in 1820 cum laude promoveerde tot doctor in de letteren. Na een studiereis door Duitsland volgden enige maatschappelijke teleurstellingen, maar in 1825 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de letteren aan de universiteit van Gent waar hij vijfjaar doceerde. De Belgische revolutie van 1830 dwong hem Gent te verlaten. Eenjaar later werd hij tijdelijk toegevoegd aan de juridische faculteit van de universiteit van Leiden.

In 1834 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar. In Leiden werd Thorbecke een historisch denkend jurist. Hij maakte vooral naam door zijn college over de grondwet, een voor die tijd nieuw onderwijsthema, en zijn als boek uitgegeven commentaar op de constitutie. Hij werd dé grondwet-deskundige van Nederland, de man van wie staatkundige vernieuwing werd verwacht. Ook zelf ging hij zich beschouwen als de aangewezen figuur om Nederland uit de constitutionele impasse te halen. In 1844 voor een korte termijn in de Tweede Kamer gekozen, maakte hij van de gelegenheid gebruik om de grondwetsherziening op de politieke agenda te zetten. Thorbecke was de centrale figuur van een groepje van negen kamerleden dat in december 1844 een voorstel tot ingrijpende constitutionele hervorming indiende, het zogenaamde Negenmannenvoorstel. De Kamer besloot het niet in mondelinge behandeling te nemen.

Een nieuwe kans kwam onverwachts in 1848. Onder invloed van revoluties in Frankrijk en elders in Europa werd de gemakkelijk te beïnvloeden koning Willem II naar eigen zeggen in 24 uur van zeer conservatief tot zeer liberaal. Hij benoemde een commissie tot herziening van de grondwet waarin enige voormalige Negenmannen zaten; onder hen was Thorbecke die tot voorzitter werd gekozen. Het rapport van deze staatscommissie, opgesteld door haar voorzitter, vormde de grondslag van de voorstellen die bij de Kamer werden ingediend. Die wetsontwerpen weken op enige punten af van wat Thorbecke en de zijnen hadden voorgesteld. Het resultaat van de grondwetsherziening is dan ook allerminst een zuivere weerspiegeling van Thorbeckes denkbeelden. Zo was hij een voorstander van de opheffing van de Eerste Kamer. Maar de Leidse hoogleraar in de rechten heeft verreweg de belangrijkste inhoudelijke bijdrage aan de herziening van de constitutie geleverd. Hij moet als de intellectuele architect van de nieuwe grondwet en van de modernisering van het politieke bestel worden beschouwd. Een belangrijk uitgangspunt was voor Thorbecke een nauwere relatie tussen de bevolking en de staatsinstellingen. Daarom bepleitte hij de invoering van een stelsel van rechtstreekse verkiezingen.

Sedert 1848 worden de leden van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en de gemeentelijke Raden rechtstreeks gekozen. De Thorbeckeaanse opvatting van ministeriële verantwoordelijkheid heeft de grondslag gelegd voor de constitutionele monarchie. Dat betekende niet dat de staatsman een aanhanger was van het parlementaire stelsel waarin de minister afhankelijk is van een kamermeerderheid. In zijn gedachtengang steunde een minister zowel op het vertrouwen van de koning als van de Kamer. Als hij een van beide ontbeerde, diende hij af te treden.

Na afloop van de grondwetsherziening werd Thorbecke tot lid van de Tweede Kamer gekozen. Van februari 1849 tot aan zijn overlijden is hij onafgebroken kamerlid of minister geweest. Toen hij in november 1849 werd benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken, nam hij ontslag als hoogleraar. Tijdens zijn eerste periode als minister (1849-1853) heeft Thorbecke de nieuwe grondwet uitgewerkt en bevestigd in belangrijke wetgeving: de kieswet, de provinciale wet en de gemeentewet. Uit de jaren van zijn tweede ministerschap (1862-1866) is de onderwijs wetgeving bekend die de hogere burgerschool (HBS) in het leven riep.

Thorbecke was liberaal. Zijn liberalisme was onder Duitse invloed sterk historisch gekleurd en pragmatisch. Wijsgerige ideeën ontleend aan de Verlichting, waarmee het liberalisme doorgaans wordt verbonden, waren hem vreemd. Een begrip als volkssoevereiniteit was voor hem een holle frase. Thorbecke heeft aan de staat vorm gegeven. Door zijn staatsscheppende wetgeving is hij staatsman in de eigenlijke zin van het woord.

Thorbeckes hervormingen hebben ook invloed gehad op de stad en de provincie van zijn geboorte. De invoering van rechtstreekse verkiezingen stimuleerde de staatkundige belangstelling. Politieke verenigingen, tevoren nagenoeg onbekend, werden opgericht om richting te geven aan de verkiezingen. Het staatsburgerschap, onder het ingewikkelde, ondoorzichtige indirecte verkiezingsstelsel van vóór 1848 in de knop gebroken, kon tot ontplooiing komen. De provinciewet en gemeentewet schiepen nieuwe bestuurlijke kaders die tot ver in deze eeuw bepalend zijn geweest voor het bestuur van provincie en gemeente. De onderwijsvernieuwing kreeg gestalte in de oprichting van hogere burgerscholen. Thorbec-ke heeft zich ook ingezet voor specifieke Overijsselse belangen: de bevaarbaarheid van het Zwolse Diep, de spoorwegverbinding naar het westen met Holland en naar het oosten met Duitsland, en de wederopbouw van Enschede na de grote brand van 1862.

In zijn streven naar constitutionele hervorming en economische en maatschappelijke vernieuwing heeft Thorbecke met geestverwanten uit de provincie contact onderhouden en samengewerkt. De oud-gouverneur van Overijssel J.H. graaf van Rechteren behoorde tot de Negenmannen. Hij overleed kort na de mislukking van het parlementaire initiatief. Thorbecke herdacht Van Rechteren in karakteristieke bewoordingen die ook op hemzelf van toepassing konden zijn: "hij wist te besluiten en te handelen; men kon op hem rekenen" en "een man van hoofd en hart; van wil en moed; zo zeldzaam, helaas vereenigd". Hij schreef dit aan de Zwolse arts Isaac van Deen (zie elders in deze website) die hij uit diens studietijd in Leiden kende. Van Deen hield hem op de hoogte van het politieke leven in Zwolle en de provincie.

In 1851 benoemde Thorbecke hem tot hoogleraar in de medicijnen aan de universiteit van Groningen. Een ander die Thorbecke naar voren schoof, was de Zwolse advocaat en notaris LA. van Royen, die vóór 1848 de leider van de liberale oppositie in de Staten van Overijssel werd. In het kader van een bewuste personeelspolitiek ter verzekering van de uitvoering van de provinciale wet benoemde Thorbecke hem in 1853 tot commissaris des konings in de provincie Groningen.

In de jaren na 1850 vroeg de liberale leider regelmatig advies aan een oud-student, de advocaat J.D. van Ketwich Verschuur, raadslid en wethouder van Zwolle. Bij zijn bezoek aan Twente in 1854 leerde Thorbecke de fabrikanten HJ. van Heek en C.T. Stork kennen. Bij Van Heek in Enschede ging hij na zijn aftreden als minister in 1866 langdurig logeren om van de Haagse teleurstellingen te bekomen. Ook Stork in Oldenzaal trad herhaaldelijk als gastheer op. In Salland verbleef Thorbecke graag op het buiten Nieuw Rande van het kamerlid AJ. Duymaer van Twist. Het kiesdistrict Deventer vaardigde hem van 1856 tot 1862 af naar de Tweede Kamer.

In 1848 schreef Thorbecke: "men is niet ligt populair, indien men niet met zijn volk de fouten gemeen heeft". Hij was als hoogleraar, politicus en staatsman geliefd en gevreesd, soms gehaat. Johan Rudolph Thorbecke huwde op 15 juli 1836 in Tharand (Saksen) Adelheid Solger (1817-1870). Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren en vier zoons, van wie er drie op jeugdige leeftijd overleden.

Auteur: G.J. Hooykaas (uit Overijsselse biografieën)


Geboren:   14-01-1798 Zwolle
Overleden:   05-06-1872 Den Haag
Vader:   Frederik Wilhelm Thorbecke (1760-1832) koopman / tabaksfabrikant
Moeder:   Christine Regine Thorbecke (zijn nicht) (1769-1835)
Echtgeno(o)t(e):   Tharand (Saksen) Adelheid Solger (1817-1870)
Publicaties:   Publikaties door J.R. Thorbecke: Aanteekening op de grondwet, Amsterdam 1839; tweede druk in twee delen, Amsterdam 1841-1843 Proeve van herziening der grondwet volgens de Aanteekening, Leiden 1840 Bijdrage tot herziening der grondwet, Leiden 1848; heruitgave 's-Gravenhage 1907 en 1948 Historische schetsen, 's-Gravenhage 1860; tweede druk, 's-Gravenhage 1872 Parlementaire redevoeringen, 5 delen, Deventer 1856-1870 Belangrijkste bronnen ARA, archief Thorbecke J. Brandt-van der Veen (ed.), Het Thorbecke-archief, 3 delen, Groningen 1955-1967 G.J. Hooykaas (ed.), De briefwisseling van J.R. Thorbecke, 4 delen, 's-Gravenhage 1975-1993 G.G. van der Hoeven (ed.), Onuitgegeven parlementaire redevoeringen van mr. J.R. Thorbecke, 6 delen, Groningen 1900-1912 W. Verkade, Thorbecke als Oost-Nederlands patriot, Zutphen 1974 Jan Drentje, Thorbecke : een filosoof in de politiek, Amsterdam 2004
Laatst bijgewerkt op:   22-04-2014