Leendert Overduin (1900-1976)
Leendert Overduin werd op 22 december 1900 te Leiden geboren als het zesde kind van Jacobus Overduin en Maartje Colijn. Hij overleed op 17 juli 1976 te Enschede. Leendert Overduin was een late roeping, toen hij, zevenendertig jaar oud, in Enschede het ambt van predikant aanvaardde. Zijn jongensjaren had hij doorgebracht te Leiden, waar hij net als zijn broers en zussen het zijne moest bijdragen tot het in stand houden van de textielwinkel waarvan het gezin Overduin leefde.
Vader Jacobus Overduin, een sterk sociaal voelend mens, geen zakenman, was organist van de christelijk-gereformeerde kerk in zijn woonplaats, maar geen lid van die gemeente. De sfeer in het gezin van Jacobus Overduin en Maartje Colijn werd gekenmerkt door eigenzinnigheid, een sterk, op het geloof gebaseerd rechtvaardigheidsgevoel en afkeer van de hok-jesgeest die de samenleving in die jaren beheerste. Deze eigenschappen vonden het duidelijkst uitdrukking in de levens van hun kinderen: van Koos (de predikant), Jan (de auteur) en van Leendert, die in Twente samen met zijn zussen Maartje en Corrie de meest effectieve jodenhulporganisatie van bezet Nederland organiseerde.
De eerste preek van dominee Leendert Overduin, gehouden in 1935 te Bolnes, was de bekroning van zijn theologie-studie aan de Amsterdamse Vrije Universiteit, waartoe hij via een colloquium doctum toegang had verkregen. In 1926 had hij in het conflict in de Gereformeerde Kerken de zijde van Dr. J.G. Geelkerken gekozen. Met de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband trad hij twintig jaar later toe tot de Nederlandse Hervormde kerk. Deze keuze was geheel in de lijn van zijn denken en handelen. Essentieel voor zijn theologische en filosofische opvattingen waren de denkbeelden van Barth, Tillich en Robinson. Hij voelde zich dan ook sterk verwant met collega's als JJ. Buskes, K.H. Miskotte en de Deen Kaj Munk. Deze voorkeur voor theologische eigenzinnigheid straalde hij echter niet naar buiten uit. Theologisch was hij voor zijn gemeente moeilijk te peilen en men beschouwde hem als een middenfiguur. "Hij mag theologisch niet zo gefundeerd zijn, maar hij weet wel precies wat Onze Lieve Heer wil, " zo werd over hem gedacht.
Leendert Overduin had een grote bewondering voor de oude bevindelijke gereformeerde kerk. Daarnaar was hij op zoek. Het moest een doorleefd geloof zijn, vrij van verbalismen, pathos, retoriek en dogmatische doordrijverij. Hij was een predikant die het niet moest hebben van de gave des woords of briljante theologische uitweidingen. Zijn presentatie het veel te wensen over, maar wat hij te zeggen had, had iets mystieks. Door zijn vele sociale activiteiten in tijdnood gebracht, zwoegde hij op zaterdagen vaak tot diep in de nacht op zijn preek. De vervoering waarin een bepaalde gedachte hem dan kon brengen, vond haar neerslag in zijn preken op een wijze die hem in zijn omgeving de bijnaam 'de profeet' of 'Eliah' opleverde.
Toen in september 1941 bij wijze van represaille voor een sabotagedaad 105 — voor het merendeel Enschedese —joden naar het concentratiekamp Mauthausen werden gedeporteerd, was het de Enschedese Joodse Raad duidelijk, dat onderduiken geboden was. Leendert Overduin nam toen de taak op zich om voor onderduikadressen te zorgen ten behoeve van joden van wie bekend werd dat ze spoedig op transport zouden worden gesteld. Samen met zijn zusters Maartje en Corrie, een buurvrouw, een bakker en een ambtenaar zette hij een onderduikorganisatie op, die meer dan de helft van de joodse Enschedeërs uit de handen van de mensenjagers wist te houden.
Drie keer werd Overduin gearresteerd. In het najaar van 1942 werd hij aangehouden met een groot aantal persoonsbewijzen van joden op zak. Op voorspraak van een Enschedese politie-inspecteur liet men hem na een week vrij. Tien maanden later was het weer mis. Nu werd hij veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf, waarvan hij er negen moest uitzitten. Na zijn vrijlating dook hij onder en zette zijn werk voort onder de naam Ten Kate. Rondreizend als boodschappenjongen, bakker of smid, was hij dagelijks in touw voor de mensen die aan de zorgen van hem en de zijnen waren toevertrouwd. Twee timmerlieden stuurde hij de boer op om schuilplaatsen te timmeren. In een klein huisje aan de Potgieterstraat in Enschede waren dertig joden ondergedoken.
In de laatste week van de bezetting werd Leendert Overduin opnieuw opgepakt. Hoewel hij op de dodenlijst van de beruchte SD'er Dr. Meyer stond, ontkwam hij door onoplettendheid van zijn bewaker aan de slachting die Meyers Einsatzkommando op 31 maart 1945 aanrichtte in een woning aan de Sumatrastraat te Enschede. Met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee hij zich had ingezet voor hulp aan vervolgde joden, sprong hij na de bevrijding in de bres voor vervolgde NSB'ers. Zijn stellingname ten gunste van deze mensen werd door weinigen begrepen. Wel stelde zich de Enschedese geestelijkheid, protestants en katholiek, als één man achter dominee Overduin op, toen tegen hem werd geageerd. Zijn eigen gemeente begreep hem ook niet, maar accepteerde hem wel. Zelf zag hij ieder mens, wat hij ook mocht hebben gedaan of misdaan, in de eerste plaats als medemens.
De beambten van de Sicherheitsdienst en Duitse rechters die hem ondervroegen, de Twentse fabrikanten aan wie hij geld vroeg ten behoeve van zijn vele sociale activiteiten, de staatsdienaren tot wie hij zich wendde om een rechtvaardige behandeling van oud-NSB'ers te krijgen, allemaal wist hij ze te ontwapenen met zijn profetische rechtvaardigheid. Toen hem na zijn eerste arrestatie door de Oostenrijkse officier Horak werd gevraagd voor wie de op hem gevonden persoonsbewijzen waren, antwoordde Overduin: "Moetje dat nog vragen? Voor joden natuurlijk!" Zijn Duitse rechter vroeg hij eenjaar later: "Wat kan ik anders doen dan deze vervolgde mensen bijstaan?"
Ook zette hij zich vele jaren in voor het rechtsherstel ten behoeve van de weduwe van de vooraanstaande Enschedese oud-NSB'er mr.dr. G.A. Lasonder. Toen deze strijd in 1969 was beslecht, motiveerde hij zijn stellingname ondermeer door te verwijzen naar een van zijn ervaringen uit de bezettingstijd: "Als ik adressen moest hebben om een joods echtpaar maar voor één nacht onder te brengen, kon ik straten aflopen in Enschede en overal hoorde ik: nee, bij ons maar niet, want we durven niet. Dan ging ik maar naar een van de pachters van Lasonder en die boeren waren ook allemaal NSB'ers, maar die hadden wel onderdak voor joden. Lasonder wist er van. Hij had mij en zoveel anderen kunnen aanbrengen als hij wilde. Hij heeft het niet gedaan."
In 1950 werd dominee Overduin voorzitter van de Stichting Gezinszorg en in 1955 pastoraal verzorger te Lonneker. De rouwdienst in zijn kapel 'Uit liefde' en zijn begrafenis werden door een onafzienbare menigte bijgewoond. Onder hen bevonden zich veel joden en oud-NSB'ers. Leendert Overduin trouwde op 14 september 1955 met Zwaantje Reindje ter Heege. Hun huwelijk bleef kinderloos.
Auteur: C. Hilbrink (uit Overijsselse Biografieën)
Al het documentatiemateriaal met betrekking tot deze biografie ligt ter inzage in het Historisch Documentatiecentrum van het Protestantisme, verbonden aan de VU te Amsterdam.
Geboren: | 22-12-1900 Leiden | |
Overleden: | 17-07-1976 Enschede | |
Vader: | Jacobus Overduin | |
Moeder: | Maartje Colijn | |
Echtgeno(o)t(e): | Zwaantje Reindje ter Heege | |
Publicaties: | Nagelaten papieren van ds. L. Overduin Gesprekken met drs. G.J. Overduin Familieboek van de familie Overduin J. Presser, Ondergang, de vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940- 1945, 's-Gravenhage 1965 C. Hilbrink, De illegalen, illegaliteit in Twente en het aangrenzende Salland, 1940- 1945, 's-Gravenhage 1989 In 2000 verscheen een biografie over Leendert Overduin: Leendert Overduin : het levensverhaal van een pastor Pimpernel (1900-1976) / door A. Bekkenkamp. - Enschede : Van de Berg, 2000. 276 p. ISBN: 90-5512-111-8 (Al het documentatie-materiaal met betrekking tot deze biografie is ter inzage bij het Historisch Documentatie-centrum van het Protestantisme, verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam) | |
Laatst bijgewerkt op: | 09-04-2014 |