Meester G.B. Vloedbeld (1884-1961)


Gerard B. Vloedbeld werd geboren op 9 maart 1884 te Ambt-Almelo en groeide op in de buurtschap "Den Krommendiek" in een gezin waarin zijn vader de kost verdiende als kleine zelfstandige boer en wever. De eerste zoon van het gezin, die later allerlei functies in boerenorganisaties vervulde, bleef op de boerderij (“’t Haghoes”) helpen met het werk. De tweede zoon, die later diverse functies in arbeidersorganisaties op zich nam, ging werken als wever in de fabriek (Hedeman) “om een paar centen in de huishouding bij te dragen”. Daarom kreeg de derde zoon, Gerrit, de kans om dóór te leren op de “Normaalschool” zoals toen de Pedagogische Academie heette. Hij werd meestal aangesproken met “Meester Vloedbeld”, hetgeen te maken had met zijn eigenlijke hoofdberoep van onderwijzer dat hij eerst in Mander (een invalbeurt van een jaar op de éénklassige school) en Borne (vier jaar) en daarna lange tijd in Almelo uitoefende. In Almelo begon hij in 1907 als “hulponderwijzer” aan de pas opgerichte rk school St. Radbodus. Daar werd hij later hoofd en hij bleef er 40 jaar tot zijn pensionering.

Bekendheid verwierf hij door al zijn andere aktiviteiten. Op verzoek van de “Credo Pugno-club” reageerde Vloedbeld in 1912 op een artikel over de Hugenoten in een algemeen dagblad. Daarop vroeg de uitgever van de Twentsche Courant, Th.J. Sommer, hem de redactie van zijn krant (toen nog een weekblad) op zich te nemen, á raison van een rijksdaalder per week. Daar werd hij de opvolger van een andere bekende “meester”, nl. Heinink uit Reutum. Zo werd hij behalve onderwijzer ook journalist. Hij had al enige faam verworven als kenner van de geschiedenis en ontwikkelde zich ook als streektaal-schrijver en bevorderaar van oude Twentse gebruiken en de Twentse Sproake. Tot slot was hij stimulator van (in de loop der jaren) tientallen verenigingen. F.G.H. Löwik noemt hem in Om de taal van Twente: “misschien wel Twentes belangrijkste schrijver, in ieder geval heeft hij het meest geschreven”.

Vanaf 1907 schreef hij in de Twentsche Courant een commentaar op de dagelijkse gebeurtenissen in Twente, in de vorm van een cursiefje (“Twentsche Alledagjes”), verzorgde een vaste rubriek in de Moodersproake “Oet ’t Tukkerlaand”, vatte het Twentse nieuws samen in “Twente van week tot week” en zorgde zelf voor de toen nog gebruikelijke feuilletons. Toen de Twentsche Courant door Sommer werd verkocht aan L.A.M. Bruggeman in Oldenzaal miste katholiek Almelo de eigen krant. Vloedbeld begon daarom in 1921, met hulp van drukker Lulof, de uitgave “De Nieuwe Twentsche en Almelosche Courant”, waarvan de kolommen voor een belangrijk deel door hem zelf werden gevuld. Hij trok op het einde van de dertiger jaren fel van leer tegen het nazi-dom en daarom werd de krant in 1941 door de bezetter verboden. In die tijd begon hij literaire werken over te zetten in de streektaal om te bewijzen dat het Twents een “volledige taal” is waarin je ook literatuur kunt scheppen. Hij wordt daarom ook gezien als de eerste echte bouwer aan de Twentse taal.

Vloedbeld liet zich inspireren door het Reutumse schoolhoofd Johannes Wernerus Heinink (1853-1906) en de Westfaalse pastoor-dialectschrijver Augustin Wibbelt (1862-1947) door de volkskunde en door de verhalen die hij vroeger rond het open vuur had horen vertellen. Zijn Nieuwe Twentsche en Almelosche Courant deed van de regionale kranten nog het meest aan de streektaal. Vele katholieke schrijvers als Hendrik Klaasen (1901-1980), Hermannus Philippus van Koersveld (1879-1950), Bernardus Krikhaar (1868-1954) werd er een plaats geboden.

Naast allerlei artikelen van uiteenlopende aard vertaalde hij veel werk van Augustin Wibbelt, waarvan De Naolaotenschop (1925, herdruk in 1992) de meeste bekendheid verwierf. Na zijn pensionering in 1947 vertaalde hij delen uit de Bijbel (De Eawengellies) en klassieken van Vondel, Shakespeare en anderen in het Twents. Ook publiceerde hij veel over de Twentse taal (etymologie, spreekwoorden en zegswijzen). Op literair gebied vertaalde en schreef Meester Vloedbeld poëzie, verzamelde en publiceerde hij sagen en legenden en schreef hij toneelstukken, uiteraard in de streektaal. Johan Buursink noemde hem in 1962 in het Jaarboek Twente: "de beste Twentse auteur in het humoristische genre, misschien wel voorgoed onnavolgbaar". Buursink schreef deze woorden voorafgaand aan een uitgebreide beschouwing gewijd aan het boek “Mans Kapbaarg, ’n grootsten leugenbuul van ’t Tukkerlaand”. Deze verhalencyclus begon Vloedbeld in 1927 als feuilleton. Het totaal werd als eerste werk uitgegeven in het boekenfonds van Witkam en beleefde daarna nog twee herdrukken plus een vertaling in het Nederlands. Mans Kapbaarg werd, als een soort stripverhaal, vereeuwigd in een 150 meter lang mozaïk langs de tunnelwand in de Wierdensestraat in Almelo.

Nadat Meester Vloedbeld met pensioen was gegaan heeft hij, op verzoek van wethouder Ter Beke van Wierden, eerst nog anderhalf jaar op de éénmanschool van Hoge Hexel waargenomen (dagelijks op de fiets!). Vooral daarna ging hij zich nóg intensiever bezighouden met bestuursfuncties in verenigingen van streektaal, folklore en geschiedenis. Hij was oprichter en eerste voorzitter van de “Twentse Schrieverskring”, redacteur van Johan Gigengacks “Twenterlaand en Leu en Spraoke” en hield veel lezingen in allerlei plaatsen en voor de radio (KRO). G.B. Vloedbeld overleed op 17 november 1961 te Almelo.

Auteur: Tonny Peters (OBD) met dank aan de familie Vloedbeld.
Geboren:   09-03-1884 Ambt-Almelo
Overleden:   17-11-1961 Almelo
Publicaties:   - Geschiedenis der Katholieke Kerk in tijd- en levensbeelden. Almelo, J.T. Sommer, 1912 - Mans Kapbaarg, 'n grootsten leugenbuul van 't Tukkerlaand. Borne, ten Tusscher, 1927 - vertalingen uit het Duits van het werk van Augustin Wibbelt: Het veerde gebod , In oorlogstied (2 delen) , Wildrops Hof , De Naolaotenschop. Verschenen in de jaren twintig bij Smit (Hengelo) en Lulof (Almelo) - Schriewers in de Twentse Sproake. Almelo, van der Veen, 1954 - Twents Weurdenboek (A t/m D). Hengelo, Gigengack, 1960 - Elckerlick in Twentse Sproake. Hengelo, Gigengack, 1960 - Klootscheeterswedstried. Enschede, Witkam, 1969 - Twentse Holskrabbels. Enschede, Witkam, 1969 - 't Is mer 'n fuske. Twentsche Courant, 1971 - Oale könnigheid. Enschede, Witkam, 1976 - Mans Kapbaarg (2e druk). Enschede, Witkam, 1979 - De Eawengellies van Mattheus, Marcus, Lucas, Johannes aoverzet in de Twentse sproak. Enschede, Witkam, 1984 - De Naolaotenschop (herdruk). Enschede, van de Berg, 1992
Laatst bijgewerkt op:   24-04-2014