J.B. Schoemaker (1799-1879)
Hij was een bijzonder mens, Dokter Schoemaker uit Borne. Niemand van de huidige dorpsbewoners heeft hem persoonlijk ontmoet. Maar velen kennen nog de soms schelmachtige verhalen rondom zijn persoon. Vreselijk veel last had ze van die rare arm, de vrouw uit Hasselo die het spreekuur van dokter Schoemaker bezocht in de hoop dat hij haar zou kunnen helpen. De arm was ooit gebroken geweest en het bot was vervolgens overduidelijk verkeerd weer aaneen gegroeid. Schoemaker stond bekend als specialist als het ging om het herstellen van botbreuken. Maar in dit geval stond zelfs hij machteloos. Althans zonder het bot opnieuw te breken. Maar dat zou niet kunnen zonder de vrouw hevige pijnen te laten lijden. Het was immers de tijd dat de apotheek aan verdovingsmiddelen nog niet veel meer bevatte dan een glaasje brandewijn. De dokter vertelde de patiënt op spijtige toon dat hij niets voor haar kon doen en stuurde haar weg. Schoemaker zou Schoemaker echter niet zijn als hij het daarbij zou laten. Hij had zijn plan al klaar. Toen de vrouw weer buiten stond duwde hij het schuifraam van zijn Bornse praktijkruimte omhoog en riep haar naar zich toe. 'Laat me nog even kijken', zei hij en liet de vrouw de arm door het raam steken. Schoemaker deed alsof hij het lichaamsdeel zorgvuldig bekeek, maar legde het ondertussen op de vensterbank in de positie zoals hij dat wilde en liet vervolgens het schuifraam met geweld naar beneden donderen. De arm brak prompt. 'Kom maar weer binnen', sprak hij uitnodigend, 'nu kan ik u wel helpen.'
Johannes Bernardus Schoemaker werd op 3 juni 1799 in Borne geboren. Hij stierf er op 2 maart 1879. Zijn vader was een scheepsarts die nog betrokken was bij de eerste slag om de Doggersbank waar Nederlanders en Engelsen elkaar in de vierde Engelse oorlog bestreden. Na zijn leven op zee vestigde de oude Schoemaker zich als chirurgijn in Borne. Zijn zoon stapte in zijn voetsporen en ging hetzelfde beroep uitoefenen. Vanaf 1860, toen voor het fungeren als arts vergunningen en getuigschriften noodzakelijk werden, verwierf hij officieel de status van plattelands geneesheer. Met een praktijk die patiënten tot uit de verre omtrek trok.
J.B. Schoemaker was bij zijn leven al een legende. En is dat in de tijd daarna alleen maar nadrukkelijker geworden. Bovenstaande anekdote is één van de vele die ruim een eeuw na zijn dood nog de ronde doen in Borne. Net zoals het weinig smakelijke verhaal over die speciale vijver waarin hij eigenhandig bloedzuigers kweekte, die hij als biologische geneeswijze pur sang op zijn patiënt hun gang liet gaan. Of over al die flessen jenever die hij probleemloos als betaling voor bewezen heeldiensten accepteerde. Schoemaker was niet alleen maar dokter. Hij maakte zich op velerlei terrein verdienstelijk voor de Bornse gemeenschap. Hij had functies in de katholieke kerk, was lid van het armbestuur en maakte ook een tijdlang deel uit van de Bornse gemeenteraad.
Zijn levensstijl was bijzonder. Zijn manier van zaken doen als geneesheer niet minder. Tot zijn huzarenstukjes rekenen de Bornenaren nog steeds de wijze waarop hij een heus landgoed als De Hemmelhorst stichtte. 'Veroverde' is misschien een beter woord. Hij verwierf de pakweg zeven en een halve bunder stukje bij beetje. Soms door iets aan te kopen, dan weer door te ruilen, want Schoemaker had er geen enkele moeite mee om zich in een perceeltje grond te laten uitbetalen als iemand na een behandeling even wat minder in de liquide middelen zat. Die grond kon hij prima gebruiken om te ruilen tegen land waarmee hij 'zijn' Hemmelhorst kon uitbreiden. Dat de Hemmelhorst van Schoemaker was, wist iedereen. De weg ernaar toe heette in de volksmond als snel 'n Doktersdiek.
Het voordeel van een oude bron als een bewaard gebleven rekeningenboek is dat de latere lezer alle kanten van de betrokkene goed leert kennen. Bijvoorbeeld zijn vindingrijkheid als de grondverwerving eens wat minder eenvoudig verliep dan gehoopt. Vlak naast De Hemmelhorst lag grond die Schoemaker graag aan zijn bezit wilde toevoegen. Maar die was eigendom van dominee Palthe. En het was in die tijd onbestaanbaar dat een goed katholiek met een goed protestant ging onderhandelen. Maar de dokter was niet voor één gat gevangen. Hij bedacht een list. Hij stuurde een 'andersdenkende' boer uit Hertme erop af, liet hem het stuk grond kopen en kocht die na de transactie meteen van hem terug. De goede boerenlobbes hoefde het niet voor niets te doen. 'Ik heb hem daarvoor een zakcent van vijf cents gegeven', omschrijft Schoemaker de tegenprestatie in zijn boekhouding.
Ongebruikelijk was het overigens niet, dat geritsel in die tijd. Smeergeld, betalingen in natura, de mensen vonden het in de achttiende en negentiende eeuw minder laakbaar dan tegenwoordig. Schoemaker meldt ongegeneerd dat hij de markerichter twintig gulden heeft gegeven om iets van hem gedaan te krijgen en uit alles blijkt dat hij een groot deel van zijn huishouding regelde door een tegenprestatie in natura te vragen voor zijn medische hulp. Jenever, dekens, huisraad, levensmiddelen, het staat allemaal keurig verantwoord in het rekeningenboek. Hij schroomde overigens ook niet om een nota te verscheuren als de patiënt armlastig was en het geld eigenlijk niet kon missen.
Borne heeft nog twee kolossale, tastbare herinneringen aan de dokter. Het zijn twee beelden, die nog steeds bij de boerderij de Hemmelhorst staan te pronken. Eén ervan stelt St. Johannes voor, de andere St. Bernardus. In zijn religieuze bevlogenheid besloot hij aan het eind van zijn leven beelden te laten maken van de heiligen waarnaar hij vernoemd was. De Münsterse beeldhouwer A. Rozenburg hakte Johannes uit steen, tegen een vergoeding van 65 Pruisische daalders. En enige tijd later mocht F. Stracké uit Bocholt Bernardus uitbeelden en kreeg daar zeventig Pruisische daalders voor. Ze waren niet de eerste de beste kunstenaars. Stracké bijvoorbeeld is ook de maker van het monumentale beeld van Hugo de Groot in Delft. De tand des tijds knaagde sindsdien danig aan de kunstwerken, maar midden jaren negentig zijn ze volledig gerestaureerd.
En dan is er natuurlijk dat rekeningenboek. Behalve als kasboek gebruikte hij het namelijk ook als een soort van receptenboek, een persoonlijk naslagwerk waarin hij de indertijd bekende, maar ook de door hem zelf ontwikkelde medische behandelmethodes noteerde. Dat levert vermakelijke lectuur op. Al was het maar vanwege de kwakzalvende elementen erin. Wat te denken bijvoorbeeld van dé remedie tegen huidaandoeningen. De dokter zwoer in die gevallen bij het opbrengen van gestampte kraaienhersens, gemengd met lijnolie. Mengen met kalkoen vet, schreef hij erbij, mocht eventueel ook ...
Auteur: Gerard Vaanholt
Eerder gepubliceerd in Twentsche Courant Tubantia op 28 januari 1998