Wim Sanders (1908-1995)
In de eerste maanden van de bezetting waren Nederlandse overheidsdienaren wel de laatsten bij wie een verzetshouding mocht worden verwacht. Loyaliteitsbesef, verantwoordelijkheidsgevoel en paternalisme waren er tijdens hun opleiding ingehamerd. Maar voor veel lagere ambtenaren werd de zo vanzelfsprekende ambtelijke loyaliteit gaandeweg een steeds groter persoonlijk probleem. Belast met de uitvoering van besluiten van hun hoogste bazen, de secretarissen-generaal, stuitten velen van hen tegen de grenzen van hun geweten en ‘rolden’ vervolgens in het verzet. Een van hen was de Enschedese inspecteur van politie Willem Evert Sanders. Zijn verzetsverhaal is een schoolvoorbeeld van hoe het conflict tussen ambelijke plicht en gewetensvol handelen tijdens de bezetting tot deelname aan het verzet kon leiden.
Rood nest
Wim Sanders, zoon van de typograaf Herman Sanders en Antoinette Pieters, werd op 9 augustus 1908 geboren te Arnhem. Het jaar daarop verhuisde het gezin naar Enschede. Vader Sanders kon er aan het werk als chef van de socialistische drukkerij ‘De Nieuwe Tijd’, in de volksmond beter bekend als ‘De luis aan de ketting’. Al gauw werd hij in zijn nieuwe woonplaats lid van de gemeenteraad en wethouder voor de SDAP. In de door ernstige arbeidsonrust getekende jaren twintig van de vorige eeuw was er voor kinderen uit een rood gezin in de Enschedese textielindustrie geen plaats ‘op het kantoor’. Wel kon de zeventienjarige schoolverlater Wim Sanders met zijn MULO-diploma in 1925 meteen aan de slag als klerk bij de politie in het aangrenzende Lonneker. Zes jaren onverdroten avondstudie leverden hem het diploma ‘Inspecteur van politie’ op. Het duurde nog drie jaar voor hij, 1 mei 1934, in de Twentse textielstad dé eerste ‘rooie’ adjunct-inspecteur van politie werd.
Duitse bezetter en politie
Al spoedig werd Wim Sanders geconfronteerd met zwaarwegende morele aspecten van zijn nieuwe functie bij de recherche. In die dagen was het gebruikelijk mensen op ‘criminele grondslag’ en volgens wettelijke voorschriften aan de Nederlandse oostgrens over te dragen aan de Duitse autoriteiten. Omgekeerd gebeurde hetzelfde. Veelal ging het om dronkelappen die zich aan gene zijde van de grens hadden misdragen. Vanaf 1933 echter werden langs de oostgrens steeds meer mensen aangehouden die om politieke redenen uit Duitsland waren gevlucht. Voor die mensen, communisten en - na de Reichskristallnacht van 9 op 10 november 1938 vrijwel uitsluitend - joden ontbrak de ‘criminele grondslag’. Volgens richtlijnen uit Den Haag moest Sanders ze, als ze niet over geldige papieren beschikten, ‘onofficieel uitleiden’. Dat betekende in de praktijk, dat hij ze voor de keus stelde over de ‘groene grens’ of via de officiële grensovergang terug te gaan naar nazi-Duitsland. Iedereen koos voor de eerste optie, en Sanders bracht de ongelukkigen vervolgens naar het Aamsveen, een groot heidegebied langs de grens.
Een tweede, aanzienlijk scherper conflict tussen ambtsplicht en geweten deed zich bij Sanders voor in september 1941. Kort voor de Meidagen van 1940 werd hij opgenomen in het sanatorium Heliomare bij Wijk aan Zee om er te herstellen van de ziekte spondelitis. Bijna een jaar na de Duitse inval ging hij weer aan het werk. Het hem in die dagen voorgelegde formulier, waarop hij moest ondertekenen dat hij geen jood was, tekende hij, zoals vrijwel alle ambtenaren, zonder er bij stil te staan. Het leek onschuldig. Minder onschuldig bleek de actie van de bezettingsautoriteiten op 25 juni 1941, gericht tegen enkele tientallen Twentse communisten, te zijn. Zomaar arresteren van onschuldige mensen ging de Enschedese commissaris Van der Wal en zijn inspecteurs te ver, maar wel begeleidden Sanders en zijn ondergeschikten hin Duitse collega's – een compromis - naar de adressen waar hun slachtoffers woonden. Zo werden deze van huis gehaald en vervolgens op transport gesteld naar het kamp Schoorl. De meesten van hen kwamen om in Duitse concentratiekampen.
Toen op 14 september 1941 bij wijze van represaille wegens sabotage tegen telefoonkabels in de omgeving van Enschede ruim honderd joodse mannen werden opgepakt door mannen van de Grüne Polizei, werden ze opnieuw begeleid door Nederlandse collega’s onder leiding van Wim Sanders, die door commissaris Van der Wal met deze taak was belast. De joodse Enschedeërs werden in de daarop volgende weken allen vermoord in het concentratiekamp Mauthausen. Wim Sanders en de zijnen werden op die manier medeschuldig aan een misdaad die zij niet hadden gewild.
Sanders voelde dat hij moreel was vastgelopen. Hij nam zich voor binnen de uiterst beperkte speelruimte die hij als politiechef had, voortaan te proberen Duits politieonderzoek waaraan hij moest meewerken in het honderd te laten lopen. Daarbij ging het steeds vaker om zaken waarbij illegale werkers waren betrokken. Begin december werden hij en commissaris Van der Wal in Arnhem gearresteerd vanwege hun weigering om weigeraars van de Arbeidsdienst aan te houden. Mede op voorspraak van een hem welgezinde Duitse bezettingsfunctionaris, Walter Horak, werden Sanders en zijn baas na enkele weken vrijgelaten, en kort daarop, 15 januari 1943, door de hoogste Duitse politiechef Rauter uit hun functie ontslagen. Zonder opgaaf van redenen.
Centrale Inlichtingendienst (CID)
Kort na zijn vrijlating kreeg Wim Sanders, nu ambteloos burger, in zijn woning aan de Deurningerstraat bezoek van het adjunct-hoofd van het telefoondistrict Hengelo T.L. van der Kamp. Enkele weken eerder had Sanders met Jaap Möhlenpage, chef van de technische dienst van de PTT, zijn idee om telefoonlijnen voor verzetsdoeleinden te gebruiken besproken. Möhlenpage had daarop Van der Kamp ingeschakeld. Deze liet Sanders weten dat hij hem wel in contact kon brengen met mensen die hij voor een landelijke aanpak van zo’n onderneming nodig zou hebben.
Zo kwam het dat Wim Sanders op een lentedag in maart 1943 in een kroegje in Utrecht samen met de PTT-ambtenaren J.H. (‘’Simon’) Schuilenga, J.P. (‘Jan’) Posthuma de basis kon leggen voor een Centrale Inlichtingendienst (CID). Deze al gauw snel groeiende landelijke verzetsorganisatie ging zich in hoofdzaak toeleggen op ‘knoeien’ met telefoonverbindingen. Doel was het tot stand brengen van een landelijk illegaal telefoonnet vanuit Den Haag. Alle beschikbare mogelijkheden werden daarbij benut. Dus niet alleen PTT-lijnen, maar ook de netten van de spoorwegen en electriciteitsbedrijven, en de meetlijnen voor hoogspanningsnetwerken. Zodoende kon het verzet telefonisch communiceren zonder dat de Duitsers er weet van hadden. Systematisch werden door mensen van de CID afgeluisterde informatie van de Sicherheitsdienst en gegevens over SD-infiltranten en andere verdachte personen zoals ‘foute’ politiemensen verzameld.
‘Jan’ en ‘Simon’ belastten zich met de technische aspecten van de CID. Ir. Barend van Dam uit Voorburg onderhield de contacten met de illegale pers en de politieke verbindingen. Wim Sanders zelf, alias ‘Hiemstra’,werd ‘voorzitter’ van de CID. Hij ging zich onder meer bezig houden met het op hun betrouwbaarheid selecteren van mensen die van het telefoonnet gebruik wilden maken. Uit zijn Twentse contacten putte hij betrouwbare medewerkers, onder wie zijn districtsleider Friso van Hoorn, en zijn inlichtingenman Karel Gillot uit Enschede.
Begin februari 1945 ontkwam Wim Sanders ternauwernood aan arrestatie. In deze periode richtte hij in overleg met de gewestelijke commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, C.F. Overhoff, de Dienst Politieke Misdrijven (DPM) op. Die bestond uit een arrestatietroep van een man of zestig, van wie de helft politiemannen, die de jacht op de ‘foute sector’ op zich namen. Na de bevrijding werden Sanders en zijn DPM opgenomen in het Bureau Nationale Veiligheid, voorloper van respectievelijk de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD – nu AIVD).
Het zal geen verbazing wekken dat Wim Sanders, de man die - volgens menigeen té - veel wist, centraal kwam te staan in geruchtmakende affaires als de affaire King Kong (1986) en de affaire Sanders (1995). Wilhelmus Evert Sanders overleed op dinsdag 11 april 1995 te Amsterdam.
Auteur: dr. Coen Hilbrink