Sweder Schele (1569-1639)
Sweder Schele werd geboren op 24 augustus 1569 op het Weleveld bij Borne als oudste zoon van Christoffer Schele (1529-1606) en Judith Ripperda (1534-1608). Hij overleed op 28 mei 1639, waarna hij werd bijgezet in het familiegraf in de Oude Kerk te Borne. Christoffer, de vader van Sweder, was de zoon van Sweder sr. (overleden in 1533) en van Anna van Weleveld (overleden in 1548), erfdochter van de havezate het Weleveld bij Borne. Dit echtpaar had twee zoons. De oudste was Gaspar (1525-1578), één der 'Tischgenossen' van Luther. Na het overlijden van zijn ouders werd Gaspar heer van de Schelenburg, het slot der Schelen gelegen ten oosten van Osnabrück, terwijl zijn broer Christoffer krachtens de in 1555 opgestelde boedelscheiding heer werd van het Weleveld in Twente. Na deze splitsing bleef er een nauw contact bestaan tussen de Duitse en de Twentse tak van het geslacht der Schelen.
Zoals vermeld was Christoffer gehuwd met Judith Ripperda. Dit was de oudste dochter van Unico Ripperda (1503-1566), drost van Salland, wiens vrouw een zuster was van Agnes van Twickel. Agnes was gehuwd met Goossen van Raesfelt (zie Overijsselse Biografieën l, 143-146), die als drost van Twente een treurige bekendheid zou krijgen door de terechtstelling van de freules van Beckum. Christoffer was net als zijn broer Gaspar een overtuigd lutheraan. Vandaar, dat hij na het verraad van Rennenberg met zijn gezin in 1580 het Weleveld moest verlaten. Sweder kreeg zijn eerste vorming van huisonderwijzers; eerst op het Weleveld en daarna, samen met de kinderen van zijn overleden oom Gaspar, op de Schelenburg. Vervolgens studeerde hij rechten en geschiedenis aan de lutherse universiteiten van Jena en Marburg.
Ondanks zijn langdurig verblijf in Duitsland bleef Sweder zich Nederlander voelen. In Marburg werd hij dan ook ingeschreven als 'Sweder Schele in Welfeld, Belga'. Hij verliet deze universiteit, nadat hij in een nachtelijk gevecht tussen studenten en hovelingen gewond was geraakt. In 1589 was Sweder begonnen met het schrijven van het op de Schelenburg bewaard gebleven manuscript van een huiskroniek, bekend als het 'Stamboeck der Schelen'. Deze band bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat — na een historische inleiding over het vroegste verleden van Westfalen — het eigenlijke stamboek, dat wil zeggen de door Sweder en gedeeltelijk reeds door zijn oom Gaspar verzamelde gegevens over het voorgeslacht der Schelen en Ripperda's. Het tweede deel is een chronologische huiskroniek, die begint in 1591 en doorloopt tot in 1623.
Later werd er nog een tweede band ontdekt met het derde deel, dat terecht was gekomen in het huisarchief Almelo. Het is een vervolg op de huiskroniek en wel "van Paeschen anno 1629 weder beginnende"; dus na een onderbreking van ruim vijfjaar, in welke periode Sweder met zijn gezin was verhuisd van het Twentse Weleveld naar het Munsterse Welbergen. Hoewel deze tweede band slechts betrekking heeft op een korte periode, bevat ze toch, evenals de eerste band, circa 900 bladzijden. Van medio 1593 tot eind 1595 maakte Sweder zijn grand tour, aanvankelijk in het gezelschap van Everwijn Wirich (de oudste zoon van graaf Arnold II van Bentheim) en van een zoon van de drost van Bentheim. De oude graaf bracht de jongelui weg tot Broich, een plaats aan de monding van de Ruhr. Via Heidelberg, Durlach en Bazel bereikt het drietal nog in 1593 Genève. Zoals Sweder vermeldt was het de bedoeling van zijn vader dat hij zich daar zou bekwamen in het Frans, de taal die destijds in de hogere kringen steeds meer in zwang kwam.
In 1594 keert de zoon van de drost terug naar huis en laat Sweder Everwijn achter in Genève, het centrum van het calvinisme, waartoe het lutherse Bentheim in 1588 was overgegaan. Zelf trekt Sweder via Sion over de Alpen naar Padua, de universiteit van de handelsrepubliek Venetië. Hij blijft daar tot 1 juni 1595. Na een kort bezoek aan Rome keert hij volgens een meer oostelijke route terug naar huis. Tijdens het langdurig verblijf van de eigenaar in Duitsland was de havezate Weleveld in verval geraakt. In 1596 gaat Sweder met zijn vader terug voor herstelwerkzaamheden en in mei 1597 vestigt Christoffer zich met zijn gezin weer op het Weleveld.
De terugkeer naar het Weleveld was mogelijk geworden door de veldtocht van prins Maurits in het oosten van het land, waarbij in 1597 Oldenzaal was veroverd. Sweder was aanwezig bij het beleg van die stad en ook bij de verovering van het over de grens gelegen Lingen. Sweder gaat nu op betrekkelijk jeugdige leeftijd een rol spelen als lid van de ridderschap van het weer in de Republiek opgenomen Twente. In 1598 maakt hij deel uit van een deputatie naar Den Haag en in de maand augustus van dat jaar wordt hij benoemd tot lid van de landdag van Overijssel. In 1599 en in 1600 wordt hij benoemd tot gedeputeerde van dat gewest naar de Staten-Generaal in Den Haag. Beide keren bedankt hij echter op aandrang van zijn reeds bejaarde ouders.
Medio 1601 neemt Sweder zijn intrek op het Weleveld en in het daarop volgende jaar huwt hij. Als gevolg van de veldtocht van Spinola, waarbij Oldenzaal in 1605 weer verloren gaat, moet het gezin korte tijd naar Zwolle uitwijken. In 1606 sterft Christoffer en in 1608 overlijdt ook zijn moeder, die in drie dagen van Osnabrück wordt overgebracht naar Borne, waar zij wordt bijgezet bij haar echtgenoot en waar Sweder ook een fraai epitaaf voor zijn ouders heeft laten plaatsen.
In 1612 wordt Sweder opnieuw afgevaardigd naar de Staten-Generaal en blijft dan zeven jaar lang onafgebroken lid van dat college. Als Maurits wordt getooid met de orde van de kouseband, fungeert hij zelfs als voorzitter. Na het overlijden van zijn echtgenote hertrouwt Sweder in 1615 en neemt hij deze tweede echtgenote mee naar Den Haag.
Aan de rol van deze lutheraan kwam in 1619 een einde door de twisten tussen de remonstranten en de contra-remonstranten. Als Sweder wordt benoemd tot lid van de bezending die Maurits vergezelt naar Utrecht, verontschuldigt hij zich wegens ongesteldheid en in 1619 verzoekt hij zelf om ontheffing van zijn deputaatschap naar de Staten-Generaal. Ook in Overijssel is zijn rol uitgespeeld als hij in 1621 niet kan voldoen aan de aangescherpte criteria voor het lidmaatschap van de Ridderschap, waaruit alle niet-calvinisten voortaan worden geweerd. In 1626 nam Sweder zijn intrek in het huis Welbergen in het bisdom Munster. Hij had deze havezate verworven na het kinderloos overlijden van zijn oudste zuster.
In 1602 was Sweder gehuwd met Reinera van Coeverden van het Huis Rhaen aan de Regge. Hij kreeg bij haar drie zoons en drie dochters. Na haar dood in 1613 is Sweder in 1615 hertrouwd met Anna Brawe uit het Eemsland, bij wie hij nog een dochter en twee zoons kreeg. Zijn jongste zoon was de bekende Rabo Herman (1620-1662), die nauw contact heeft gehad met Johan de Witt. De jongste zoon uit het eerste huwelijk, Gosen Heidenrijk, werd na zijn huwelijk in 1631 de bewoner van het Weleveld.
Auteur: A. de Bakker (uit Overijsselse biografieën)