Floris Willem baron Sloet tot Warmelo (1753-1832)


Floris Willem baron Sloet tot Warmelo werd op 8 oktober 1753 op het huis Kersbergen bij Zeist geboren en overleed op 30 januari 1838 op de havezate Warmelo bij Diepenheim. Hij was een zoon van Arent Sloet tot Warmelo en Florentina Wilhelmina Borre van Amerongen tot Kersbergen. Sloet huwde op 22 september 1783 Johanna Catharina Sloet van Plattenburg, geboren 19 september 1760 te Vollenhove en overleden op 21 mei 1832 op Warmelo. Het echtpaar kreeg tien kinderen.

Floris Willem Sloet tot Warmelo werd op 5 oktober 1770 ingeschreven als student aan het Atheneum Illustre te Deventer en toegelaten tot de ridderschap op 24 oktober 1777, na verlening van 'venia aetatis'. Van 1780 tot 1795 was hij gedeputeerde van Overijssel bij de Staten-Generaal. Daarnaast heeft hij in de periode 1792-1795 regelmatig waargenomen voor de drost van Haaksbergen en Diepenheim, zoals blijkt uit de gerechtelijke protocollen van het drostambt, waarin hij als verwalter-drost wordt vermeld. Met de Bataafse omwenteling eindigde voorlopig de carrière van Sloet. In de periode 1795-1802 leidde hij een bestaan als ambteloos burger te Vollenhove, de plaats waar zijn vrouw vandaan kwam. Bij de volkstellling van 1795 voor de stad Vollenhove komt hij voor als hoofd van het gezin met de vermelding 'niets bij handen'. Volgens het lidmatenregister van de hervormde kerk is hij op 27 augustus 1802 weer vertrokken.

De brieven van de voormalige stadhouder uit Oranienstein, waarin hij de leden van het oude bestuur ontsloeg van de eed van trouw, en de grondwet van 1801 hadden voor de vroegere leden van de ridderschap en aanhangers van de prins van Oranje inmiddels de mogelijkheid geopend om weer deel te nemen aan het bestuur. Sloet kon dus weer bestuurlijke activiteiten ontplooien in Overijssel. Helemaal van harte ging het niet want hij schreef aan het Staatsbewind dat hij de hem aangeboden post wel wilde aanvaarden, maar 'in geenszins kan billijken de wijze, op welke de Ridderschap van Overijssel is ontzet geworden aan haar Erfelijke rechten tot de Regering'. Welke was die post? Waarschijnlijk lid van de Nationale Rekenkamer in het departement. De installatie van dit college vond plaats op 2 februari 1803, met Sloet als een van de leden. Bij Staatsbesluit van 19 juli 1805 werd dit college opgeheven en vervangen door de Raad van Finantiën, waarvan Sloet geen deel uitmaakte.

Tot 1807 ontbreken aanwijzingen voor ambtelijke activiteiten van Sloet; in juni van dat jaar werd hij benoemd tot drost van het eerste kwartier (Twente), een nieuwe functie, ontstaan doordat een bestuurslaag tussen de gewestelijke en plaatselijke besturen was gecreëerd, naar analogie van het Franse bestuurssysteem. Aan het hoofd van het departement stond de landdrost, Dirck Bentinck van Diepenheim. Op 9 juli 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk om vervolgens op 1 januari 1811 ingepast te worden in het Franse bestuursstelsel. Het eerste kwartier werd het arrondissement Almelo en de kwartierdrost werd onderprefect. Het bestuur werd daarmee nog meer gecentraliseerd dan tijdens het Koninkrijk Holland het geval was geweest. In de loop van 1811 zocht men naar een opvolger. Op 10 november droeg Sloet de stukken over aan Reinout Ge-rard van Tuyll van Serooskerken. Van wie het initiatief tot het ontslag is uitgegaan, is niet duidelijk. De drost van het tweede kwartier (Salland), Adolf Werner van Pallandt tot Eerde, heeft zelf om beëindiging van zijn taak verzocht in 1811. Heeft iets dergelijks ook gespeeld bij Sloet of had het Franse bestuur weinig vertrouwen in bestuurleden van voor 1795 en aanhangers van het Huis van Oranje? Gateau, een agent van de Franse regering, schreef al tijdens het Koninkrijk Holland over families als Sloet en Bentinck: 'tous aristocrates fédéralistes, ennemis de la prospérités de la province de Hollande, et plus ou moins dévoués serviteurs du prince d'Orange'.

Toen de Fransen in november 1813 verdreven waren door de geallieerde legers, het onderprefectschap omgezet was in het commissariaat van het arrondissement en de onderprefecten door arrondissementscommissarissen waren vervangen, ontstond er een vacature. Van Tuyll had namelijk al voor het vertrek van de Fransen het arrondissement verlaten. Op 18 december 1813 werd Sloet tot commissaris van het arrondissement Almelo benoemd. Ook nu weer oefende hij als een typische vertegenwoordiger van de ridderschap zijn bestuur uit vanuit de havezate Warmelo en niet vanuit de hoofdplaats van zijn arrondissement. Hierover ontstonden problemen met de kapitein die de commissaris bij moest staan bij de organisatie van de landstorm in het arrondissement. De commissarissen-generaal, die het bestuur van het departement hadden overgenomen van de prefect, verzochten Sloet in februari 1814 om in de hoofdplaats van zijn ambtsgebied te gaan resideren. Sloet heeft hieraan geen gehoor gegeven en bleef, tot de opheffing van het commissariaat in februari 1815, op Warmelo zijn functie uitoefenen.

In maart 1814 werd hij benoemd tot lid van de commissie van Notabelen ter beoordeling van de Grondwet der Verenigde Nederlanden en in april tot lid van de Staten-Generaal. Zijn zoon Arend Lodewijk verving hem tijdens zijn afwezigheid in verband met deze taken. Bij Koninklijk Besluit van 28 augustus 1814 nr. 14 werd Sloet benoemd in de Ridderschap van Overijssel en in 1819 werd aan hem en zijn nakomelingen de titel van baron verleend. Op 28 september 1815 was hij lid van de Duitse Orde, balije van Utrecht, geworden en hij doorliep de opeenvolgende commandeurschappen om ten slotte op 21 juni 1834 landcommandeur van de balije te worden.

Auteur: A.F.M. Reichgelt

Uit: Overijsselse biografieën

Geboren:   08-10-1753 Zeist
Overleden:   30-01-1838 Diepenheim
Vader:   Arent Sloet tot Warmelo
Moeder:   Florentina Wilhelmina Borre van Amerongen tot Kersbergen
Echtgeno(o)t(e):   Johanna Catharina Sloet van Plattenburg
Publicaties:   Gedenkstukken der Algemene Geschiedenis van Nederland van 1795-1840, (H.T. Colenbrander, red.), 5, 's-Gravenhage 1909 (Rijksge-schiedkunde Publicatiën, deel 12) WJ. d'Ablaing van Giessenburg, Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, Balije van Utrecht, 's-Gravenhage 1871
Laatst bijgewerkt op:   17-04-2014