Henk Poorte


Niemand verwachtte dat voor de ernstig astmatische baby Henk (1950) een topsportcarrière in het verschiet zou liggen. Hij was de eerste baby die in het sanatorium Krönnenzommer lag, maar hij overleefde. Ondanks vele spuiten tegen astma knokte hij zich erdoor heen. Later ging de jonge Henk voetballen, maar hij hield het nauwelijks een half uur vol. Zijn oom handelde in bromfietsen en al sleutelend met zijn neefjes raakte Henk bezeten van snelle mechanische motoren. Deze bezetenheid zou later resulteren in twaalf keer Nederlands kampioen motorcross en enduro. Zijn hoogtepunt beleefde Henk in 1984 tijdens de zesdaagse van Assen waar hij wereldkampioen werd in alle klassen, tot nu toe de enige in Nederland. In 1985 kreeg hij de Hans de Beaufortbeker, de hoogste onderscheiding in de Nederlandse motorsportwereld (KNMV). Tevens werd Henk de eerste sportman van Overijssel.

Henk Poorte over die begintijd: “Mijn vader reed op een mobiletje, die nog steeds in de schuur staat. Op mijn tiende reed ik er al op rond. Als mijn vader het slot erop deed om me te ontmoedigen, wist ik het weer los te peuteren. Verder vond mijn vader het altijd mooi hoor. Mijn moeder was minder blij met mijn keus, maar ze zag me liever op de motor dan als nozem op de Dam. Op mijn vijftiende werd ik lid van de MCNH en reed ik met een zelfgebouwde brommer mijn eerste pijlenrit ook wel enduro genaamd. Ik betaalde twee gulden en reed ze meestal uit. Hier leerde ik trajecten op een bepaalde snelheid af te leggen. Jan Tijhuis zag wel wat in mij en van hem mocht ik een echte Rond Sachs crossmotor proberen. Dat was wel wat anders dan mijn eerste crossbrommer met een frame gemaakt van onder andere verwarmingsbuizen. Gerard Rond uit Bennekom was een framebouwer van cross- en enduromotoren waar een Sachs blok onder zat. Hij zette er goede rijders op en op mijn zeventiende - mede dankzij Jan Tijhuis - reed ik op een Rond Sachs waarop ik op mijn achttiende mijn eerste enduro reed. In 1969 werd ik voor het eerst Nederlands motorcrosskampioen klasse 50cc bij de junioren.”

In de motorsport is het erg belangrijk op welke motor je rijdt. Henk heeft op zeven verschillende types motoren gereden: Zündapp, Rond Sachs, Monark, Gebben Kreidler, SWM, Montesa en Honda. Op de laatste motor, een Honda 500cc tweetakt, wint Henk na een felle strijd met Kees van der Ven in 1984 op zijn 34e de zesdaagse in Assen en wordt hij overall wereldkampioen enduro, het zwaarste onderdeel in de motorsport. Zijn trophyteam wint tevens het landenklassement. De gouden Honda Venko ploeg van Henk bestond uit captain Gerrit Wolsink (de vliegende tandarts), Henk van Mierlo, Dinand Zijlstra, Martin Schalkwijk, Simon Schram en natuurlijk Henk Poorte. NOS Studio Sport volgde het evenement op de voet en Hans Kiviet gaf commentaar bij de tv-beelden. Henk: “Ik moest drie keer per dag rondes van 120 km rijden. Tijdens elke proef zijn er tijdcontroles die je moet klokken. Als je tijd over hebt, kun je sleutelen aan je motor want je moet behalve hard rijden je spullen heel houden. Het slotrennen was op het motorcircuit in Norg. Met zes rijders hadden we het minste aantal punten ofwel secondes. We reden tegen teams uit de hele wereld maar de sterkste endurolanden waren toen Oost-Duitsland, Zweden, Frankrijk en Italië. De overwinning was een droom die uitkwam en waar ik jaren naartoe gewerkt had. Ik werd na de finish bedolven door mensen met bloemen. We werden gehuldigd op ijsbaan De Smelt in Assen waar we een rondrit kregen in een arreslee. Later in Nijverdal ben ik met paard en wagen rondgereden en op het gemeentehuis ook nog gehuldigd.”

Helaas heeft Henk van zijn hobby niet zijn beroep kunnen maken. “Ik ben drie jaar semi-prof geweest. Ik werkte halve dagen bij Roelofs, waar ik nu nog werk, en reed toen voor Montesa. Daar ben ik mee gestopt, want het was geen vetpot. Uiteindelijk heb ik 18 jaar zelf gesleuteld en getraind. Ik heb wel altijd goede sponsoren gehad zoals de Shell, Venko, Eurol, Gert Rond, Derk de Vos, Wim Suiker, Montesa, Honda et cetera. Ik had het er echt voor over ook al was het intensief. In de weekenden reed ik zowel enduro als motorcross. Samen met Miny, mijn vrouw, reed ik heel Europa door met een grote bus of caravan. We waren soms twee maanden van huis. De laatste jaren van 1982 tot en met 1985 werd Ton Hegeman mijn monteur, wat me heel veel tijd en werk scheelde.”

Motorcross was en is zijn lust en zijn leven. Henk: “De techniek, de beheersing van de motor en vooral het genieten tijdens het rijden is leuk. Als je gedurende een zesdaagse in een trance komt, is dat een heerlijk gevoel. Tijdens een enduro moet je ook goed sleutelen, banden wisselen en kunnen rekenen. Verder spelen de omstandigheden als bergen, grindpaden, zand en ruw terrein een grote rol in de beleving. Het afzien hoort er ook bij natuurlijk. Het is een zeer blessuregevoelige sport, maar ben er vrij ongeschonden door gekomen. Ik heb volledig geleefd voor de sport. Het verschil tussen motorcross en enduro is dat je bij motorcross twintig minuten later over de finish komt, terwijl met enduro je de hele dag echt aan het motorrijden met zware terreinproeven bent. Dat vind ik het mooie aan enduro.” De mogelijkheden voor het crossen waren in Nijverdal en omgeving volop aanwezig. “Ik had de vrijheid om direct weg te rijden van huis. Ik kon crossen langs de Palthetoren op de Sprengenberg over de heidevelden en door de bossen. Ik heb duizenden rondjes door het Kattenbos gereden. Dat zou nu ondenkbaar zijn. In die tijd waren de bossen nog vrij om doorheen te crossen.”

De ogenschijnlijke rustige Henk zegt over zijn eigen crossstijl: “Je ziet hem wel maar je hoort hem niet. Ik was een technische en geraffineerde rijder. Ik was secuur, geconcentreerd en kon goed langs de randjes rijden. Ik heb voor mijn leven moeten vechten toen ik astma had, waardoor ik een enorme overlevingsdrang en vechtlust heb. Ik wist gewoon niet van ophouden. Oh ja, en ik had een goede kopstart als eerste de bocht in en dat scheelt heel veel.” Er is nogal een verschil tussen de motorcross van de jaren tachtig en nu. “Alles is professioneler. Ze komen nu met grote campers en monteurs. Voor de rijders is het wat makkelijker omdat er meer geld beschikbaar is. De motoren worden nu ook kant-en-klaar gebouwd terwijl wij een gedeelte van de motor zelf bouwden.”

Henk kijkt met veel plezier terug op zijn sportcarrière. “Ik heb twintig jaar (1965-1985) topsport bedreven zonder dat het wat gekost of opgeleverd heeft. Ik heb zowel grasbaanraces, Trial motorcross en enduro gedaan. Miny leerde ik al op mijn achttiende kennen. Zij was en is mijn grootste steun en toeverlaat. Zij reed overal met me naartoe en heeft me 100% gesteund. De sport heeft me veel gebracht zoals de eer, het overwinnen van astma, zelfvertrouwen, en ik heb veel mensen leren kennen. Ik kwam laatst de Zweedse endurorijder Thomas Gustafson nog tegen. Eigenlijk is de motorsport een grote vriendenkring die elkaar graag helpt. Ik ben nu 60 jaar en heb er een tijd niet bij stil gestaan. Ik ben in 1985 echt op het hoogtepunt gestopt. Ik ben altijd nuchter gebleven, want er komt altijd weer een dag dat je met een broodtrommeltje onder de snelbinder naar je werk fietst. Ik sport nog steeds door te fietsen en mountainbiken bij CC’75. Ik werk ook nog bij het interieurbedrijf Roelofs als chef magazijn. Ik geniet ontzettend veel van mijn kinderen en kleinkinderen. Als ik mijn leven over zou mogen doen, dan werd ik opnieuw motorcrosser.”

Auteur: Merith Lebbink

Eerder gepubliceerd in: Nijverdal: verleden, heden, toekomst. Uutgeverieje 'n Boaken, 2011
Geboren:   30-09-1950 Nijverdal
Laatst bijgewerkt op:   10-04-2014