Johan ter Borch (1588-1657)


Johan ter Borch werd op 11 augustus 1588 te Zwolle gedoopt als jongste zoon van de konvooi- en licentmeester Herman ter Borch en Catharina van Colen. Hij trad op 30 juli 1620 in het huwelijk met Aleida Vos, die al kort daarna stierf. Lang bleef hij geen weduwnaar. Reeds op 18 augustus 1622 werd hij in de echt verbonden met Maria Nieuwlant (overleden in 1655). In de periode 1624-1631 kregen zij zes kinderen. Johan werd op 11 december 1657 ten grave gedragen in de Zwolse Grote Kerk.

Johan ter Borch kwam ter wereld in een gezin dat tot de aanzienlijke families van Zwolle behoorde. Naast de zorg om de materiële zaken van het leven, werd er in het huisgezin van de licentmeester veel plaats ingeruimd voor de muzen. Er werd getekend, geschilderd, gemusiceerd en men beoefende de dichtkunst. Later zou in het poëzie-album van Johans nichtje Gesina ter Borch worden verwoord wat in de familie zo vast was verankerd, namelijk de liefde voor de kunst: Goudt en eedelstien: en can soo veer niet lichten Als weetenschappen eel: poweten doen int dichten, Penseel doet wonder mee: in alle mens gesicht, En ander consten veel: die syn oock al int licht, Hyr overblaast die faem: in alle cooninck rycken Dat geit noch geene schat: by const is te gelycken. In deze sfeer groeide Johan op.

Zijn oudere broer Gerard (circa 1582-1661), vader van de beroemde schilder Gerard ter Borch Jr. (1617-1681), was een verdienstelijke tekenaar en schilder. Johan betrad een ander, niet minder kunstzinnig pad. Hij bekwaamde zich als goud- en zilversmid. Waar hij zijn leertijd doorbracht, is niet met zekerheid te zeggen. Wel had hij familiebanden met enige metaalkunstenaars, in het bijzonder in de aangetrouwde familie van zijn broer Gerard, die driemaal in het huwelijk trad. De zwager van diens eerste vrouw (huwelijk in 1613) was de Kamper muntmeester en medaillcur Johan Wyntgens. De broer van zijn tweede echtgenote (huwelijk in 1621), Robert van Voerst, beoefende de graveurkunst te Deventer, later te Londen. De vader van Gerards derde vrouw (huwelijk in 1628) was de Deventer zilversmid Harmen Maetyssen. Bovendien huwde Johans zuster Maria in 1610 de Zwolse zilversmid Joost Janssen Meerkerken (overleden 1649).

Het gezin woonde in de Zwolse Pasmanstraat alwaar Johan ook zijn beroep uitoefende. De belangrijkste groep afnemers van de zilversmeden - tot aan het midden van de zeventiende eeuw werden zij te Zwolle goudsmid genoemd - waren zonder twijfel de particulieren. Het is echter juist deze groep kopers die op papier nauwelijks sporen heeft achtergelaten. Toch mag worden aangenomen dat Johan ter Borch een bloeiende zaak heeft gehad. Dit blijkt in elk geval uit de vele leveranties die hij deed aan het stadsbestuur. Op grond van een in 1535 gemaakte bepaling werd voor iedere burgemeester die 'afflivich wordt ende in godt verstervet dewyle hy in stoell des raits ys', te zijner herinnering een zilveren beker gemaakt, waarvan de grootte mede afhankelijk was van het deel van zijn salaris dat hij op het moment van zijn sterven nog van de stad te goed had. Ten gevolge van deze bepaling bezat Zwolle een aanzienlijke schat aan bekers.

In de periode 1620-1655 werden er vierendertig bekers aan deze reeks toegevoegd. Hiervan werden er zeventien vervaardigd door Johan ter Borch, vijf door Joan Vriesen (werkzaam circa 1617-1659), drie door Joost Jansen Meerkerken (werkzaam 1610-1649), drie door Claes Hansen (werkzaam circa 1643-1675) en de resterende zes door zes andere Zwolse zilversmeden. Alle door Ter Borch geleverde bekers zijn in 1672 in de smeltkroes verdwenen. Naast de leverantie van stadsbekers en bokalen kreeg Ter Borch herhaaldelijk opdrachten voor reparaties aan het stedelijke zilver. In 1631 bij voorbeeld ontving hij daarvoor tien gulden en vijftien stuiver. Ook verrichtte hij opdrachten die aan het goud- en zilversmidsambacht verwant waren. Zo werd hem het snijden van het stadswapen opgedragen op de twaalf nieuwe grote tinnen maatkannen, diejuist (1630) waren gegoten door de Zwolse tinnegieter Berent van Goor.

Meester Johan was eveneens actief als ijzer- en stempel-snijder. In 1648 ontving hij 55 gulden en 9 stuiver voor 'hett maecken van een groten stempel wegen het dubbelt stael' en in 1653 vervaardigde hij stempels voor de lakenbereiders. Toen door het overlijden, in 1652, van de zilversmid Gerryt Verssevelt de functie van de ijzersnijder van de stadsmunt vrij kwam, verzocht Ter Borch dan ook met succes 'gebeneficieert te moegen worden' met het essayeur- en ijzersnijderschap van deze instelling. Eenjaar later vroeg hij het Zwolse stadsbestuur zijn verzoek aan de provincie te willen ondersteunen om als 'overceurmeister van silver ende goltsmeden in de provincie van Overyssel gestelt ende geadmitteert te meugen worden'. De Zwolse schepenen stemden toe in zijn verzoek 'ten fine die selvighe het effect van zyn versouck mcuge genieten'. Van Ter Borchs werk is, voorzover thans bekend, niets bewaard gebleven op de in 1643 gemaakte zilveren 'boenen ofte balotten' na, die op Pauli conversie (25 januari) gebruikt werden bij de keuze van de nieuwe stadsregering (thans in het Provinciaal Overijssels Museum).

Naast zijn beroep oefende Johan ter Borch sedert 1631 de functie uit van wachtmeester bij de stedelijke burgerwacht, waarvoor hij jaarlijks een salaris van honderd gulden incasseerde. Omstreeks 1645 kreeg hij de majoorsrang, wat een salarisverhoging betekende van dertig gulden. Zes jaar later verzocht hij het majoorschap te mogen overdragen aan zijn zoon Beuckelt, doctor in de rechten. Deze liet evenwel in 1659 weten dat 'zyne affaires' het niet toelieten deze betrekking uit te oefenen. De opeenstapeling van ambten - meester Johan was ook nog kerkmeester van de Vrouwekerk - en het weer vergeven ervan aan familieleden doet het vermoeden van enig nepotisme ontstaan. Johan ter Borch is niet alleen een belangrijke Zwolse zilversmid geweest. Ook in het stedelijke leven van het zeventiende-eeuwse Zwolle speelde hij een rol. Bovendien was hij niet onbemiddeld, getuige het feit dat hij eigenaar was van het goed te Oldeneel, genoemd 'Schrijverserve', later het bezit van de bekende Zwolse familie Helmich. Hij verkocht het in 1651.

B. Dubbe Uit: Overijsselse Biografieën
Geboren:   11-08-1588 Zwolle
Overleden:   09-12-1657 Zwolle
Vader:   Herman ter Borch ( konvooi- en licentmeester)
Moeder:   Catharina van Colen
Echtgeno(o)t(e):   Aleida Vos (overleden voor 1622)
Tweede echtgeno(o)t(e):   Maria Nieuwlant (overl. 1655)
Publicaties:   -M.E. Houck, Mededeelingen betreffende Gerhard Ter Borch, Robert van Voerst e.a. Zwolle, 1899 -Alison MacNeil Kettering, Drawingsfrom the Ter Borch studio estate in het Rijksmuseum. 's-Gravenhage, 1988 -B. Dubbe, Monumenten in zilver: geschiedenis van het Zwolse stadszilver.1976
Laatst bijgewerkt op:   27-02-2014