André Hottenhuis (1936-2008)


André Hottenhuis, geboren in 1936 in Saasveld, werd van jongs af aan geboeid door het dialect van zijn woonplaats en omgeving. Als jongen schreef hij dialectwoorden in een schrift. Hij maakte bijvoorbeeld een tekening van een zeis (zicht) en zette daar de Twentse benamingen voor de onderdelen bij. Al op het Brabants seminarie – hij dacht dat hij de roeping had om priester te worden – schreef hij stukjes in dialect. Hier ontwaakte ook de wetenschappelijke interesse voor de streektaal. De leerlingen kwamen overal vandaan en spraken allerlei dialecten. De verschillen in taal intrigeerden André Hottenhuis. Hij zette zijn priesteropleiding niet voort. Een leven zonder vrouwen kon hij zich niet voorstellen. Na het gymnasium volgde hij de Pedagogische Acaademie en de opleidingen MO-a en MO-b Nederlands. Hij stond voor de klas van lagere scholen in Deurningen en Hengelo en werd vervolgens leraar aan de HTS in Hengelo, waar hij ook twintig jaar adjunct-directeur was. In 1995 volgde de VUT. De vrijgekomen tijd benutte hij voor een studie Nederlands aan de Universiteit van Groningen. Hij haalde zijn doctoraalexamen met een studie naar de veranderingen in het dialect van Saasveld, waartoe hij twintig-jarigen en zeventig-plussers interviewde. Van promotieonderzoek zag hij af, dat kostte te veel tijd. ‘Ik ken teveel mensen die jaren aan een onderzoek hebben besteed opdat de wereld in aanbidding voor hen zou knielen, en er vervolgens achter kwamen dat men er niet op zat te wachten. Het blijft natuurlijk werk voor specialisten’. Hottenhuis had trouwens bezigheden genoeg om zijn tijd anders in te vullen.

Geboeid door dialect
Al als jongeling woonde Hottenhuis in de jaren vijftig openbare bijeenkomsten bij van de Twentse Schrieverskring, waar onder meer Vloedbeld, Gigengack, Buursink, Plegt, Rakers, Jans en Entjes het woord voerden over de Twentse taal. Het breidde zijn kennis van het dialect uit, vooral door gesprekken te voeren met Twentenaren in verschillende plaatsen en hun taaleigen bijzonderheden te noteren. De opgedane kennis kon hij vanaf 1986 kwijt in zijn wekelijkse rubriek ‘Wat nog niet in Dijkhuis staat’ in de Twentsche Courant. Hij ging cursussen geven en werd graag gevraagd voor lezingen, omdat deze zowel inhoudelijk sterk waren, als doorspekt met humor. Hottenhuis kon spelen met taal, kende veel voorbeelden van Twentismen en andere Twentse taaleigenaardigheden en kende voor elke situatie wel een passende Twentse uitdrukking. Hij geloofde absoluut dat het dialect altijd zou blijven. Er zijn weliswaar periodes geweest, bijvoorbeeld in de jaren zeventig, dat het ‘not done’ was buiten de eigen kring dialect te spreken, maar na deze periode zag hij een hernieuwde belangstelling voor de streektaal ontstaan. Hottenhuis kon genieten van de klankrijkdom van het Twents, maar ook van het kiezen van weinig woorden. ‘Het is een taal waarin je door het weglaten van woorden veel kunt zeggen’. Als geen ander kende hij daar vele voorbeelden van.

Publicist
Naast publiceren over het Twentse dialect, schreef Hottenhuis ook verhalen in dialect, die in 1993 gebundeld werden in ‘Het spook van ’n Loodiek en andere verhalen’ en in 2002 in 'Diogenes, en andere Twentse verhalen'. Zijn rubriek in de Twentsche Courant (Tubantia) was de basis voor ‘Wat (nog) niet in Dijkhuis staat’ (2001). Van ‘Meester’ Dijkhuis was in 1979 ‘Twents in woord en gebruik, een Twentse woordenschat’, een soort encyclopedie van het Twents verschenen. De uitgave van een tweede deel van ‘Wat (nog) niet in Dijkhuis staat, dat genomineerd werd voor het predicaat ‘Overijssels boek van het Jaar’, mocht hij net niet meer meemaken.

Twentse Taalprijs
In 2001 ontving André Hottenhuis de toen voor de eerste keer uitgereikte Twentse Taalprijs voor het zich al tientallen jaren inzetten voor het behoud en de bevordering van de Twentse streektaal. Hij heeft dit gedaan met zijn lezingen en voordrachten, maar ook binnen allerlei stichtingen en verenigingen. Zo was hij actief (bestuurs)lid van onder meer de Spellingscommissie van TwentseWelle, Kreenk vuur de Twentse Sproak en Vereniging Heemkunde Weerselo.

‘Gewoon bijzonder’
Bij zijn dood in 2008 schreef Harry Morshuis een In Memoriam in Jaarboek Twente, waarin hij André Hottenhuis onder meer met de volgende woorden schetste: André Hottenhuis uit Saasveld was een heel gewone bijzondere man, waarbij iedereen zich op zijn gemak voelde. Als hij weer eens ergens een verhaal had verteld, en hoe vaak heeft hij dat niet gedaan, misschien wel een paar honderd keer of nog vaker, dan was het daarna vaak zo, dat mensen die op die bijeenkomst waren geweest, het gevoel hadden dat ze André kenden. En het meest opvallende was dan misschien wel, dat André die mensen het idee gaf dat hij hen kende. Er was altijd wel een oom of een buurman of een boer in die omgeving die André kende. Over zo iemand kende hij dan weer een verhaal, waar hij het andere verhaal aan vastknoopte. En hoe plezierig was het niet gewoon naar hem te luisteren: geregeld een verhaaltje er bij, zodat de mensen bleven luisteren. Zo deden ze veel kennis op, zonder dat ze dat eigenlijk zelf in de gaten hadden. Hij was een onderwijzer van het soort dat er niet genoeg van kan krijgen aan anderen te vertellen wat zij weten. Niet om te laten zien wat zij zelf weten. Absoluut niet. Het gaat hun er juist om andere mensen te laten delen in wat zij zelf hebben kunnen en mogen leren. Dat zijn de echte onderwijzers. André had ook altijd het gevoel dat andere mensen ook veel wisten, maar dan moest je hen daarvan wel overtuigen. En samen wist je dan weer heel wat meer. Dat noem ik nou 'gewoon bijzonder". André was daarnaast ook nog een heel plezierige man. Als je bij hem op bezoek kwam, in Zenderen, bij hem en bij Han, zijn vrouw, dan was je welkom op de plezierigste manier die er is: gewoon, zonder poespas’. André Hottenhuis overleed onverwacht in 2008 op 71-jarige leeftijd.

Tekst: Redactie van deze website
Geboren:   05-09-1936 Saasveld
Overleden:   13-03-2008 Zenderen
Publicaties:   Bronnen: Harry Morshuis. André Hottenhuis In Memoriam. In: Jaarboek Twente 2009, p. 103-106 Gerard Vaanholt. André Hottenhuis, eerste winnaar Twentse Taal-prijs In: Twentsche Courant Tubantia 14 maart 2001 Werk: Het spook van 'n Loodiek en andere verhalen. Oldenzaal , Twents-Gelderse Uitgeverij De Bruyn, 1993. 67 p. Wat (nog) niet in Dijkhuis staat. Hengelo, Smit van 1876, 2001. 445 p. Diogenes, en andere Twentse verhalen. Enschede, Van Deinse Instituut, 2002. 106 p. Wat (nog) niet in Dijkhuis staat, deel 2. Enschede, TwentseWelle, 2008. 440 p.
Laatst bijgewerkt op:   06-03-2014