Willem Jan baron van Dedem (1776-1851)


Willem Jan baron van Dedem werd geboren in Zwolle op 18 maart 1776 in een gezin met zeven kinderen. Zijn vader, Coenraad Willem van Dedem, bekleedde diverse hoge bestuurlijke functies in Overijssel en zijn moeder, Susanna Leonarda de Vos van Steenwijk behoorde ook tot een aanzienlijk familie. Na hun overlijden werd een grote nalatenschap verdeeld onder de zeven kinderen. Willem Jan studeerde rechten. Hij was aanvankelijk advocaat te Zwolle en zat in de raad van het Departementaal Gerechtshof van Overijssel. In 1813 werd hij benoemd tot directeur directe belastingen in Overijssel.

In 1802 was hij getrouwd met Judith van Marle. Het echtpaar kreeg drie dochters en een zoon. Zijn schoonvader Mr. G.W. van Marle, die vele politieke functies bekleedde, onder meer die van burgemeester van Zwolle, had al in 1791 plannen ontwikkeld voor het graven van een kanaal om de veengronden in Noord-Overijssel te ontsluiten, om zo de turfwinning mogelijk te maken. Deze veengronden waren door hem en andere grondbezitters opgekocht van arme boeren die de grondbelasting niet konden betalen. Aan de uitvoering van de plannen kwam hij niet toe.

Willem Jan voerde de plannen wel uit. Hij wilde zijn bezittingen aan veengrond te gelde maken met de verkoop van turf, waarvoor dus een kanaal nodig was. Na de turfwinning zou er landbouwgrond ontstaan, die ook weer rendabel te maken was. Voor hij aan de slag kon moest hij nog een conflict met de stad Zwolle beslechten, die geen belang hadden bij de plannen van van Dedem. Bij een bezoek in 1809 aan het gebied koos koning Lodewijk Napoleon partij voor van Dedem.

De aanleg van het kanaal trok veel arbeiders, middenstanders etc. aan. In 1811 had men de hoogveengebieden bereikt (Katingerveld) en kwam de afvoer van turf in volle gang. Als retourvracht werden bouwmaterialen aangevoerd voor de bouw van bruggen en huizen. Afgegraven veen werd meteen in cultuur gebracht. Kalkovens werden gesticht om met turf als brandstof schelpen te branden. De kalk was nodig voor de bouw van huizen. Intussen werd er verder gegraven aan het kanaal en de vele zijkanalen en wijken. Op weg naar de Arriërvenen was bij de Ommerschans een hoogte doorgraven waarover van oudsher een pad lipe als doorgang door de venen naar het noorden. In 1819 werd een groot terrein in die omgeving in bruikleen gegeven aan de Maatschappij van Weldadigheid, die er een kolonie stichtte. De bewoners moesten meewerken aan de ontginning van de omliggende woestenijen en langs het kanaal ontstond een nieuw dorp: Balkbrug. Iets verderop werd op het afgegraven veen het dorp Dedemsvaart gesticht.

In 1821 liet van Dedem het huis Rollecate in Vollenhove afbreken en in Den Hulst aan het kanaal herbouwen, om er met zijn gezin te gaan wonen. Vanuit de uitgebouwde kamer kon hij "zijn" kanaal goed overzien.

In 1826 waren de hem tot beschikking staande middelen op en moest hij het kanaalproject overdoen aan het Rijk. Hij wist wel te bedingen dat hij weer eigenaar werd wanneer hij de financiën weer op orde had. Het kanaal werd doorgetrokken tot Ane bij Gramsbergen. In 1828 lukte het Van Dedem zijn levenswerk weer voor dezelfde som terug te kopen. Maar de grote financiële investeringen die nodig waren wogen niet op tegen de opbrengsten van de verkoop of verhuur van veenpercelen. Er ontstonden opnieuw financiële problemen. In 1845 nam de provincie Overijssel het kanaal met de bruggen en sluizen over. Van Dedem overleed op 21 november 1851. Op 21 juli 1859 werd in Dedemsvaart een monument onthuld, dat werd opgericht te zijner nagedachtenis.



Geboren:   18-03-1776 Zwolle
Overleden:   21-11-1851 Nieuwleusen
Vader:   Coenraad Willem van Dedem, bestuurder
Moeder:   Susanna Leonarda de Vos van Steenwijk
Echtgeno(o)t(e):   Judith van Marle
Laatst bijgewerkt op:   28-07-2014